Bijlagen document aanvraag watervergunning

DHV B.V.
De in het wegwater aanwezige verontreinigingen accumuleren in de bovenste 30 cm van de bodem van
de berm en bermsloten. Wanneer het water het diep gelegen grondwater bereikt, zal het naar verwachting
geen verontreinigingen van de weg meer bevatten. Er is dan ook geen sprake van invloed op de kwaliteit
van het grondwater.
Daarnaast is het wenselijk om in grondwaterbeschermingsgebieden geen uitlogende bouwmaterialen toe
te passen. De pechhavens 10 tot en met 15 zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied (zie
overzichtskaart op bijlage 4). Ter plaatse van deze pechhavens zullen nieuwe geleiderails en
verkeersborden worden aangebracht. Aangezien de omvang hiervan beperkt is, zal RWS ter plaatse
alsnog de reguliere verzinkte geleiderails en verkeersborden plaatsen. In de structurele oplossing 2016-
2018 zal RWS er voor kiezen om ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied geen uitlogende
materialen aan te brengen.
Daarnaast zijn bodemactiviteit beneden 3,0 m- maaiveld niet toegestaan. Voor het plangebied is dit ter
plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied ook niet aan de orde.
4.6 Beheer en onderhoud
Voor een goed functionerend watersysteem is het frequent beheren en onderhouden van het systeem een
must. De beheerders moeten op de hoogte zijn van de werking van het systeem en het effect van het
beheer en onderhoud hierop.
Met name ten aanzien van de waterkwaliteit is het van essentieel belang dat er heldere richtlijnen bestaan
ten aanzien van monitoring en beheer van het afwateringssysteem. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan het monitoren van de (water)bodemkwaliteit, de frequentie waarmee het ZOAB gezuiverd
dient te worden, etc. Dergelijke aspecten dienen te worden uitgewerkt in een operationeel beheersplan,
conform de CIW-rapportage (afstromend wegwater, april 2002).
Om de belasting van het watersysteem met verontreinigingen te minimaliseren, is het wenselijk om
onderstaande zaken op te nemen in het operationele beheersplan:
– De spitsstrook / vluchtstrook dient, conform de CIW-rapportage twee maal per jaar gereinigd te
worden om het zuiverend vermogen van de spitsstrook / vluchtstrook te waarborgen.
– De (water)bodemkwaliteit van bermen en bermsloten en bergingsbassins dienen eens in de twee
jaar gemonitord te worden, conform de CIW-rapportage. De resultaten van de monotoring zijn
bepalend wanneer maatregelen aan de bermen, bermsloten of bergingsbassins noodzakelijk zijn
om de accumulatie van verontreinigen in de toplaag van deze voorzieningen te waarborgen.
– Het beheer en onderhoud zijn erop gericht om in principe geen chemische
onkruidbestrijdingsmiddelen voor wegen en bermen toe te passen.
– Het maaisel moet worden verwijderd vanwege de hoge organische belasting waardoor dichtslibbing
van de berm en bermsloten kan optreden. Bovendien kan het gewas verontreinigingen opnemen
(zware metalen en PAK) waardoor het maaisel als chemisch afval moet wordt verwerkt.
– Naast maaisel kan de infiltrerende werking van de berm en bermsloten ook verslechteren door
ophoping van ander afval (bladeren, snoeiafval, onkruid, zwerfvuil e.d.). Ophoping van afval moet
zoveel mogelijk voorkomen worden. Regelmatige inspectie en eventuele verwijdering van het afval
is van belang.
– Zand en slibdeeltjes veroorzaken dichtslaan van de toplaag van de berm en bermsloot, waarmee
de infiltratiecapaciteit van de berm en bermsloot afneemt. Het verdient daarom aanbeveling de
infiltratiecapaciteit op peil te houden door de bermen en bermsloten verticuteren.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat/OWAB/MER A2 Maasbracht - Geleen 22 februari 2010, versie 4
LI20100439 - 28 -