Historische wortels van het Postmodernisme
Historische wortels van het Postmodernisme
Historische wortels van het Postmodernisme
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
jullie: gaat <strong>van</strong> mij weg en stelt je tegen Zarathoestra teweer! En beter nog: schaamt je voor<br />
hem! Misschien heeft hij jullie wel bedrogen. De inzichtige mens moet niet alleen zijn vijanden<br />
kunnen liefhebben, maar ook zijn vrienden kunnen haten. Men vergeldt een leraar slecht als<br />
men altijd slechts de leerling blijft. En waarom willen jullie niet plukken aan mijn krans? Jullie<br />
vereren mij; wat echter als jullie verering op een dag zal omvallen? Weest op jullie hoede, dat<br />
een beeldzuil jullie niet verpletteren zal! Jullie zeggen dat jullie aan Zarathoestra geloven?<br />
Maar wat doet Zarathoestra ertoe! Jullie zijn mijn gelovigen, maar wat doen alle gelovigen<br />
ertoe! Jullie hadden jezelf nog niet gezocht: toen vonden jullie mij. Zo doen alle gelovigen;<br />
daarom heeft alle geloof zo weinig om <strong>het</strong> lijf. Nu gebied ik jullie mij te verliezen en jezelf te<br />
vinden: en eerst wanneer jullie mij allen hebt verloochend, wil ik naar jullie terugkeren.<br />
Voorwaar, mijn broeders, met andere ogen zal ik dan mijn verlorenen zoeken, met een andere<br />
liefde zal ik jullie dan liefhebben. En eens zullen jullie vrienden zijn geworden en kinderen <strong>van</strong><br />
één hoop: dan wil ik ten derde male bij jullie zijn om met jullie de grote middag te vieren. En<br />
dit is de grote middag, wanneer de mens midden in zijn baan tussen dier en Bovenmens staat en<br />
zijn gang naar de avond als zijn hoogste hoop viert: want <strong>het</strong> is de gang naar een nieuwe<br />
morgen. Alsdan zal de ondergaande zichzelf zegenen, dat hij een overgaande is; en de zon <strong>van</strong><br />
zijn kennis zal in de middag staan. ‘Dood zijn alle goden: nu willen wij dat de Bovenmens zal<br />
leven’ - dit zij eens in de grote middag onze laatste wil! - Aldus sprak Zarathoestra.”, “Van<br />
visioen en raadsel. 2 […] ‘Zie deze poort, dwerg!’ sprak ik verder. ‘Ze heeft twee gezichten.<br />
Twee wegen komen hier samen: die is nog niemand ten einde gegaan. Deze lange straat terug:<br />
die gaat een eeuwigheid voort. En gindse lange straat naar buiten - dat is een andere<br />
eeuwigheid. Ze weerspreken elkander, deze wegen; ze stoten elkander recht voor <strong>het</strong> hoofd: -<br />
en hier, bij deze poort, komen ze samen. De naam <strong>van</strong> de poort staat erboven geschreven:<br />
“Ogenblik”. […] ‘Van deze poort Ogenblik loopt een lange eeuwige straat naar achteren:<br />
achter ons ligt een eeuwigheid. Moet niet al wat lopen kan, al eens deze straat zijn afgelopen?<br />
Moet niet al wat gebeuren kan, al eens zijn gebeurd, gedaan, voorbij gelopen? En indien alles<br />
al eens geweest is: wat denk jij dwerg <strong>van</strong> dit ogenblik? Moet niet ook deze al eens - geweest<br />
zijn? En zijn niet alle dingen dermate stevig verknoopt, dat dit ogenblik alle komende dingen<br />
ten gevolge heeft? Dus - - ook zichzelve nog? Want al wat kan lopen: zelfs op deze lange straat<br />
naar buiten - moet <strong>het</strong> eens weer lopen! - En deze trage spin die voortkruipt in de maneschijn,<br />
en deze maneschijn zelf, en ik en jij bij deze poort, samen fluisterend, <strong>van</strong> eeuwige dingen<br />
fluisterend - moeten wij niet allen eens geweest zijn? - en wederkeren en op gindse andere<br />
straat lopen, naar buiten, vóór ons, op deze lange griezelige straat - moeten wij niet eeuwig<br />
wederkeren? Zo sprak ik, en aldoor zachter: want ik was bang voor mijn eigen gedachten en<br />
bijgedachten. […]”<br />
46