3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 51De praktijk roept vragen op; waarde in de contextIk weet niet hoe u, de lezer dit beoordeelt, welke ervaringen u hebt.Mij lijkt dat de praktijk vragen oproept…. en niet de eenvoudigste vragen.Vragen over goed politiewerk. Over wie we willen zijn als politie; overgoed organiseren, goed leidinggeven, de werking van onze systemen enover de kwaliteit van het politievakmanschap. Anders gezegd: over identiteit,organisatie en professie. De praktijkontwikkeling “bui<strong>ten</strong>” steltpregnante vragen over de ontwikkeling “binnen”, over de organisatieontwikkeling.Voor wie het wil zien, zijn het onontkoombare vragen,vragen die met goed fatsoen niet-niet beantwoord kunnen worden.Wat mij ook opvalt, is dat de vraag naar het ontwikkelen van gedeeldeopvattingen over goed politiewerk zich weliswaar overal op min of meergelijke wijze voordoen maar dat die vraag daarmee nog niet op nationaleschaal aan de orde is. Niet per se tussen de eenheden zijn er leerzameof schurende verschillen, maar ook of juist binnen de eenheden, binnenteams, tussen mensen, misschien zelfs ín mensen. Dat verandertdenk ik niet door de komst van een nationale politie. Het ontwikkelenvan goed politiewerk, van waardevolle praktijken is dan ook, zo lijkt mij,eerder een zaak van lokale, horizontale leerprocessen dan van verticalesturing. Deze gedachte wordt ook gevoed vanuit het inzicht dat wat vanwaarde is, niet op afstand, los van de concrete context bepaald kan worden(Van Din<strong>ten</strong>, 2011). Net zo min als de high impact, kan de highvalue ervaren worden door hen die er niet zijn. Een waardevolle praktijkis een praktijk die in een concrete situatie, door betrokkenen als waardevolwordt herkend. De vraag is niet: wat is in algemene zin, universeelgoed politiewerk, maar wat is hier en nu goed politiewerk (gebleken)?(Nap, 2012).Wat waardevol is, is geen abstract inzicht, maar een concrete ervaring.
52 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Wie stelt de vraag; leiderschap als ambacht; de gein van het gemodderDe vraag die aan de orde is, kan bekend zijn, maar daarmee is dienog niet gesteld. Dat is zonde omdat daarmee ontwikkelkansen onbenutblijven. Wie is nu aan zet? Je kan die vraag ook anders stellen: wie toonthier leiderschap? En welk leiderschap helpt? Het lijkt mij dat Scheinhier behulpzaam kan zijn. Hij laat zien dat in complexe situaties waarinontwikkelingen niet vanaf één plek te overzien zijn, de topleiding eenklimaat van vertrouwen moet ontwikkelen, door zich te oefenen in wathij zo mooi noemt, humble inquiry, the gentle art of asking instead oftelling (Schein, 2013). Vragen stellen uit nieuwsgierigheid, niet om teoverhoren. Op zoek zijn naar iets wat je nog niet weet of begrijpt, nietnaar wat je al weet of denkt te we<strong>ten</strong>. Leiderschap tonen door echtevragen te stellen en echt te luisteren naar de antwoorden vergt moedomdat je daarmee laat zien dat je erkent dat je afhankelijk bent van deander. Door echte vragen te stellen organiseer je geen vertrouwen maartoon je het. Je schenkt vertrouwen. Als dat ervaren wordt, zal, zo denktSchein, het vrijmoedig spreken toenemen. Dat klinkt mooi, maar hetis makkelijker gezegd dan gedaan. Jessica Benjamin laat zien dat wijmensen het erg moeilijk vinden om te aanvaarden dat anderen ons nietgehoorzamen, dat een ander niet wil wat wij willen (Benjamin, 1998).Zeker als we machtiger zijn, is er eerder een neiging om de ander teontkennen of te overheersen dan om er ruimte voor te maken. De opgavevoor degene met macht is om zich te la<strong>ten</strong> begrenzen, ter wille vaneen hoger goed. Benjamin spreekt van ruimte maken vanuit “the moralthirdness” 14 , een mentale positie die de ander ruimte laat en erkent, endie mogelijk wordt gemaakt door aangeslo<strong>ten</strong> en gericht te zijn op eenhoger doel, op “big Energy” (Benjamin, 2005). Dat klinkt misschien watvreemd of hoogdravend, maar ik zie hier sterke verwantschap met degedachte dat we ons la<strong>ten</strong> leiden door de oprechte zoektocht naar goedpolitiewerk en zo mogelijk wat minder door ons angstig ego. Precies ditis voor mij overigens de reden om te zeggen dat we persoonlijke ontwikkelingniet gemakzuchtig moe<strong>ten</strong> ridiculiseren, maar moedig moe<strong>ten</strong>radicaliseren. Maar dat terzijde, hoewel…… misschien is het wel de kern.Het raakt aan de vraag die Liesbeth Huyzer zich stelde. Wat in mij helpt14 Benjamin onderscheidt “one-ness”( door vereenzelviging of identificatie wordt het verschilontkend, de ander, het andere gaat op in de overheersende eenheid ), two-ness, het polariserendelkaar bestrijden, eigenlijk 2 x 1 en “thirdness” een mentale ruimte van waaruit “hetvreemde”erkend kan worden en ruimte geboden ( Benjamin, 2005, 2007).