19.09.2014 Views

Boude bewoordingen

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

zijn verwantschap onderstreept met auteurs die tot de structuralistische beweging<br />

worden gerekend zoals Ariès (1960) en Kuhn (1962). Door anderen<br />

wordt zijn werk vooral met dat van Michel Foucault vergeleken (Parabirsing<br />

1974, Struyker Boudier 1975, Delfgaauw 1981, Bril 1986, Van<br />

Hoorn 1997). En deze vergelijking ligt ook voor de hand. Zowel Van den<br />

Berg als Foucault benadrukken het optreden van abrupte epistemologische<br />

breuken in de geschiedenis van het weten. Voor beide auteurs geldt dat<br />

hun historisch onderzoek in belangrijke mate wordt ingegeven door onbehagen<br />

in de actualiteit en in feite in dienst staat van actualiteitsdiagnostiek.<br />

Van den Berg zelf is echter opvallend terughoudend waar het zijn verhouding<br />

tot Foucault betreft. ‘Hoewel er een zekere overeenstemming is,’<br />

zegt hij, ‘is me zijn manier van schrijven toch te wild’ (Zwart 1999, p. 15).<br />

Deze opmerking wekt verbazing, temeer omdat een zekere mate van ongedisciplineerdheid<br />

en impulsiviteit juist een stijlkenmerk is van Van den<br />

Bergs eigen werk. Veel van zijn teksten zijn ‘wilder’ dan die van Foucault.<br />

Het is wel duidelijk dat de verklaring voor Van den Bergs terughoudendheid<br />

gezocht moet worden in Foucaults politieke engagement. Foucault<br />

behoorde tot het type intellectuelen dat door Van den Berg (1989) als<br />

’hooligans’ wordt aangeduid, intellectuelen die rebels, anti-autoritair en<br />

ordeverstorend gedrag vertonen, gedogen of zelfs aanmoedigen. Foucault<br />

heeft op zijn beurt regelmatig uiting gegeven aan antipathie jegens de fenomenologische<br />

beweging die het Franse intellectuele leven tot in de jaren<br />

zestig domineerde. In een bekend interview met Madeleine Chapsal beschrijft<br />

hij bijvoorbeeld (1994, 1, p. 513-518) hoe filosofen van zijn generatie,<br />

waartoe hij ook Lacan en Lévi-Strauss rekent, zich van de fenomenologie<br />

verwijderden. Hoezeer de Franse fenomenologen ook het lichaam,<br />

de wereld, de dood en de seksualiteit in hun analyses betrokken, het cogito<br />

bleef het uitgangspunt, aldus Foucault. Structuralisten beschouwen het<br />

subject daarentegen als een effect, een afgeleid fenomeen, benadrukt hij.<br />

Zij gaan uit van het primaat van het systeem, de anonieme structuur, de<br />

taal. Het discours, het systeem, het il y a neemt bij hen de plaats in van het<br />

je. Kort voor zijn dood voltooide Foucault (1985) echter een artikel over<br />

zijn leermeester Georges Canguilhem waarin hij een meer genuanceerde<br />

beoordeling van de fenomenologie naar voren brengt. Hij stelt dat er twee<br />

lezingen mogelijk zijn van de Méditations Cartésiennes die Husserl in 1929 in<br />

Parijs presenteerde. De eerste lezing vormde de inspiratiebron voor de fenomenologische<br />

subjectfilosofie van Sartre en diens volgelingen. De tweede<br />

lezing daarentegen stimuleerde filosofische en historische interesse in<br />

concrete wetenschapsgeschiedenis, een onderzoekstraditie waarmee namen<br />

als Cavaillès, Bachelard, Koyré en Canguilhem verbonden zijn. Foucault<br />

laat er geen misverstand over bestaan dat zijn sympathie bij laatstgenoemden<br />

ligt. Ook het werk van Van den Berg moet echter in deze traditie<br />

292

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!