Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIAXiaal 435 16<br />
mengen van veenmos met andere veentypen. Mogelijk werd getracht de vruchtbaarheid<br />
van voedselarme mosveenbodems te verbeteren door het te vermengen met voedselrijkere<br />
veensoorten (zeggen en grassen?). Dit kan mogelijk worden uitgewezen met het<br />
macrobotanische onderzoek. Van der Ven geeft informatie over deze en andere<br />
mogelijkheden om de vruchtbaarheid van veenbodems te verbeteren. 19<br />
Een ander niveau dat met grondbewerking wordt geassocieerd betreft de cultuurlaag in<br />
de Midden- en Late IJzertijd. In de top van dit amorfe niveau zijn op veel plaatsen<br />
spitsporen waargenomen. Deze zijn echter alleen herkenbaar als de verspitting heeft<br />
plaatsgevonden na de eerste kleiafzettingen, doordat klei is gemengd in de zeer homogene<br />
textuur van het amorfe veen (07.0148). Monster 07.0147 is bedoeld om vast te stellen of<br />
het niveau ook al voor de overstromingen is bewerkt en/of ontstaan is door<br />
grondbewerking. Op basis van de macrobotanische samenstelling van het monster kunnen<br />
ook eventuele verbanden met de sporen van grondbewerking in vondstzone 09 worden<br />
uitgewezen. Voor een overzicht van de monsters uit de grondbewerkingssporen wordt<br />
verwezen naar tabel 7.<br />
Tabel 7<br />
Vlaardingen-Vergulde Hand-West, overzicht van macromonsters uit de<br />
grondbewerkingssporen.<br />
vondstnr. fenomeen fenomeendefinitie opmerkingen<br />
07.0147 Grondbewerking 01 cultuurlaag spitspoor in top amorf veen<br />
07.0148 Grondbewerking 01 cultuurlaag amorf veen<br />
09.1553 Grondbewerking 02 menglaag over kuilen en spitsporen met veenmos<br />
09.1584 Grondbewerking 02 kuil onder menglaag<br />
5.3.2 Vraagstellingen Midden- en Late IJzertijd<br />
Het macrobotanische onderzoek naar de Midden- en Late IJzertijd kent centrale<br />
vraagstellingen die van toepassing zijn op alle monsters. De wijze waarop de centrale<br />
vraagstellingen kunnen worden geoperationaliseerd binnen de verschillende<br />
vondstcontexten staat beschreven in paragraaf 5.3.1.<br />
De centrale vraagstellingen zijn:<br />
1. Welke aanwijzingen bieden de monsters over de voedseleconomie en bedrijfsvoering<br />
in de nederzettingen van de Midden- en Late IJzertijd?<br />
2. Welke aanwijzingen zijn af te leiden over de gradiënten in het landschap en de wijze<br />
waarop de bewoners gebruik maakten van deze verschillende zones?<br />
Hieronder worden de centrale vraagstellingen toegespitst op de context waaruit de<br />
monsters zijn geborgen.<br />
De woonstalhuizen<br />
1. Welke informatie bevatten de monsters over activiteiten die plaatsvonden in de<br />
woonstalhuizen?<br />
2. Wat kan worden gezegd over de voedseleconomie en het consumptiepatroon?<br />
3. Wat kan van de monsters uit de vloeren worden afgeleid over de materialen die in de<br />
vloer(niveaus) zijn verwerkt?<br />
4. Zijn er opmerkelijke verschillen tussen de woonstalhuizen en waar kunnen deze op<br />
worden teruggevoerd?<br />
19 Zie Van de Ven 1996.