Bijlagen document aanvraag watervergunning

4 TOEKOMSTIG WATERSYSTEEM
4.1 Inleiding
DHV B.V.
De watertoets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten, maar in elk
watertoetsproces worden prioriteiten gesteld. Maatwerk is hierbij het uitgangspunt. Omdat de watertoets
wordt toegepast binnen ruimtelijke procedures moeten de criteria ruimtelijk relevant en ruimtelijk
vertaalbaar zijn. Een belangrijke onderbouwing van nut en noodzaak van een criterium en de bijbehorende
ruimteclaim is noodzakelijk.
In de handreiking watertoets II en in de beleidsregel ‘Plaats voor water’ zijn wateraspecten genoemd die
relevant kunnen zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. De wateraspecten die voor deze watertoets relevant
zijn, zijn in onderstaande tabel opgenomen. De wateraspecten zijn in onderliggende paragrafen nader
toegelicht en uitgewerkt tot op het niveau van de Milieu Effectenrapportage (MER). Overige
waterhuishoudkundige aspecten zijn niet van toepassing of vereisen op dit planniveau geen nadere
invulling, omdat deze geen beperkingen hebben op de MER.
Tabel 2: Wateraspecten ruimtelijke ontwikkelingen.
Aspect Relevant Argumentatie
Waterkwantiteit
Waterkwaliteit
Ja Wateroverlast in het plangebied wordt tot het minimum beperkt door het
bufferen van het afstromende regenwater. Hiermee wordt tevens voorkomen
dat het plangebied elders wateroverlast veroorzaakt.
Ja Verharde oppervlakken in het plangebied zullen zoveel mogelijk worden
afgekoppeld. Eventueel oppervlakkig afstromend hemelwater moet voldoen
aan de geldende eisen voor oppervlakte- en grondwaterkwaliteit.
Oppervlaktewater Ja Verharde oppervlakken wateren deels af naar oppervlaktewater en
pechhavens worden aangebracht in de nabijheid van oppervlaktewater.
Grondwater Ja Het plangebied is deels gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Beheer en onderhoud
4.2 Waterkwantiteit
Ja Alle voorzieningen voor een goede waterhuishouding moeten worden
beheerd en worden onderhouden.
Door toepassing van de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ wordt regenwateroverlast in het plangebied tot
het minimum beperkt. Volgens de richtlijnen van het waterschap Roer en Overmaas dient het
regenwatersysteem een maatgevende neerslaggebeurtenis met een herhalingsfrequentie van 1 keer per
25 jaar (bui van 31 mm in 45 minuten) kunnen verwerken. Daarnaast moet een doorkijk van een 100
jaarsbui (35 mm in 30 minuten) worden gegeven.
Afstroming van het wegwater vindt in principe plaats doordat de neerslag wegzakt in het ZOAB en
vervolgens afwatert via de berm naar de bermsloot. Door de vele poriën in het ZOAB wordt de eerste
neerslag in het asfalt geborgen. De overige neerslag stroomt af naar de berm. In de berm infiltreert een
groot deel van het afstromende water. Bij hevige neerslag stroomt het wegwater oppervlakkig af naar de
bermsloot. In de bermsloot zal het geborgen wegwater infiltreren. De bermsloot zal tevens een deel van
het in de berm geïnfiltreerde water draineren.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat/OWAB/MER A2 Maasbracht - Geleen 22 februari 2010, versie 4
LI20100439 - 20 -