2007-09-10, verzoekschrift
2007-09-10, verzoekschrift
2007-09-10, verzoekschrift
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
meer voor de hand. Bovendien kan de vraag worden gesteld of de in de wet en<br />
jurisprudentie ontwikkelde lijn voldoende rekening houdt met het recht op onderwijs van<br />
een ieder. Het ter discretie van individuele schoolbesturen overlaten van de<br />
beslissingsbevoegdheid inzake toelating garandeert onvoldoende het recht op onderwijs.<br />
Individuen worden aan hun lot overgelaten. Hoeveel schoolbesturen kunnen de toelating<br />
weigeren zonder dat de Staat ingrijpt en concludeert dat in het concrete geval het recht op<br />
onderwijs is ontzegd? Is de aanschrijving van <strong>10</strong> reguliere scholen voldoende om de<br />
conclusie te rechtvaardigen dat hier het regulier onderwijs is ontzegd?<br />
15.11 De gehanteerde buitenwettelijke criteria doen voorts onvoldoende recht aan de belangen<br />
van het kind. Er is sprake van een belangenafweging, maar bij die belangenafweging<br />
komt het belang van het kind bij onderwijs geen gewicht toe. De belangen van de<br />
betreffende school, dat wil zeggen de draagkracht van de school, geven de doorslag. Noch<br />
in de aangevallen uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, noch in het<br />
voorliggende ACTB-advies wordt ingegaan op of aandacht besteed aan het belang van het<br />
kind bij onderwijs. Het kind heeft wel degelijk een belang bij onderwijs, ook als het niet<br />
in staat is het diploma te behalen. Tot slot bieden de gehanteerde, niet tot de wet te<br />
herleiden criteria onvoldoende rechtszekerheid. Bezwaren van pedagogisch-didactische<br />
en organisatorische aard zijn tamelijk vaag. Het is voor ouders/leerlingen niet op<br />
voorhand te voorspellen wat de draagkracht van de school in kwestie zal zijn. Dit klemt<br />
temeer nu beleid terzake bij diverse scholen ontbreekt, zoals ook bij het Calandlyceum<br />
het geval blijkt. Maar ook als deze niet tot de wet te herleiden criteria als “law” kunnen<br />
worden beschouwd in de zin van het EVRM is willekeur niet uitgesloten. Bovenop de<br />
‘normaal’ gehanteerde toets die de ACTB in dit soort gevallen hanteert, en die door de<br />
Afdeling bestuursrechtspraak wordt gesauveerd, wordt een nieuwe ‘buitenwettelijke<br />
toelatingsvoorwaarde’ geformuleerd, te weten: de betreffende leerling moet in staat zijn<br />
het diploma te halen 1 . De toelatingscriteria worden hierdoor onduidelijker en zelfs<br />
arbitrair.<br />
1 De diploma-eis werd door de ACTB geïntroduceerd na de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van <strong>10</strong> maart<br />
2005, 308491 / KG 05-206 P (PRODUKTIE a5) waarin gesteld werd dat “Genoemde financiele middelen zijn<br />
immers niet bedoeld om een kind met een handicap toegang te verlenen tot een voor dat kind onhaalbaar niveau van<br />
onderwijs, doch zijn bedoel om kinderen met een handicap in staat te stellen onderwijs op hun eigen niveau te<br />
volgen op een reguliere school. De middelen zijn dan bestemd om de belemmeringen die de kinderen daarbij<br />
ondervinden als gevolg van hun handicap op te heffen ”. De school waarover deze uitspraak ging was echter een<br />
school die niet viel onder de uitzonderingsbepaling van artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit WVO. De ACTB<br />
verklaart deze uitspraak nu ook van toepassing op scholen die wel vallen onder de uitzonderingsbepaling van artikel<br />
4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit. De ACTB vermoedde daarom in haar volgende adviezen dat de wetgever de<br />
gevolgen van de LGF op het Inrichtingsbesluit niet goed had overzien en dat zij daarom uit de doelstellingen van het<br />
voortgezet mocht afleiden dat de school mag weigeren als aannemelijk is dat er geen diploma gehaald kan worden.<br />
De Rechtbank Amsterdam en de Raad van State hebben deze redenering gevolgd ondanks er door ouders op te zijn<br />
gewezen dat in een recente (niet gepubliceerde) uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad (19 mei 2005, AWB<br />
05/324 en AWB 05/142) over de weigering van een gehandicapte leerlinge de door een school gestelde diploma-eis<br />
was verworpen. Er zijn na deze uitspraken nog geen initiatieven van de wetgever geweest om de veronderstelde<br />
omissie in de wet te repareren. Deze opstelling van de wetgever en van de ACTB laat zich wellicht verklaren<br />
doordat de overheid van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (zonder diploma van school gaan) een<br />
speerpunt in haar beleid heeft gemaakt.<br />
Ploeger en Brouwers - Staat der Nederlanden blz 25 / 478