Bijlagen document aanvraag watervergunning

DHV B.V.
Daarnaast is de vraag of überhaupt wegwater in de regenwaterbuffer geborgen wordt. Uit de
afwateringstekening blijkt dat het hele afwateringssysteem (bermsloten en bergingen) ter plaatse van het
knooppunt Kerensheide middels duikers met elkaar verbonden is. Een verbinding naar de betreffende
regenwaterbuffer is echter niet op tekening aangegeven.
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige en de te verleggen bermsloten voldoende
bergingscapaciteit hebben om de maatgevende bui (31 mm in 45 minuten) te kunnen bergen. Het
realiseren van aanvullende berging is niet benodigd.
Ook hier geldt dat naast de beschikbare berging de ledigingstijd van de bergingsvoorzieningen van belang
is. Een lediging van de voorziening binnen 24 uur is wenselijk. Indien dit niet gehaald wordt, is het
wenselijk de bergingsvoorzieningen over te dimensioneren.
Ook hier vindt lediging van de voorzieningen plaats middels infiltratie. De doorlatendheid van de
ondergrond is ter plaatse niet bekend. Geschat is dat deze circa 0,5 m/dag bedraagt. Op basis hiervan kan
de lediging van de bergingsvoorzieningen worden bepaald. Uit tabel 4 blijkt echter dat ruim voldoende
berging beschikbaar is in de bermsloten. Hier kan zeker gesproken worden over overdimensionering.
In de praktijk blijkt ook niet dat de bermsloten lang vol blijven staan met water en zorgen ook niet voor
wateroverlast op de aangrenzende percelen. Door de overdimensionering van de berging is ook niet de
verwachting dat de toename van verhard oppervlak in de toekomst zal leiden tot overlast.
100 jaarsbui
De gevolgen van een neerslaggebeurtenis met een herhalingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar (35 mm
in 30 minuten) dienen in beeld te worden gebracht. Uit tabel 4 blijkt dat de aanwezige berging in de
bermsloten en bergingen in het traject Urmond – Geleen ruim voldoende is om ook deze bui te kunnen
bufferen. Voor dit deeltraject levert deze bui geen bergingsknelpunten op.
De beschikbare bergingscapaciteit in de bermsloten in het deeltraject Urmond – Vonderen zal niet voor
alle bermsloten toereikend zijn om de 100 jaarsbui te kunnen bergen. De betreffende bermsloten zullen
dan inunderen en het overtollige water zal afstromen naar het aangrenzende perceel. Dit perceel betreft
veelal weiland of akkerland. Ter plaatse van de pechhavens 2, 3, 7 en 13 bevinden zich naast de
bermsloot een talud. Dit betekent dat afwatering naar het aangrenzende perceel ter plaatse niet mogelijk
is. Ter plaatse van deze pechhavens zal, indien de berging in de sloot ontoereikend is voor de 100
jaarsbui, de aangrenzende berm onder water komen te staan.
4.3 Waterkwaliteit
De waterkwaliteit vormt een belangrijk aandachtspunt bij het afkoppelen van wegwater. Door corrosie van
het wegmeubilair en de emissies van het verkeer is het afstromend water verontreinigd met zware
metalen, PAK’s en minerale olie. In de winter treedt eveneens verontreiniging met strooizout op.
Een grootdeel van de rijbanen zijn al voorzien van ZOAB. Op locaties waar dit nog niet het geval is zal
ZOAB worden aangebracht. De vluchtstrook is nog niet voorzien van ZOAB. Met de ombouw van de
vluchtstrook naar spitstrook wordt deze ook voorzien van ZOAB.
ZOAB leidt ten opzicht van conventioneel asfalt (DAB) tot een aanzienlijke reductie van de vuillast in het
afstromende water. Door zijn open structuur zorgt ZOAB voor een filterende werking waarbij
verontreinigingen in het wegdek accumuleren, vooral ter plaatse van de vluchtstrook. Gedurende de
Ministerie van Verkeer en Waterstaat/OWAB/MER A2 Maasbracht - Geleen 22 februari 2010, versie 4
LI20100439 - 24 -