Bijlagen document aanvraag watervergunning

DHV B.V.
openstelling van de spitsstrook zullen minder verontreinigingen in deze strook worden gebufferd en zullen
er dus meer verontreinigingen via afstroming en verwaaiing infiltreren. Verontreinigingen die zijn gebufferd
in de spitsstrook kunnen daar buiten gebruik van de spitsstrook ook weer uitspoelen. In de tijd gemiddeld
zal per saldo de toename van verontreinigingen in het afstromende en verwaaiende hemelwater marginaal
zijn.
De verontreinigingen die met het wegwater afwateren naar de berm, slaan hier neer. Door toepassing van
geschikt bodemmateriaal (zand en humus) worden de afstromende verontreinigingen hieraan gebonden.
Onder zuurstofrijke omstandigheden vindt biologische afbraak van stoffen plaats, waaronder minerale olie.
De verontreiniging die niet worden afgebroken binden zich aan de bodemdeeltjes. Uit onderzoek blijkt dat
de verontreiniging beperkt blijven tot de bovenste 30 cm van de bodem. Hierbij moet wel bedacht worden
dat deze bodemfilter niet in onbeperkte mate kan opnemen. De doorslagtermijn is van diverse factoren
afhankelijk en niet exact te berekenen, maar dient door meting te worden vastgesteld.
4.4 Oppervlaktewater
Al het afstromende wegwater wordt geïnfiltreerd in de bodem via de berm, bermsloten of drainkoffer. Er is
daarmee geen sprake van afstromend wegwater dat (rechtstreeks) terecht komt in het oppervlaktewater.
Verontreiniging van het oppervlaktewater kan mogelijk wel optreden door verwaaiing. Met name ter
plaatse van de pechhavens 5, 9, 10 en 15 (zie bijlage 5). Door het aanbrengen van deze havens wordt de
tussenruimte tussen kantasfalt en insteek van de watergang (Hons- en Venkebeek, Geleenbeek en
Middelsgraaf) kleiner. De kans op afvoer van verontreinigingen door verwaaiing is ter plaatse groter. Door
het gebruik van ZOAB-asfalt is dit effect van verwaaiing echter marginaal.
Mogelijk vindt wel vertraagde afvoer van het wegwater plaats naar oppervlaktewater. Het wegwater wordt
eerst geborgen in de bermen, bermsloten of drainkoffers. Indien deze sloten of drainkoffers in verbinding
staan met oppervlaktewater, kan ook (vertraagde) afvoer naar oppervlaktewater plaatsvinden. Doordat het
afstromende wegwater via de berm en bermsloten (vertraagd) afwateren naar oppervlaktewater zal de
kwaliteit van het oppervlaktewater niet beïnvloed worden. De eventueel aanwezige verontreinigingen in
het afstromende wegwater accumuleren in de bodem van de berm of bermsloten. Vertraagde afvoer van
wegwater naar oppervlaktewater kan alleen plaatsvinden in het deeltraject Urmond – Vonderen. In de
nabijheid van het deeltraject Urmond – Geleen is geen oppervlaktewater aanwezig.
Waterhuishouding
Bovenstaan is aangegeven dat met het aanbrengen van de pechhavens 5, 9, 10 en 15 de tussenruimte
tussen kantasfalt en insteek van de watergang (Hons- en Venkebeek, Geleenbeek en Middelsgraaf)
kleiner wordt. De tussenruimte tussen kantasfalt en insteek van de watergang bedraagt als volgt:
- Pechhaven 5 – tussenruimte = circa 0 m.
- Pechhaven 9 – tussenruimte = 3,2 m.
- Pechhaven 10 – tussenruimte = 3,0 m.
- Pechhaven 15 – tussenruimte = 3,8 m.
Het waterschap Roer en Overmaas heeft in het waterbeheersplan aangegeven welke tussenruimte
minimaal benodigd is. Deze ruimte heeft betrekking op de beschermingszone van het betreffende
oppervlaktewater. Dit betreft de grond grenzend aan weerszijden van een primair water of een waterkering
die als bescherming hiervan dienen en als zodanig zijn aangegeven in de legger. Bij primaire wateren is
deze zone meestal 5 meter. Voor de grotere watergangen zoals de Geleenbeek is deze zone 10 meter
breed.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat/OWAB/MER A2 Maasbracht - Geleen 22 februari 2010, versie 4
LI20100439 - 25 -