Familiekookboek
Familiekookboek
Familiekookboek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
24<br />
BAKKEN = het op hoog vuur bruin en (geheel of gedeeltelijk) gaar maken in heet vet; dit gebeurt in een<br />
open (koeke-)pan, bij voorkeur 'op maat' (bij te groot bodemoppervlak kan het vet verbranden, bij een te<br />
kleine pan wordt het vlees niet mooi bruin). Voor het bakken moet het vlees droog zijn (gedept); zouten<br />
daarom ook bij voorkeur ná het (aan-)bakken, bijv. tijdens het keren van het vlees in de pan. N.B.: de pan<br />
eerst goed heet laten worden, dan pas boter, margarine of olie erin laten smelten en bruinen! Nadat het<br />
schuim goed is weggetrokken (!) en de boter of margarine lichtbruin is gekleurd, het vlees snel (!) aan<br />
beide kanten dichtschroeien. Als het bakvet te donker wordt of te erg gaat ruiken wat verse (koude) boter<br />
erbij doen. En biefstukken tijdens het (kort!) bakken over de bodem van de pan schuiven. Of de koksmethode<br />
voor biefstukken bakken: even in koekepan snel dichtschroeien en daarna in voorverwarmde<br />
oven van 180° ca. 10 min. verder bakken tot de gewenste graad: zie hiernaast. Warm houden onder<br />
aluminiumfolie in oven van 40°. Rekenen op 25 g margarine of olie (en/of boter) op 100 g vlees.<br />
Bakken in de oven: eerst 'bruinen' bij 200°- 220°, dan verder garen bij 140°-180° (zie verder bij braden).<br />
Monteren noemt men het, na het bakken, afmaken van de vleesjus: het vlees eruit nemen (en warm<br />
houden) en zo nodig wat van het bakvet eraf scheppen. Het resterende aanzetsel losmaken met ca. 2 dl<br />
vloeistof: bouillon en/of water, evt. (met) wijn, sterke drank of vruchtensap (tot zover heet het deglaceren).<br />
Dit laten inkoken tot lobbig en er beetje-bij-beetje room of crème frâiche door kloppen, óf binden met<br />
beurre manié (= gelijke delen zachte boter en bloem, tot balletjes gekneed) of met aardappelmeel dan wel<br />
maïzena.<br />
Boter klaren (tot bakboter): in steelpan zachtjes verhitten tot melkeiwitten boven komen drijven, deze eraf<br />
scheppen en bij overgieten ervoor zorgen dat de rest van het melkeiwit op de bodem achter blijft.<br />
Fruiten = het zacht (op laag vuur) en (nu en dan) roerend aanbakken in open pan van groenten en/of<br />
kruiderijen (bijv. van gesnipperde ui). Mirepoix: een gefruit mengsel van wortel, (bleek)selderie en ui.<br />
BRADEN = het op matig vuur (geheel of gedeeltelijk) gaar laten worden van vlees in heet vet; het gebeurt<br />
in een (al of niet 'gesloten') braadpan met dikke bodem (dus onder deksel óf met de deksel schuin op de<br />
pan) of in de oven (bij groot vlees). Na dichtschroeien en bruin-bakken ('aanbraden') op hoog vuur en in<br />
zéér hete margarine (waarvan het schuim goed is weggetrokken), beetje braadvet (of boter) erbij en het<br />
vuur temperen tot zo laag mogelijk (!): voor dit 'nabraden' (of braiseren) half tot heel glas vocht erbij<br />
(water, wijn, bouillon) ook om de temperatuur te temperen. Voor het gaar braden van groot vlees (zoals<br />
rosbief) rekenen op ca. 20 min. per pond, varkensfricandeau (en -rollade) ca. 30 min. per pond en<br />
runderrollade zelfs ca. 60 min. per pond. Gebraden (groot) vlees pas aansnijden na 5-10 min. betijen<br />
(losjes onder aluminiumfolie). Rekenen op gemiddeld 20 g braadvet voor 100 g vlees.<br />
STOVEN = het op laag vuur gaar maken van vlees, in vocht met (slechts) een kleine hoeveelheid vet<br />
(meer vocht dan vet!); het gebeurt in een gesloten (stoof-)pan, onder deksel. Na inwrijven met peper en<br />
zout even dichtschroeien en snel rondom bruin bakken in hete boter of margarine (of olie), komt er de<br />
kruiderij bij én (bij voorkeur voorverwarmd) vocht (water, bouillon of wijn), waarna het vlees op héél laag<br />
vuur in enkele (2 - 5) uren wordt gaar gestoofd, nu en dan kerend en bedruipend (vocht ‘hooguit’ 1 cm!).<br />
Stoven van vis gebeurt met zoveel vocht (met toevoeging van evt. zachte of gesmolten boter) dat de vis<br />
hooguit (!) half onder komt te staan (en evt. op 'een bedje' van groenten en kruiden).<br />
Smoren = het op laag vuur heel langzaam gaar maken van vlees of vis (of groente) in een weinig boter of<br />
margarine (meer vet dan vocht!), in een gesloten pan.<br />
Sudderen = het op héél laag vuur langdurig stoven of smoren van gerechten.<br />
KOKEN = gaar maken in kokende (niet-vette) vloeistof (bijv. water): de bouillon die daarbij ontstaat kan<br />
worden gebruikt voor sausen. Vooral gangbaar bij klapstuk, rundertong, spek, ham, casselerrib en orgaanvlees.<br />
Altijd vooraf flink zouten en minstens 1 uur laten intrekken (daarna afspoelen).<br />
Pocheren = het langzaam gaar laten worden van (vooral) vis in ruim (!) vloeistof (bijv. courtbouillon of visbouillon)<br />
waarvan de temperatuur net even beneden het kookpunt wordt gehouden. De vis moet net<br />
bedekt zijn. Naast het stoven is dit de meest 'verfijnde' vorm van gaar-maken van vis.<br />
GRILLEREN, boven houtskool of onder de grill van de oven. Vooral geschikt voor varkensvlees (bijv.<br />
karbonade of speklap) en ná insmeren met olie óf eerst marineren. Nooit vooraf zouten.