Traject naar werk voor analfabete anderstaligen - Partners - VDAB
Traject naar werk voor analfabete anderstaligen - Partners - VDAB
Traject naar werk voor analfabete anderstaligen - Partners - VDAB
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Cyclisch <strong>werk</strong>en<br />
De cyclische opbouw van de lesactiviteiten is een heel belangrijk uitgangspunt <strong>voor</strong> de taaldocent die met<br />
laaggeletterden <strong>werk</strong>t. De cursisten hebben heel veel herhaling nodig: binnen één les, tussen verschillende lessen<br />
en tussen verschillende opleidingsonderdelen. De doelen moeten veelvuldig herhaald worden en in verschillende<br />
contexten <strong>voor</strong>komen. Binnen deze cyclische aanpak kunnen er dan een aantal typische bewegingen van gemakkelijk<br />
<strong>naar</strong> moeilijker aangewezen worden. Zo <strong>werk</strong>en de cursisten eerst aan taalreceptie (begrijpen) en pas daarna aan<br />
taalproductie (spreken):<br />
Eerst verwoordt de taaldocent de bereidingswijze. De cursisten moeten goed luisteren en een fout zoeken<br />
(receptief). Daarna bouwen de cursisten zélf de bereidingswijze op. Ze verwoorden om de beurt één handeling<br />
(productief).<br />
Tijdens het item ingrediënten hangen de prenten van alle bestanddelen van brood aan het bord. De cursisten<br />
oefenen eerst receptief. De taaldocent vraagt een cursist aan het bord en geeft opdrachten als:<br />
wijs <strong>naar</strong> de boter, hang het water onder de suiker. Ze stelt ook gesloten vragen: hangt de gist op de juiste<br />
plaats? Is dit boter? Pas daarna oefenen de cursisten productief. De taaldocent stelt vragen als: wat staat er op<br />
deze prent? Welke prent hangt boven het water?<br />
Een tweede beweging hangt samen met de klasorganisatie. De taaldocent <strong>werk</strong>t eerst centraal (klassikale oefeningen),<br />
eventueel over groeps<strong>werk</strong> <strong>naar</strong> individueel (de cursisten <strong>werk</strong>en alleen):<br />
De cursisten <strong>werk</strong>en eerst in groepjes van drie. Elk groepje krijgt kleine prentjes van allerlei ingrediënten: bloem,<br />
druiven, gist, room, vis, … Ze leggen op een groot groen blad wat volgens hen wél in brood zit en op een rood<br />
blad wat volgens hen niet in brood zit. Later doen de cursisten deze oefening nog eens individueel over.<br />
Deze keer omcirkelen ze op een <strong>werk</strong>blaadje wat wel/ niet in brood zit.<br />
Alle woordbeelden van de bestanddelen van brood en de overeenkomstige hoeveelheden liggen kriskras op<br />
tafel. Eerst combineert de hele groep woordbeeld en hoeveelheid. Daarna doen de cursisten dezelfde oefening<br />
individueel op een <strong>werk</strong>blaadje. Ze trekken pijlen om de woordbeelden met de juiste hoeveelheden te matchen.<br />
Ze mogen kijken op hun receptenblad. De lesgever gaat rond om te ondersteunen.<br />
Belang van een goede les<strong>voor</strong>bereiding<br />
Eén en ander brengt met zich mee dat er veel tijd kruipt in de <strong>voor</strong>bereiding van lessen aan laaggeletterde cursisten.<br />
Lessen moeten zorgvuldig opgebouwd worden, stapje <strong>voor</strong> stapje, van gemakkelijk <strong>naar</strong> moeilijk. Er moet een<br />
goed evenwicht gezocht worden tussen centrale delen en individueel <strong>werk</strong>en, tussen luisteren en spreken. Er moet<br />
nagedacht worden over eenvoudige instructietaal: hoe breng ik die boodschap over? Prenten moeten gezocht en<br />
gekopieerd worden.<br />
49