Koninklijk besluit van 28 februari 1994 - fyto

12550 BELGISCH STAATSBLAD - 11.05.1994- MONITEURBELGE
4.
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
4.5.
4.6.
5.
5.1.
52.
5.3
5.4.
5.5.
6.
6.1.
6.2.
6.3.
6.4.
6.5.
6.6.
6.7.
7.
7.1.
7.2.
7.3.
7.4.
7.5.
7.6.
7.7.
7.7.I.
7.7.2.
S.
8.1.
Verdere gegevens over het preparaat.
Verpakking (type, materialen, formaat, enz.), verenigbaarheid van het preparaat met de
voorgestelde
verpakkingsmaterialen.
Werkwijze voor het schoonmaken van de bij de toepassing gebruikte apparatuur.
Terugkeertijden, noodzakelijke wachttijden of andere voorzorgsmaatregelen ter bescherming van
mensen
en vee.
Aanbevolen methoden en voorzorgsmaatregelen bij hantering, opslag, vervoer.
Spoedmaatregelen bij ongevallen.
Vernietiging of decontaminatie van het bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik en de
verpakking.
Analysemethoden.
Analysemethoden voor de bepaling van de samenstelling van het bestrijdingsmiddel voor
landbouwkundig gebruik.
Methoden voor de bepaling van residuen in of op behandelde planten of plantaardige produkten
(bij voorbeeld biotest).
Methoden om de microbiologische zuiverheid van het bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig
gebruik aan te tonen.
Methoden om aan te tonen dat het bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik gcen
pathogenen voor mensen en andere zoogdieren of, in voorkomend geval, voor honingbijen bevat.
Technieken die worden gebruikt om een uniform produkt te garanderen en keuringsmethoden
voor de standaardisering daarvan.
Gegevens over de werkzaamheid.
Voorafgaande selectieproeven.
Veldproeven.
Gegevens over het optreden of het mogelijk optreden van resistentie.
Effecten op de kwaliteit en, indien gepast, de opbrengst van de behandelde planten of effecten op
de kwaliteit van de behandelde plantaardige produkten.
Fytotoxiciteit . veiligheidsoverwegingen met betrekking tot de doelplanten (ook de verschillende
variëteiten) of de te behandelen plantaardige produkten, en toxiciteit bij doeldieren.
Opmerkingen over ongewenste of onbedoelde nevenwerkingen, bij voorbeeld op nuttige of nietdoelorganismen,
op volggewassen, andere planten of delen van behandelde planten die voor
vermeerdering worden gebruikt (bij voorbeeld zaden, stekken, uitlopers).
Samenvatting en evaluatie van de in de punten 6.1. tot en met 6.6. bedoelde gegevens.
Toxiciteit enlofpathogene eigenschappen en onderzoek naar het infectievermogen.
Eenmalige orale toediening.
Eenmalige dermale toediening.
Inhalatie.
.Huid- en, indien nodig, oogirritatietest.
Huidsensibilisatie.
Beschikbare toxicologische gegevens betreffende niet-werkzame stoffeit
Blootstelling van de toediener.
Huidabsorptie. . .
Waarschijnlijke blootstelling van de toediener onder vc1domstandigheden, met inbegrip van,
indien relevant, kwantitatieve analyse van de blootstelling van de toediener.
Residuen in of op behandelde produkten, levensmiddelen en diervoeders.
Gegevens over residuen van de werkzame stof met inbegrip van informatie over proeven onder
toezicht op gewassen, levensmiddelen endiervoeders voor het gebruik waarvan erkenning wordt
gevraagd, en de proefomstandigheden daarbij. De' g~gevens moeten worden vennc1d voor alle
verschillende klimatologische en landbouwkundige omstandigheden in de gebieden waar
toepassing wordt beoogd. Hierbij inoc~e'll~:Vensyatbare residuen in behandelde gewassen worden
geïdentificeerd. .