ARTIKELEN<strong>Geprotocolleerde</strong> <strong>diagnostiek</strong><strong>bij</strong> de indicatiesteling SH/E<strong>SM</strong> onderwijs.Dr. S.M. <strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong>SamenvattingDe primaire <strong>diagnostiek</strong> voor kinderen met een communicatieve handicapmoet plaats vinden door een multidisciplinair team, waardoorduidelijk gemaakt kan worden of het primair gaat om een communicatiefprobleem, dan wel een (te verhelpen) medisch probleem of eenleerprobleem. Vervolgens moet de taal geanalyseerd worden oponderscheiden taaicomponenten. Voor jonge kinderen ziet dit eranders uit dan voor oudere kinderen. Bij jonge kinderen zal de taalproduktiein de breedte geanalyseerd moeten worden, o.a. met deSchlichting test voor taalproduktie. Bij oudere kinderen kunnen de verschillendetaaicomponenten ook in de diepte geanalyseerd worden.Het onderwijs aan SH/E<strong>SM</strong>- scholen zal een totaal didactisch pakketbieden, waar<strong>bij</strong> de leerkracht centraal staat en de verschillende therapeutischedisciplines onderwijsondersteunend zijn1. InleidingDe ontwikkelingen binnen de onderwijspolitieknopen tot reflectie opeigen handelen binnen het SH/E<strong>SM</strong>onderwijs.Opgebouwde ervaringsdeskundigheidvan verschillende disciplinesmoet vertaald worden naaromschreven uitgangspunten en criteria.Reflectie moet komen op begrippenals onderwijs, onderwijsbeperking,communicatieve stoornis entherapie. Het uiteindelijke doel vanal onze inspanningen zal neergelegdmoeten worden in een geïntegreerddidactisch model: de Rugzak indiceertvoor onderwijsbeperkingen enniet voor noodzakelijke therapieën.Dit neemt niet weg dat het begripcommunicatieve stoornis wel het uitgangspuntis <strong>bij</strong> het aangeven van deonderwijsbeperking. Naast de ontwikkelingenin de onderwijspolitiekzijn er ook ontwikkelingen binnen degezondheidszorg. Ook hier wordtgevraagd om objectieve uitgangspuntenen criteria voor het verlenenvan zorg. Er wordt gestreefd naar eenkosten-effectieve gezondheidszorg.De Ziekenfondsraad heeft in 1996 eenlijst met 126 verstrekkingen gepubliceerd,waar<strong>bij</strong> twijfel bestaat omtrentde doelmatigheid van die verstrekking.Op de 14e plaats op deze lijststaat de verstrekking: logopedie <strong>bij</strong>taalstoornissen. Ook hier wordt infeite de vraag gesteld: "Wat is eencommunicatieve stoornis en welketherapie moet hiervoor gevolgd worden?"Bij de discussie over de hulpverleningaan kinderen met communicatieveproblemen spelen de uitgangspuntenvan de beide ministeriesdwars door elkaar heen.Hoe een en ander te begrijpen en inpositieve banen te leiden?Voor beide discussies lijkt het belangrijkte beginnen <strong>bij</strong> het begripCommunicatieve Stoornis en vandaaruit te kijken naar therapieën eneventuele onderwijsbeperkingen.2. Communicatieve stoornissenCommunicatieve stoornissen <strong>bij</strong> kinderenmanifesteren zich veelvuldigals stoornissen op het gebied van hetgehoor- en/of spraak-taalfunctie: opbasis van een niet goed gehoor of eenonvoldoende spraak- en taalontwikkelingverloopt het contact met deomgeving niet optimaal.Aanvankelijk lag de aandacht vanuitde hulpverlening hoofdzakelijk <strong>bij</strong>dove en slechthorende kinderen.Wanneer geschreven of gesprokenwerd over communicatieve stoornissenkon de ondertitel zijn: hoorstoornis,auditieve perceptie en taalstoornissen(Bamford e.a. 1992) of: communicatiedoor spraak en taal, ookmet een slecht gehoor (Graeff e.a.1991).Halverwege de jaren '70 werd op deconsultatiebureaus in Nederland eenstandaard gehoorscreening ingevoerd(Ewing 1971), teneinde kinderenmet een verminderd gehoor tijdigte kunnen opsporen en op die manierhet niet goed verlopen van de spraakentaalontwikkeling te voorkomen.Sinds het begin van de jaren '80 wordtook het signaleren van een niet goedverlopende spraak- en taalontwikkelingvan belang geacht om eventuelegehoorstoornissen op te sporen(<strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong> 1985, de Ridder1990). De reden hiervan is dat gehoorstoornissenweliswaar soms al vroegworden ontdekt - doordat oudersmerken dat een kind onvoldoendealert reageert op geluiden in deomgeving, of omdat <strong>bij</strong> de gehoorscreeningop het consultatiebureautwijfels zijn gerezen omtrent hetgehoor - maar dat desondanks toch<strong>bij</strong> veel kinderen de onvoldoendespraak- en taalontwikkeling vaak heteerste signaal blijkt te zijn dat er ietsniet in orde is met het gehoor van hetkind. Kinderen die gezien hun leeftijdonvoldoende spreken worden derhalveook vaak aangeboden <strong>bij</strong> eenKNO-arts of een Audiologisch Cen-VHZ • jaargang 39 nummer 2 • juni 1998
GEPROTOCOLLEERDE DIAGNOSTIEK BIJ DE INDICATIESTELING SH/ E<strong>SM</strong> ONDERWIJStrum, vanuit de verwachting dat zeminder goed horen. Door hetomvangrijke aanbod van kinderenmet een onvoldoende spraak- en taalontwikkelingontstond toenemendinzicht in de diversiteit van spraakentaalontwikkelingsproblemen alsmedede beïnvloedende factoren opde spraak- en taalontwikkeling.Neurologische problemen, een zwakkeof onvoldoende intelligentie enontoereikende omgevingsfactorenblijken, naast het gehoor, eveneenseen belangrijke rol te spelen. Ook zijner kinderen die een spraak- en taalprobleemhebben zonder dat daar eenduidelijke oorzaak voor is aan te wijzen;de kinderen met een specifieketaalstoornis of dysfatische ontwikkeling(Njiokiktjien 1987, <strong>Goorhuis</strong> &Schaerlaekens 1994). Naast een gehooronderzoekdienen dus ook andereaspecten van het kind onderzochtte worden.Het bovengenoemde illustreert datkinderen met communicatieve stoornissenals één diagnostische entiteitdienen te worden beschouwd, geziende nauwe relatie tussen stoornissenvan de gehoorfunctie en de spraakentaalontwikkeling. Dit is ook precieswat gebeurt binnen het SH/Ë<strong>SM</strong>onderwijs. Kinderen worden op descholen toegelaten vanwege eengehoorprobleem of vanwege eenspraak-taalprobleem, wanneer dit inhet reguliere onderwijs problemengeeft.De criteria voor het omschrijven vaneen gehoorprobleem blijken mindermoeilijk dan het omschrijven van decriteria van een spraak- en taalprobleem.Een gehoorprobleem is indecibellen uit te drukken. Hoe moeteen spraaktaal-probleem uitgedruktworden? In de literatuur blijkt hiergeen consensus over te bestaan. Erbestaat fundamentele onenigheidover de terminologie en classificatie(Lahey 1990, Dunn e.a. 1996, Enderbye.a. 1996). Ten gevolge hiervan is menhet ook niet eens over de incidentievan spraak- en taalstoornissen: schattingenlopen uiteen van 1% -19%.Ook is men het oneens over therapeutischeimplicaties voor specifieke, danwel niet-specifieke taalstoornissenBovendien wordt er vaak een onvoldoendedifferentiatie aangebrachttussen specifieke en niet-specifieketaalstoornissen, waardoor teveelkinderen onterecht als specifiektaalgestoorde kinderen doorgaan(McCauley e.a. 1990, Ziegler e.a. 1990,Schonweiier 1992, <strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong>e.a. 1995). Het is dan ook niet vreemddat het bureau Smets en Hover metbetrekking tot spraak- en taalproblemeneen aantal criteria uit de luchtheeft gegrepen, waar moesten ze zeanders vandaan halen? Dat deze criteriaaangescherpt moeten wordenspreekt vanzelf. Hier<strong>bij</strong> lijken mijtwee zaken essentieel:Ten eerste wordt er gesteld dat eenspraak-taalstoornis vastgesteld kanworden door een audiologisch enlogopedisch onderzoek: dit is beslistonvoldoende. Te veel kinderen metmedische en/of cognitieve problemenblijven dan onopgemerkt.In de tweede plaats wordt gesteld datde spraak-taalachterstand beoordeeldmoet worden t.o.v. het gemiddelde<strong>bij</strong> de kalenderleeftijd: ook ditis onjuist, een spraak-taalachterstandmoet beoordeeld worden t.o.v. hetgemiddelde <strong>bij</strong> deniet-verbale cognitieveontwikOnderzoekerskelingsleeftijd!.(vast te stellen door<strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong>,een kinderpycho-1988; n=46logisch/orthope-dagogisch onderzoek)Wanneerdit niet gebeurtzal onvoldoendeonderscheid gemaaktkunnen wordentussen spraaktaalgestoordekinderenen kinderenmet leerbeperkingen(MLK/ZMLK).Ziegler e.a., 1990n=100Schonweiler 1992n= 1305Aram e.a. 1992n=256<strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong>e.a. 1995, n = 319<strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong> ie.a. 1997, n = 209Alle kinderen meteen verdenking op een spraak- entaalproblematiek dienen multidisciplinaironderzocht te worden door eenKNO-arts, een audioloog, een orthopedagoog/ontwikkelingspsycholoogen een logopedist (zie ookBOSK/FOSS nota's 1990, 1991, 1993).Multidisciplinaire <strong>diagnostiek</strong> opdeze manier uitgevoerd kan eenscherper onderscheid maken tussenspecifiek en niet-specifiek taalgestoordekinderen, hetgeen van grootbelang is voor te volgen therapie.In de loop van de tijd werd de multidisciplinaire<strong>diagnostiek</strong> steeds aangescherpten verfijnd (<strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong> 1988, <strong>Goorhuis</strong>-<strong>Brouwer</strong> e.a.1995,1997). Opvallend is dat <strong>bij</strong> ogenschijnlijkspecifiek spraak- en taalgestoordekinderen in het Groningseonderzoek (aangeboden door medischspecialisten, waaronder in 50%van de gevallen de huisarts) steedsslechts ongeveer 25-30% van de kinderenspecifiek spraak- en taaigestoordblijkt te zijn.Dit komt overeen met bevindingenvanuit ander multidisciplinair uitgevoerdonderzoek (Ziegler e.a 1990,Schonweiler 1992, Aram 1992), waarin,eveneens <strong>bij</strong> veronderstelde specifiekspraak- en taalgestoorde kinderen,slechts ongeveer 40% van de kinderenvan deze diagnose kon wordenvoorzien, (zie tabel 1.)In een groot aantal gevallen wordengehoorproblemen geconstateerd diemet behulp van medisch ingrijpenverholpen kunnen worden (30-40%)of ernstige cognitieve problemenwaarvoor algehele ontwikkelingsstimulatieis geïndiceerd (20-30%)leeftijdenSpecifiek2-3 jaar4-8 jaar2-8 jaar2-6 jaar2-6 jaar2-6 jaarspraak-en taaigestoord24%39%37%40%25%28%Tabel 1.Analyse van verondersteldespecifieke spraak- entaalproblemen met behulp vanmultidisciplinaire <strong>diagnostiek</strong>.Het vermogen om met behulp vanmultidisciplinaire <strong>diagnostiek</strong> onderscheidte kunnen maken tussen specifieken niet-specifiek spraak- en taalgestoordekinderen is van grootbelang voor het te kiezen revalidatieprogramma.Specifiek spraak- en taalgestoordekinderen zijn meestal gebaat <strong>bij</strong>VHZ • jaargang 39 nummer 2 • juni 1998