13.07.2015 Views

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

Discussie Werkwoord- plaatsing - Nederlandse Taalkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

jan-wouter zwartOver de triggers voor ver<strong>plaatsing</strong> zullen we meer te zeggen hebben in de volgendesubparagraaf. Hier wil ik nog een andere ontwikkeling in de theorie signaleren die evenzeerbetrekking heeft op het eenvoudscriterium, en die niet zonder gevolgen kon blijvenvoor de beschrijving van het V2-patroon. We zien namelijk in de Regeer- en Bindperiodede opvattingen over de structuur van de zin een belangrijke wijziging ondergaan.In de vroeg-generatieve periode was de structuur die aan zinnen werd toegekendbetrekkelijk plat. In het model van Chomsky (1957) was een transformatie niet zozeer eenmanipulatie van structuur, alswel één van lineaire volgorde. Gedetailleerde studies naarde gelaagdheid van de structuur ontbraken niet (o.a. Daalder en Blom 1976, Jackendoff1977), maar voor een verreikende conclusie als die van Kayne (1984) dat syntactischestructuur onveranderlijk binair vertakt, was het te vroeg.Wat hierbij een belangrijke rol speelde was de status van de functionele categorieën.Pas in de Regeer- en Bindperiode werden deze gezien als functionele hoofden, die eenreguliere woordgroepsstructuur projecteerden. Daarvóór waren COMP en het complexvan kenmerken die relevant zijn voor de werkwoordsinflectie (Infl/Aux) amorfe categorieëndie de zin als geheel een exocentrisch (hoofdloos) karakter gaven. De toepassingvan de uniforme woordgroepsstructuur op alle syntactische categorieën leidde tot eenbelangrijke vereenvoudiging, aangezien elk onderdeel van de zin nu dezelfde eenvoudigesubstructuur bezat (zie ook noot 2). Het recursieve karakter van de grammatica maaktenu dat de boomstructuur van de zin ogenschijnlijk explosief gegroeid was, wat leiddetot scepsis ten aanzien van de realiteit van bepaalde onderdelen van de structuur (zoalsbijv. Infl in Weerman 1989). We zien hier dat het eenvoudscriterium tot verschillendeuitkomsten kan leiden: een kleinere, minder regelmatige structuur dan wel een grotere,regelmatige structuur.De beschrijving van V2 werd er door de uitgebreidere structuur niet eenvoudigerop. De tendens om elke functionele categorie een eigen woordgroep te laten projecterenleidde tot een opsplitsing van de CP en de IP in een veelheid van functionele categorieën.De gelaagdheid van de CP werd beargumenteerd in Müller en Sternefeld (1993),Hoekstra en Zwart (1994), en uiteindelijk Rizzi (1997); in plaats van een enkele categorieC wordt in deze analyses onderscheid gemaakt tussen de categorieën [zinstype], [topic], en[focus], onder andere. De gelaagdheid van de IP werd beargumenteerd in Pollock (1989)en Chomsky (1991); hier werd het Infl-complex opgesplitst in een [tempus]-element T encongruentie-elementen voor het subject en het object (AgrS en AgrO). Daarnaast werdeen plaats ingeruimd voor het element negatie (Neg) (Pollock 1989, Zanuttini 1991), vooraspect (Kayne 1989), en uiteindelijk voor een hele reeks adverbiale noties (Cinque 1997).Al deze ontwikkelingen maakten het bijzonder moeilijk om vol te houden dat het werkwoordnaar één vaste positie verplaatst werd; sowieso was de vertrouwde eindbestemmingvan het werkwoord, COMP, opgeknipt in een groot aantal functionele hoofden, elk eenkandidaat om het werkwoord te ontvangen.Het eenvoudscriterium lijkt hier te schreeuwen om een ander soort benadering: lieverdan te stellen dat het werkwoord zich altijd naar een (willekeurig gekozen) vaste functionelepositie verplaatst, kunnen we veronderstellen dat het werkwoord altijd dezelfderelatieve positie inneemt, namelijk die van de positie na de eerste constituent (Anderson1993).210

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!