Samenvattingen weefsels
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Basale immunologie<br />
Basale immunologie: hoorcollege 9, aspecifieke afweer ‘innate system’<br />
Het immuunsysteem is uit veel verschillende lagen opgebouwd. Vroeg in de<br />
evolutie hadden organismen minder lagen, maar er zijn steeds meer lagen<br />
bijgekomen.<br />
Kwallen en dergelijke prehistorische organismen waren veel minder complex dan<br />
hogere organismen. Hun immuunsysteem werkte enkel met eiwitten. Een ander<br />
oud eiwitsysteem is het complementsysteem.<br />
Lagere organismen gebruiken dus eiwitten om lichaamsvreemde stoffen te<br />
herkennen en op te ruimen. Hiervoor gebruiken ze het complementsysteem. Het<br />
complementsysteem bestaat uit vele complementfactoren zoals C1, C2 etc. C3 is<br />
hiervan één van de belangrijkste. Zelfs bij de mens, waarbij het immuunsysteem<br />
uit nog veel meer lagen bestaat, is de concentratie C3 in het bloed nog steeds heel<br />
hoog. Dit eiwit wordt actief gemaakt door het te klieven door middel van<br />
proteolyse. Na deze klieving ontstaat C3b. Hierbij komt een thiolesther vrij te<br />
liggen die covalent kan binden met een OH-groep. Dit eiwit bindt dus aan alles.<br />
Complement in het bloed wordt continu een beetje gesplitst. De omgeving van een<br />
gebonden OH-groep kan een activerend of een niet-activerend oppervlak zijn. Het<br />
lichaamseigen oppervlak is niet-activerend. In het bloed zitten activatoren en<br />
remmers. Het niet-activerende oppervlak stoot de activatoren af en trekt de<br />
remmers aan, waardoor er geen binden met C3 plaatsvindt. Het activerende<br />
oppervlak trekt activatoren aan die ervoor zorgen dat C3 gaat binden. Na deze<br />
binding ontstaat er een complex waardoor nieuw C3 wordt aangetrokken. Hierdoor<br />
kunnen er enorm snel heel veel C3-eiwitten aan een activerend oppervlak binden.<br />
Als C3 geactiveerd is ontstaat er een cascade aan reactie waarbij andere<br />
complementeiwitten (C5 t/m C9) geactiveerd worden. Deze complementen vormen<br />
een structuur die gaten maakt in het activerende oppervlak, bijvoorbeeld het<br />
membraan van een bacterie. Door deze gaten kunnen water en zouten passeren,<br />
waardoor de osmotische waarden veranderen en de binnendringer dood gaat. Bijna<br />
iedere levensvorm heeft deze basisvorm. Later in de evolutie zijn er verfijningen<br />
bijgekomen.<br />
Fagocyterende cellen (fagocyten) bestaan uit de circulerende granulocyten<br />
(basofiel, eosinofiel en neutrofiel) en de cellen die zich in het weefsel bevinden, de<br />
macrofagen en de dendritische cellen. Fagocyten hebben een grote familie aan<br />
patroonherkennende receptoren, omdat een fagocyt het lichaamsvreemde moet<br />
herkennen voordat het kan opnemen en afbreken. De combinatie aan receptoren<br />
die geactiveerd worden bepalen wat de cel doet. Lectinen (collectinen) zijn<br />
receptoren die suikers herkennen. Op ieder membraan en op ieder eiwit zitten<br />
suikers die uniek zijn voor een organisme. Er zijn te veel verschillende<br />
suikervormen voor een receptor om een unieke suiker te kunnen herkennen. Deze<br />
receptoren kunnen wel specifiek naar één suiker kijken, bijvoorbeeld mannose, en<br />
vervolgens kijken naar de omgeving (het patroon) ervan kijken. Zo’n patroon is<br />
uniek voor een organisme. Wanneer een lectine op een fagocyterende cel een<br />
afwijkend patroon waarneemt zal de fagocyterende cel geactiveerd worden. Er<br />
hoeven maar enkele bacteriecomponenten herkent te worden voor activatie. Bij<br />
activatie gaat de cel vrij radicalen maken, zal het vetmetabolisme veranderen om<br />
biologisch actieve moleculen te produceren en worden er eiwitten (cytokinen)<br />
geproduceerd. Ieder stofje dat wordt geproduceerd heeft een groot effect. Het<br />
heeft positieve effecten voor het oplossen van bijvoorbeeld een bacteriële infectie,<br />
maar wanneer de reactie doorslaat kan het zeer negatieve effecten hebben.<br />
Scavengerreceptoren zijn eiwitreceptoren die vetten, lipoproteïnen,<br />
polynucleotiden en dergelijke structuren herkennen. De werking ervan lijkt op die