13.07.2015 Views

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

sjef barbiersAnders gezegd, waarom is de volgorde [zwemmen 3moet 1kunnen 2] mogelijk, terwijlde ermee corresponderende PP ‘Extrapositie’ volgorde [kuste 3[op het perron] 1[op haarwang] 2] onmogelijk is, en waarom is de volgorde [kunnen 2zwemmen 3moet 1] onmogelijk,terwijl het parallelle [[op haar wang] 2kuste 3[op het perron] 1] wel goed is?6.2.1 Volgorde 2-3-1Kijken we eerst naar de onmogelijkheid van 2-3-1 bij clusters van type 2 en 3. We beginnenmet de aanname dat in de syntactische component bij deze clusters dezelfde intrapositiesoptreden als bij meervoudige PP ‘Extrapositie’ en bij werkwoordclusters van type 1.De predicatieve verhoudingen zijn immers hetzelfde: V2 prediceert over V3 en V1 prediceertover de constituent [V2 V3]. De structuur die aangeleverd wordt aan LF moet dezepredicatierelaties coderen. Dit betekent dat de onmogelijkheid van 2-3-1 moet volgen uiteen PF-conditie. De configuratie 2-3-1 wordt wel afgeleid, maar kan niet worden uitgespeld.De vraag is hiermee gereduceerd tot de vraag waarom clusters van het type [gaan 2zwemmen 3is 1] wel in deze volgorde kunnen worden uitgespeld maar clusters van het type[kunnen 2zwemmen 3moet 1] en [hebben 2gemaakt 3moet 1] niet.Het verschil lijkt hem te zitten in de relatie tussen de twee hulpwerkwoorden. Modalehulpwerkwoorden selecteren een eventief predicaat, in het ongemarkeerde geval eenhoofdwerkwoord. 27 , 28 Modale hulpwerkwoorden en hulpwerkwoorden van tijd zijn zelfgeen eventieve predicaten, zij modificeren slechts eventieve predicaten. Dit betekent datin clusters van het type [modaal 1modaal 2werkwoord 3], modaal 2niet aan de selectie-eisenvan modaal 1kan voldoen. <strong>Werkwoord</strong> 3moet daarom de selectie-eisen van beide modalenvervullen. Dit is schematisch weergegeven in (32). Er is een selectierelatie tussen modaal 1en werkwoord 3en tussen modaal 2en werkwoord 3maar er is geen selectierelatie tussenmodaal 1en modaal 2. In termen van kenmerken: Een hulpwerkwoord met uEvent (telezen als unvalued of uninterpretable event; zie Chomsky 1995, 2001) vraagt een werkwoordmet iEvent bij zich (te lezen als interpretable event).(32) moet kunnen zwemmenmodaal 1modaal 2werkwoord 3uEvent uEvent iEventBij clusters van het type 3 vinden we ook geen selectierelatie tussen het eerste en tweedehulpwerkwoord. De modaal vraagt een eventief predicaat bij zich, maar het hulpwerkwoordvan tijd is geen eventief predicaat. Het hulpwerkwoord van tijd vraagt een perfectiefcomplement bij zich. Beide selectie-eisen moeten worden bevredigd door het hoofdwerkwoord.27 De werkwoorden met het interpreteerbare kenmerk [eventief] corresponderen met de zelfstandige werkwoordenof hoofdwerkwoorden uit de traditionele grammatica. Zij denoteren zelfstandig een handeling, proces,gebeurtenis of staat, dit in tegenstelling tot de hulpwerkwoorden.28 In Barbiers (1995) worden constructies als De fles moet leeg geanalyseerd als gevallen van niet-verbalecomplementatie. Als dat juist is dan is het kenmerk [eventief] niet beperkt tot werkwoorden. Dit is plausibelmaar behoeft nadere uitwerking in toekomstig onderzoek.176

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!