Samenvattingen weefsels
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Basale immunologie: hoorcollege 13, lymfeknopen en milt<br />
Kenmerkend voor de secundaire lymfoiede <strong>weefsels</strong> en organen zijn de lichtere<br />
ronde structuren met een donkere omranding; de follikels. De follikels zijn de<br />
centra waar de humorale immuunrespons zich plaatsvindt; de rijping van B-cel tot<br />
plasmacel. Follikels hebben een dicht reticulum van dunne collageenvezels type III.<br />
Hier zitten voornamelijk B-lymfocyten voor in diverse rijpingsstadia. In de donkere<br />
omrandingen komen veel kleine, inactieve B-lymfocyten voor. De T-lymfocyten zijn<br />
voornamelijk buiten de follikels geconcentreerd. Een verschil in de bouw van een<br />
secundair lymfoied orgaan hangt af van waar de antigenen het weefsel<br />
binnenkomt. In secundair lymfoied weefsel wordt de immuunreactie gestart; hier<br />
worden bijvoorbeeld de B-cellen geactiveerd. Dit gebeurt als reactie op het<br />
binnenkomen van een antigeen. Antigenen komen bij de lymfeknoop via lymfe, bij<br />
de milt via de bloedbaan en bij de malt-weefsel komen de antigenen meestal van<br />
buiten het lichaam.<br />
Gedurende de embryonale ontwikkeling wordt de lymfocytenbevolking steeds<br />
dichter en er ontstaan primaire follikels. Primaire follikels ontstaan rondom<br />
folliculaire dendritische cellen (FDC’s). Deze cellen hebben hele lange uitlopers en<br />
vormen samen een netwerk. Een primair follikel wordt secundair wanneer er voor<br />
het eerst antigenen in het weefsel terecht komen. Het centrum van het follikel<br />
wordt dan lichter, maar er blijft wel een wand van donkere cellen over. Deze wand<br />
wordt vaak mantelzone genoemd. Het centum wordt vaak aangeduid met<br />
germinalcentre (of kiemcentrum). De mantelzone is donker omdat er daar veel<br />
inactieve lymfocyten (vooral B-cellen) zitten. In het centrum worden de cellen<br />
geactiveerd. Hierbij wordt het cytoplasma groter, de cellen gaan delen en groeien.<br />
Hierdoor wordt het centrum dus lichter.<br />
In het weefsel rondom de follikels zitten dendritische cellen, T-cellen, en<br />
bloedvaten. Ook B-cellen kunnen antigenen herkennen (door hun antistoffen) en<br />
kunnen antigenen opnemen en zo een antigeenproducerende cel worden door een<br />
stukje antigeen op een MHC te presenteren. Wanneer een T- en een B-cel een<br />
antigeen gebonden hebben en elkaar ontmoeten gaan ze de follikel binnen en<br />
starten daar de immuunreactie. ‘passende B-cellen’ zijn B-cellen die een specifiek<br />
antigeen hebben herkend, tonen het antigeen via MHC-II aan het celoppervlak.<br />
Passende T-cellen worden door de dendritische cel geactiveerd. Een aantal B-cellen<br />
gaan naar de follikel en worden verder geactiveerd door de T-helper. Dit is de<br />
follikelcentrumreactie.<br />
In het centrum zitten dan actieve lymfocyten die bezig zijn met groei en deling.<br />
Plasmacellen kunnen heel groot worden. De B-cellen differentiëren eerst tot B-<br />
blasten en vervolgens tot plasmacellen. B-cellen zetten een klasse-switch van<br />
antilichamen in gang. Wanneer B-cellen differentiëren tot plasmacel vinden er nog<br />
wat verandering plaats van het antilichaam (somatische hypermutatie van V-<br />
regio’s) om ervoor te zorgen dat deze zo goed mogelijk binden. Wanneer dit fout<br />
gaat worden ze aangezet tot apoptose door de T-cellen die de processen daar in de<br />
gaten houden. De macrofagen ruimen de celresten op. Rijpe plasmacellen verlaten<br />
de follikel en gaan via de lymfe naar het bloed en verder naar de rest van het<br />
lichaam.<br />
De folliculaire dendritische cel heeft verschillende functies:<br />
- De organisatie van het follikelcentrum die begint bij de ontwikkeling van de<br />
lymfeknoop maar het aantal neemt zeer toe na antigeen-stimulatie<br />
- Het stimuleren van B-cellen als ze in het follikel komen