M. HOEFNAGELFiguur 1 :het mentale netwerkwaarin woorden zijn opgeslagenHerhalen en terughalen zijn activiteiten,die al op een jonge leeftijd mogelijkzijn, maar de meer formele zakenals: verbindingslijnen leggen en hiërarchieënduidelijk maken, zijn pasvanaf een jaar of 7/8 mogelijk. Op dieleeftijd vindt herstructurering van hetmentale lexicon plaats. Woordenschatuitbreidingwordt dan inbeddingin bestaande netwerken. Het iszaak dat dat goed gebeurt, met dejuiste hiërarchieën.En wij kunnen daar<strong>bij</strong> helpen!3. Welke woorden moeten weaanbieden en op deze (tijdrovende)manier behandelen?Het ligt voor de hand die woorden teselecteren die nuttig zijn voor dedoelgroep, en dus te werken metwoordenleerlijsten.In dit verband moet het onderscheidinhoudswoorden - functiewoordengenoemd worden. Functiewoorden('uitgekristalliseerde stukjes grammatica')zijn hoog frequent, dus belangrijk.Ze zijn makkelijk te selecteren,omdat functiewoorden behoren totde zogenaamde gesloten klassen (eris een beperkt aantal voorzetsels,voegwoorden, voornaamwoorden),in tegenstelling tot de inhoudswoordendie tot de open klassen behoren(werkwoorden, zelfstandige naamwoordenen <strong>bij</strong>voeglijke naamwoordenzijn zeer groot in aantal en erkomen vrijwel dagelijks nieuwewoorden <strong>bij</strong>). Het is dus van belang inieder geval het functiewoordenbestandgrotendeels op te nemen in dewoordenleerlijsten.4. Het maken van een woordenleerlijstBij het maken van een woordenleerlijstof het beoordelen van eenbestaande lijst is een van de eerstevragen: hoe moet een woord gekendworden: alleen passief of ook actief?(het productief leren van een woord is50-100% moeilijker in termen vanleertijd). Ook de leerlast van eenwoord zelf speelt mee: als een woorddeels bekend is (zoah:huishouden) ofals er overeenkomsten zijn met deeigen taal (zoals het in alle talen gelijke:taxi) vermindert dat de leerlast.Een tweede vraag is: hebben we hetover spreektaal of over schriftelijktaalgebruik?En de derde: Waar liggen de leergrenzen(In termen van haalbaarheid:moeten we 10 woorden per dag aanbieden,meer of minder? Moetenalleen algemene woorden een plaatskrijgen in een leerlijst of ook vak-specifiekewoorden?).Het zijn precies die vragen waaroveraan de A.G.Bell scholengemeenschapis gediscussieerd en waarop (voorVHZ • jaargang 39 nummer 2 • juni 1998
WOORDENSCHAT-ONDERWIJS IN HET VSO°nze doelgroepen) passende antwoordenop zijn gevonden binnenonze woordenleerlijsten en -programma's.5. Aan de A.G.B, ontwikkeldewoordenleerlijsten en -programma'sABXNaast de A-lijst, die verwerkt is tot1000 uitgebeelde woorden, bestaat ereen B-lijst (een aanvulling van weer1000 woorden, die eveneens in uitgebeeldevorm gepubliceerd zullenWorden) en een X-lijst (waarin ongeveer500 woorden zijn opgenomendie na het verlaten van de school vangroot belang zijn, zoals: huurwoningen kijk- en luistergeld). Deze drie woordenleerlijstenzijn speciaal gemaaktvoor leerlingen die met geen of weinigkennis van het Nederlands wordenaangemeld. De woorden zijngeselecteerd op spreektaal en (metname de X-woorden) op frequentvoorkomen in formulieren en (reclamefolders.Er wordt gestreefd naarzowel receptieve als productievebeheersing van de A- en B-lijstwoorden,voor de X-woorden volstaat eenreceptieve kennis.De woorden worden aangeboden metafbeelding en gebarenfoto, in een(oefen)zin, verwerkt in verhaaltjes enopdrachten (en binnenkort ook incomputerspelletjes). De woordenWorden gebruikt (herhaald) in klassengesprekkenen in individuele lessen.We hopen op die manier de eerdergenoemde woordknopen zo goedmogelijk te vullen en zo vast te verankerenals maar mogelijk is.Het is de bedoeling dat alle leerlingenvan school gaan met minimaal deze2500 woorden tot hun beschikking;voor leerlingen die dat niet 'halen'(<strong>bij</strong>voorbeeld omdat zij pas op 16-jarigeleeftijd worden aangemeld), kunnenalleen de A-lijst en de X-lijstgedaan worden.FunctiewoordentrainingEerder heb ik het belang van functiewoordengenoemd. Voor veel leerlingen(<strong>bij</strong>voorbeeld in de BAVO-0-groepen)is functiewoordentraining vangroot belang: zij kennen vaak de betekenisen het gebruik van veel-voorkomendewoorden als sommige en enkeleniet. Om teksten te begrijpen is ookkennis van functiewoorden nodig.Op de AGB zijn voor drie woordgroepen(voegwoorden, voornaamwoorden,telwoorden) een doelwoordenlijstgemaakt, een beheersingstest eneen training in de vorm van aanbiedingsstrategieën/oefenmateriaalvoor de leerkracht en voor de logopedielessen.Een van de aanbiedingsstrategieën is<strong>bij</strong>voorbeeld: de woorden enkele ensommige gedurende een week dagelijksin verschillende situaties doorverschillende onderwijsgevenden latengebruiken (in spreektaal): tijdensde kooklessen, de gymnastiekles, inde klas. De week daarna twee anderewoorden, enz. Ook wordt in dezelfdeweek formele instructie gegeven (<strong>bij</strong>voorbeeldop logopedie) over debetekenis en het gebruik. Op diemanier worden de gebruiksrelatiestelkens weer herhaald en versterkt.Aan een doelwoordenlijst en een testprogrammavoor de andere groepenfunctiewoorden (voorzetsels, <strong>bij</strong>woorden)wordt momenteel gewerkt.IVUOok op een hoger niveau kan aanwoordenschatuitbreiding gewerktworden. Woordenleerlijsten metdaaraan gekoppelde programma'svolstaan dan niet meer: de woordenschatis daarvoor te individueel enveelomvattend geworden.Er moet dan overgegaan worden toteen IVU-programma (individuelevocabulair uitbreiding), dat <strong>bij</strong>zondereffectief kan zijn (de woordenschatwordt zeer snel groter), maar erg veelinzet van de leerling en begeleidingvergt.Het principe van een IVU-programmais eenvoudig: dagelijks moet eenleerling 5 of 10 woorden verzamelendie hij/zij in verschillende omgevingentegenkomt en niet kent. Over diewoorden wordt even gepraat, ze wordenop een systeemkaartje geschrevenen in een semantisch veld geplaatst.Elke dag moeten de kaartjesuit het kaartenbakje doorgelopenworden, eenmaal per week wordt eroverhoord: 'bekende' woorden gaannaar een andere afdeling van hetbakje, nog niet gekende woorden blijvenwaar ze waren.Een keer per maand worden allewoorden van de 'andere' afdelingoverhoord, waarna de daarvan bekendewoorden uit het kaartenbakjegehaald kunnen worden.Na een aantal maanden heeft eenleerling zo'n beetje alle omgevingswoordenverzameld; hij/zij begintdan woorden mee te brengen die tever van zijn taalomgeving af staanom belangrijk te zijn. Het IVU-programmais dan voltooid.Aan de A.G. Bell scholengemeenschapzijn de ervaringen met bovengenoemdeprogramma's goed. Natuurlijkzijn met de A-,B-,X-lijsten, defunctiewoordentraining en de IVUprogramma'sniet alle woordenschatproblemenvan de leerlingen opgelost,maar er is wel (een begingemaakt met) een duidelijke woordenleerlijn,die door de hele schoolheenloopt. En daar zijn we trots op!Informatie over 1000 uitgebeeldewoorden en het IVU-programmakan worden opgevraagd <strong>bij</strong>:Marian Hoefnagel, linguïsteA.G. Bell scholengemeenschapBurgemeester Eliasstraat 761063 EX Amsterdamtel: 020-6131133fax:020-6149273e-mail: agbell@xs4all.nlVHZ • jaargang 39 nummer 2 • juni 1998