Samenvattingen weefsels

Vetweefsel
Vetweefsel ontstaat net als fibroblasten uit mesenchymale cellen. Een
mesenchymale cel kan zich ontwikkelen tot een lipoblast, die zich verder kan
ontwikkelen tot een multiloculaire of uniloculaireadipocyt.
Bindweefsel: hoorcollege 6, gastcellen
Het proces waarbij gastcellen vanuit het bloed in het bindweefsel terecht komen
heet diapedese. Capillairen, maar vooral postcapillaire venulen zijn belangrijk voor
het uittreden van gastcellen. Dit komt omdat het bloed in de postcapillaire venulen
nog langzamer stroomt dan in de capillairen, waardoor het makkelijker is voor
gastcellen om hier uit te treden. Om in het bindweefsel te komen moet een gastcel
tussen de cellen van het capillair heen gaan. Hiervoor moet de cel afremmen. Zo’n
gastcel zal alleen uittreden als daar reden voor is, bijvoorbeeld bij een ontsteking.
Het weefsel zal daardoor bepaalde signaalstoffen uit gaan scheiden die naar de
bloedvatwand gaan. De endotheelcellen reageren hierop door aan de luminale
zijde bepaalde adhesiemoleculen tot expressie te brengen, die kunnen reageren
met bepaalde moleculen op de gastcellen. De gastcel zal afremmen en zich steeds
hechter aan de endotheelcellen hechten. Daarnaast moeten ook de junctions
tussen de endotheelcellen tijdelijk worden weggehaald, zonder dat er een gat komt
tussen de endotheelcellen.
De gastcellen zijn vrijwel allemaal bloedcellen die in het beenmerg worden
gevormd. Ze ontstaan uit multipotente hemopoietische stamcellen. Zo’n stamcel
kan zich differentiëren tot multipotente hemopoietische progenitor-cellen. Dit soort
cellen kunnen verder delen en differentiëren en uiteindelijk bepaalde bloedcellen
vormen. De gastcellen worden zowel door de myeloide als de lymfoide cellijnen
gevormd. Dit zijn voornamelijk de lymfocyten, dendritische cellen, monocyten,
macrofagen en de granulocyten.
Macrofaag
Macrofagen ruimen stoffen of cellen in het lichaam op door middel van
fagocyteren. Wanneer ze hier signalen voor krijgen migreren ze als monocyt via
het bloed naar het weefsel waar ze nodig zijn. De macrofaag is ovaal, met een
excentrisch gelegen kern. Met de elektronenmicroscoop is te zien dat er zich in het
cytoplasma veel vacuolen bevinden. Hier is ook te zien dat het oppervlak van de
cel vrij grillig verloopt en dat de macrofaag ook uitlopers heeft. Bij fagocytose
vormt het cytoplasma van de macrofaag uitlopers richting de stof die wordt
opgenomen. Het cytoplasma sluit zich uiteindelijk rondom die stof. Eenmaal
opgenomen wordt de stof afgebroken.
Granulocyten
De eosinofiele granulocyt kleurt roze, de basofiele granulocyt kleurt blauwpaars en
de neutrofiele granulocyt kleurt geen specifieke kleur. Neutrofiele granulocyten
hebben ongeveer dezelfde functie als macrofagen; deze zijn aspecifiek en zullen
nog eerder dat de macrofagen ter plekke zijn om stoffen te fagocyteren. Deze
cellen gaan na fagocytose, in tegenstelling tot macrofagen, dood. Dit zorgt voor
celdood in het weefsel als de neutrofiele granulocyten erg actief zijn. Deze dode
cellen zullen dan als pus het lichaam verlaten.
Neutrofiele granulocyten zijn polymorfkernig; de kern kan in verschillende vormen
voorkomen. In de onrijpe vorm heeft de kern een bandvorm. Bij een ontsteking
komen in het bloed dan ook veel bandvormige, onrijpe, neutrofiele granulocyten
voor.