24.09.2013 Views

2007-09-10, verzoekschrift

2007-09-10, verzoekschrift

2007-09-10, verzoekschrift

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

PRODUKTIE a5), na de procedure tegen de gemeente Amsterdam over toelaten tot de<br />

toelatingsprocedure (23 februari 2005, AWB 04/65<strong>09</strong> BESLU, [PRODUKTIE b2]) en na<br />

de aanmelding en afwijzingen van Sterre bij alle zeven Amsterdamse openbare scholen<br />

voor regulier voortgezet onderwijs en de aanmelding en afwijzing bij een Praktijkschool -<br />

geen enkele reguliere school in Nederland is die Sterre wil toelaten en daarmee de garantie<br />

op onderwijs (EVRM) is komen te vervallen zij het volgende opgemerkt:<br />

In het wettelijk systeem is de beslissingsbevoegdheid tot toelating opgedragen aan het<br />

bevoegd gezag van elke individuele school. In de uitspraak van de rechtbank Amsterdam<br />

van 23 februari 2005, AWB 04/65<strong>09</strong> BESLU [PRODUKTIE b2] komt dit schrijnend naar<br />

voren. De klacht dat het onevenredig bezwarend is om na elk afwijzend besluit op een<br />

verzoek tot toelating een gerechtelijke procedure tegen de betreffende school te beginnen,<br />

leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Zelfs als het college van burgemeester en<br />

wethouders het bevoegd gezag vormt van verschillende openbare scholen voor voortgezet<br />

onderwijs, zal het verzoek tot de betreffende scholen moeten worden gericht, aldus de<br />

rechtbank. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak benadrukt in de aangevallen uitspraak<br />

dat per geval moet worden bezien of de aard en zwaarte van de handicap en de<br />

draagkracht van de school aan toelating in de weg staan. De aan het dagelijks bestuur<br />

toekomende bevoegdheid om over toelating van leerlingen te beslissen is een discretionaire<br />

bevoegdheid. Dit betekent, volgens de Afdeling bestuursrechtspraak in rechtsoverweging<br />

2.3.1, dat de rechter niet beziet of de leerling moet worden toegelaten maar of er<br />

grond bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet kon weigeren de betreffende<br />

leerling toe te laten. In het licht van deze jurisprudentie rijst de vraag hoeveel procedures<br />

er moeten zijn gevolgd wil een rechterlijke instantie tot de conclusie komen dat het recht<br />

op onderwijs aan deze leerling wordt ontzegd. Ook rijst de vraag of de rechterlijke instantie<br />

al tot een dergelijk oordeel zou kunnen komen.<br />

Hier is geen sprake van een effective remedy als bedoeld in het Erdoðdu-arrest (15 juni<br />

2000, appl.nr. 25723/94) waarin wordt gesteld dat:<br />

“The Court reiterates that the rule of exhaustion of domestic remedies referred to in<br />

Article 35 § 1 of the Convention is based on the assumption that the domestic system<br />

provides an effective remedy in respect of the alleged breach. The burden of proof is on<br />

the Government claiming non-exhaustion to satisfy the Court that an effective remedy was<br />

available in theory and in practice at the relevant time; that is to say, that the remedy was<br />

accessible, capable of providing redress in respect of the applicant’s complaint and<br />

offered reasonable prospects of success”.<br />

en dat brengt volgens het Hof mee dat nationale rechtsmiddelen niet hoeven te worden<br />

uitgeput (EHRM 11 januari <strong>2007</strong>, appl.nr.1948/04: Salah Sheekh).<br />

Ploeger en Brouwers - Staat der Nederlanden blz 23 / 478

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!