09.11.2014 Views

Teelt van Pootaardappelen.pdf - Kennisakker.nl

Teelt van Pootaardappelen.pdf - Kennisakker.nl

Teelt van Pootaardappelen.pdf - Kennisakker.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

symptomen op en in de knol <strong>van</strong> kringerigheid. Vaak vertoont maar een beperkt aantal stengels <strong>van</strong> een<br />

plant ziekteverschijnselen. De stengels zijn vaak gedrongen, in de blaadjes is een sterke bontheid waar te<br />

nemen. Bij knollen met kringerigheid is het meest voorkomende symptoom het optreden <strong>van</strong> bruingekleurde<br />

kringen of gedeelten <strong>van</strong> kringen, ook wel vlekken, in het knolvlees. Het virus wordt overgebracht door in de<br />

grond levende aaltjes <strong>van</strong> de soorten Trichodorus en Paratrichodorus. Ze komen voornamelijk voor op<br />

zandgronden (dalgronden) en zeer lichte zavelgronden. Als het relatief nat is in april, mei en juni (de<br />

infectieperiode) dan komt de aantasting frequenter voor dan in droge voorjaren. In aardappelpercelen<br />

komen de aantastingshaarden pleksgewijs voor. Als de grond eenmaal is besmet, dan is het zeer moeilijk<br />

deze weer 'virusvrij te maken'. Meer dan 300 plantesoorten, waaronder vele onkruiden, zijn namelijk<br />

waardplant voor het tabaksratelvirus. Een groot aantal <strong>van</strong> deze planten is ook waardplant voor de aaltjes.<br />

In volwassen aaltjes blijft het virus minimaal een winter infectieus. De mate waarin verschijnselen <strong>van</strong><br />

kringerigheid in de knollen te zien zijn, is erg rasafhankelijk (zie Rasse<strong>nl</strong>ijst). Niet alle rassen die duidelijke<br />

symptomen geven <strong>van</strong> kringerigheid doen dit ook voor stengelbont. Door grondontsmetting kan de<br />

aaltjespopulatie, en daarmee de virusdruk, sterk worden gereduceerd, maar na enige seizoenen is het<br />

effect op stengelbont en kringerigheid weer verdwenen. Dit wordt, behalve doordat de doding door<br />

grondontsmetting geen 100% is, ook veroorzaakt doordat aaltjes tot diepten <strong>van</strong> 120 cm beneden het<br />

maaiveld worden aangetroffen én zich vrij snel kunnen verplaatsen. Recentelijk bleek uit onderzoek dat door<br />

het telen <strong>van</strong> bladrammenas als groenbemester of als groene braak, kringerigheidssymptomen in<br />

aardappelen sterk werden gereduceerd. Daarentegen kunnen gele mosterd en grassen als groenbemester<br />

of als groene braak problemen met kringerigheid versterken.<br />

18.4 Plagen<br />

18.4.1 Aardappelcyste-aaltjes<br />

Aardappelcyste-aaltjes vormen een gevaar voor de aardappelteelt omdat ze door beschadiging <strong>van</strong> de<br />

wortels de opbrengst negatief beïnvloeden. Is de grond eenmaal besmet met aardappelcyste-aaltjes dan is<br />

het door aardappelmoeheidsresistente rassen te telen respectievelijk grondontsmetting wel mogelijk het<br />

aantal aaltjes terug te dringen maar helemaal vrij <strong>van</strong> aardappelcyste-aaltjes wordt de grond niet meer.<br />

Bij pootaardappelen vormt besmetting <strong>van</strong> een partij met aardappelcyste-aaltjes een dusdanig negatief<br />

kwaliteitsaspect dat in het keuringsreglement <strong>van</strong> de NAK is opgenomen dat pootaardappelen alleen worden<br />

gekeurd als het perceel waarop de teelt plaatsvindt, vrij is <strong>van</strong> aardappelcyste-aaltjes. Deze percelen<br />

moeten hiertoe, door een erkend laboratorium, vooraf worden onderzocht door middel <strong>van</strong><br />

grondmonsteronderzoek. Percelen worden afgekeurd als tijdens de veldkeuring aardappelcyste-aaltjes of<br />

stengelaaltjes <strong>van</strong> enige betekenis worden aangetroffen. Bovendien wordt bij het sorteren <strong>van</strong><br />

pootaardappelen vrijkomende grond op aardappelcyste-aaltjes onderzocht. Sommige buite<strong>nl</strong>andse<br />

afnemers zijn zo beducht voor deze plaag dat zij eisen dat het pootgoed vrij is <strong>van</strong> grond.<br />

Voorkomen/bestrijden<br />

Voorkomen moet worden dat de grond besmet raakt met aardappelcyste-aaltjes. Besmetting kan<br />

plaatsvinden door aanvoer <strong>van</strong> cysten via grond, zoals zeef en sorteergrond, door grond aan plantgoed en<br />

aan machines, zoals bietenrooiers, trekkers en dergelijke en door verstuiven <strong>van</strong> grond. Dit geldt eveneens<br />

voor besmet pootgoed, besmette verse dierlijke mest en besmet schoeisel.<br />

Intensieve bemonstering: De verleiding is groot om uit kostenoogpunt en op basis <strong>van</strong> risicoinschatting<br />

alleen de vereiste minimumbemonstering <strong>van</strong> 200 cm 3 per éénderde hectare op aardappelcyste-aaltjes te<br />

laten uitvoeren. Deze bemonstering is immers voldoende voor de AM-vrijverklaring. Voor de beheersing <strong>van</strong><br />

aardappelmoeheid op bedrijfsniveau is deze 200 cm 3 -bemonstering echter absoluut ongeschikt. Een<br />

praktische oplossing is om direct na de aardappelteelt, nog voor het lostrekken <strong>van</strong> de grond, via AMI<br />

(AardappelMoeheid Intensief) te laten bemonsteren. Door de AMI-bemonstering krijgt de teler een goed<br />

beeld <strong>van</strong> de besmettingssituatie op het bedrijf.<br />

In het najaar voor de volgende aardappelteelt laat men alleen die stroken waarin met AMI cysten zijn<br />

gevonden nogmaals bemonsteren, maar nu met een 200 cm 3 -monster per éénderde hectare. Alleen die<br />

besmettingen die de wettelijke norm te boven gaan zullen dan in de 200 cm 3 -bemonstering besmet worden<br />

PPO 2003. <strong>Teelt</strong>handleiding pootaardappelen<br />

63

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!