‘Ik zing tijdens mijn werk en in de supermarkt 42 zilver magazine
PARADIJSVOGELS | TEKST MARRY DIJKSHOORN | FOTOGRAFIE ERIK GIGENGACK De Hengelose kunstenaar Guusje Beverdam (72) is altijd haar eigen weg gegaan, heeft haar eigen keuzes gemaakt en haar eigen gevoel gevolgd. Dat begon al toen ze eigenlijk te kleurrijk was voor de AKI. Sindsdien maakte ze onder andere faam met haar keramische banken waar de kleuren vanaf spatten. Scheppen doet ze nog steeds, maar tegenwoordig zingt ze er ook bij. Een vraaggesprek. ‘Mijn werk is vaak ironisch, het gaat over illusies, de roze droom die niet bestaat’ Je ziet er opvallend en kleurrijk uit, is dat een statement? ‘Nee, geen statement, we leven toch in een kleurrijke wereld? Ik draag nooit grijs en bruin, liever ook geen wit. Ik ben een viespeuk, wit blijft nooit wit bij mij en zwart draag ik liever niet. Ik denk wel dat ik een beetje anders ben, vooral door de vrijheid waarin ik leef, mijn hele leven al. Ik voel me vrij en ik woon in mijn eigen paradijs, mijn huis en mijn tuin.’ Ben je nu met pensioen of werk je nog steeds? ‘Ik werk minder hard natuurlijk en heb meer tijd voor andere dingen, maar ik ben ook aan een nieuwe carrière als chansonnière begonnen, samen met Nico van Bergenhenegouwen, een gepensioneerde huisarts. Ik kwam Nico enkele jaren geleden tegen, hij speelde accordeon en zong er chansons bij. Ik dacht meteen: dat wil ik ook en als ik het nu niet doe, doe ik het nooit meer, dus ik heb zangles genomen. Ik heb altijd willen zingen. We hebben ook optredens, maar we doen het vooral omdat we het leuk vinden, niet voor het geld. Ik heb altijd al erg van Franse chansons gehouden, vertaalde ze met mijn zusje en zong ze aan tafel. Francoise Hardy, Aznavour, Edith Piaf, Jacques Brel. Je kent ze toch wel?’ Zeker. Doen jullie ook Serge Gainsbourg? ‘Nee, die niet. Misschien moeten we Je t’aime, moi non plus een keertje doen, beetje hijgen. Daar zal iedereen echt op zitten wachten. Onze eerste aanvraag kwam van Vrouwen van Nu in Staphorst, vroeger heette dat de plattelandsvrouwen. Ik bedoel maar.’ Paradijs Vogels KUNSTENAAR GUUSJE BEVERDAM Een grotere passie dan de beeldende kunst? ‘Nee, dat niet, maar wel echt belangrijk voor me. Ik zing ook altijd tijdens mijn werk of in de supermarkt, zachtjes. Een oudere man kwam laatst naar mij toe en zei: Wo man singt, lasst man sich nieder, böse Menschen haben keine Lieder. Mooi, hè? Als je terugkijkt op je carrière, ben je dan tevreden met bijvoorbeeld de erkenning die je hebt gekregen? ‘Ik blik niet terug, dat doe ik nooit, maar ik ben wel tevreden met de erkenning voor mijn werk. Iedereen weet hier wie ik ben, ik heb redelijk goed kunnen verdienen, er zijn veel mensen die van mijn werk houden. Na de AKI kreeg ik een startstipendium van het Fonds voor de Beeldende Kunst om mij als kunstenaar te vestigen. Vanaf dat moment is het eigenlijk goed gegaan. De docenten hadden het moeilijk met mijn werk. Het is enorm kleurrijk, maar beeldende kunst was in de jaren tachtig op de AKI vaak ingetogen. Humor leek niet te mogen. Het heeft mij tijd gekost om erachter te komen dat ik, ondanks de tijdgeest, veel kleur en grappen in mijn werk wilde. Op de grens van kunst en kitsch. Niet omdat ik tegendraads wil zijn, ik ben gewoon zo. De eyeopener was een tentoonstelling op de Rietveld-academie. Ik zag daar vrolijk werk van examenjaar studenten, ironisch en met allemaal kleuren. Voor mij brak de hemel open. Dat wilde ik ook kunnen maken. Het hoefde niet moeilijk en zwaarwichtig te zijn. Mijn werk is vaak ironisch, het gaat over illusies, de roze droom die niet bestaat. Perfectie bestaat niet. Vanaf dat moment ging ik los. We kregen gelukkig ook een nieuwe docent glazuur. We hadden altijd van die zilver magazine 43