17.08.2015 Views

De kwaliteit van Sportrevalidatie modellen

Sportrevalidatiemodellen - Ton Leenders

Sportrevalidatiemodellen - Ton Leenders

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> <strong>Sportrevalidatie</strong><strong>modellen</strong>:Nationaal & InternationaalBeroepsopdracht door:Alissa MaliKevin SchoutenNadia <strong>van</strong> DijkSaskia DrijverInterne begeleider:Rolf HooglandExterne begeleider en opdrachtgever:Michel Edelaar, Heliomare arbeidsintegratieHogeschool <strong>van</strong> Amsterdam, opleiding Fysiotherapie 2011


Inhoudsopgaveopdrachtgever: Michel Edelaarcoach: Rolf HooglandVoorwoord 3Hoofdstuk 1. Inleiding 4Hoofdstuk 2. Methode 6Hoofdstuk 3. Resultaten nationaal 113.1 Methodiek Aeroob revalidatie systeem 163.2 Methodiek Graded Activity nationaal 193.3 Methodiek Knierevalidatie 243.4 Methodiek Kracht revalidatie systeem 293.5 Methodiek Belasting- Belastbaarheidmodel 323.6 Methodiek Physical Rehabilitation Training 343.7 Methodiek Rehaboom 383.8 Methodiek Revalidatiecirkels 423.9 Methodiek T-LOR 56Hoofdstuk 4. Resultaten internationaal 584.1 Methodiek Barcelona model 624.2 Methodiek DAPRE model 654.3 Methodiek Golf rehabilitation model 684.4 Methodiek Graded activity 724.5 Methodiek Injury risk model 744.6 Methodiek Movement continuüm theory 784.7 Methodiek Optimum performance training 804.8 Methodiek Panjabi 844.9 Methodiek Return-to-Play in sport: a decision based model 874.10 Methodiek UEFA model 91Hoofdstuk 5. Conclusie 94Hoofdstuk 6. Discussie 95Hoofdstuk 7. Samenvatting 97Hoofdstuk 8: Verantwoording 98Referentielijst 992


Voorwoordopdrachtgever: Michel Edelaarcoach: Rolf HooglandVoor u ligt de beroepsopdracht welke het resultaat is <strong>van</strong> een literatuuronderzoek naar dewetenschappelijke onderbouwing achter de sport revalidatie <strong>modellen</strong>. Dit literatuuronderzoek is gericht op zowel nationale als internationale <strong>modellen</strong>. Aan dit onderzoek is inde periode tussen januari 2011 en juni 2011 gewerkt. <strong>De</strong>ze scriptie is geschreven terafronding <strong>van</strong> de studie fysiotherapie aan de Hogeschool <strong>van</strong> Amsterdam. <strong>De</strong> opdracht isaangereikt door revalidatiecentrum Heliomare Arbeidsintegratie.Graag willen wij de personen en instanties buiten de werkgroep bedanken voor alle steun.In het bijzonder gaat onze dank nog uit naar Michel Edelaar, de externe opdrachtgever. Wijwillen hem bedanken voor de tijd, de energie en de aandacht die hij aan dit projectgeschonken heeft.Daarnaast willen wij Rolf Hoogland, de interne begeleider nog bedanken voor zijn tijd, deinzet en goede sturing in het proces.Met dit product hopen wij als werkgroep een deur te hebben geopend met betrekking tot hetEvidence Based Practice handelen binnen de fysiotherapie.Alissa MaliKevin SchoutenNadia <strong>van</strong> DijkSaskia Drijver3


Hoofdstuk 1. InleidingOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandSportletsels komen frequent voor in de (top)sport. In Nederland lopen sporters jaarlijks 3,6miljoen sportletsels op. 59 procent <strong>van</strong> deze letsels ontstaan bij sporters die sporten ingeorganiseerd verband. <strong>De</strong> fysiotherapeut ziet 700.000 sportletsels per jaar, wat zich uit in4.900.000 behandelingen. <strong>De</strong>ze behandelingen kunnen plaatsvinden in sportinstellingen,fitnesscentra, fysiosportcentra, fysiotherapiepraktijken, gespecialiseerde sportmedischecentra en revalidatiecentra. 53,54Binnen de ontwikkeling <strong>van</strong> de fysiotherapie zien we dat de laatste jaren tientallenfysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong> zijn ontstaan voor het behandelen <strong>van</strong> (sport)letsel. Hetdoel <strong>van</strong> deze werk<strong>modellen</strong> is vaak een eenduidige richtlijn en behandelingswijze te creërenvoor de behandelend therapeut, met het liefst hierbij een duidelijke Evidence basedondersteuning. Evidence based practice, ook wel afgekort als EBP, staat voor het kiezen <strong>van</strong>een handeling gebaseerd op de meest recente en best beschikbare inzichten <strong>van</strong>uit dewetenschappelijke literatuur. Hierbij speelt de toestand en voorkeur <strong>van</strong> de patiënt en deervaring <strong>van</strong> de fysiotherapeut een grote rol. Het is een begrip dat de laatste jaren binnen defysiotherapie een enorme opmars heeft gemaakt. EBP is een principe dat in de theorie ergduidelijk en eenduidig beschreven kan worden maar in de praktijk vaak toch nog wisselendegedachten en meningen oproept. <strong>De</strong> EBP zoals theoretische beschreven acht dedoelmatigheid en doelgerichtheid binnen de fysiotherapie te verhogen. Echter de EBPbinnen de fysiotherapiepraktijk blijkt vaak niet zo eenvoudig toe te passen als ogenschijnlijklijkt. Diverse werk<strong>modellen</strong> binnen de fysiotherapie lijken de laatste jaren een reputatie tehebben gekregen met bij voorbaat al het stempel EBP goedgekeurd. <strong>De</strong> fysiotherapeutischewerk<strong>modellen</strong> kennen vaak een duidelijke opbouw en logica die de fysiotherapeutaanspreekt en daarnaast wordt geregeld het werkmodel <strong>van</strong> een goede promotie voorzien.<strong>De</strong>ze ontwikkeling binnen de fysiotherapie is op zichzelf een goede en zeer zeker geenkwalijke ontwikkeling. Het EBP onderwerp binnen de fysiotherapie, en dan specifiek binnende fysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong>, is hiermee echter nog niet afgerond en afgesloten. 81Als we kijken naar het ontstaan <strong>van</strong> de fysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong> zowel in hetwerkveld nationaal als in het werkveld internationaal, beschreven in deze beroepsopdracht,dan zien we met betrekking tot de EBP ontwikkeling binnen de fysiotherapie, een duidelijkeovereenkomst, namelijk de volgende; Alle bestaande fysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong>ontstaan uit de praktijk en hiermee uit de praktische ervaring. Een fysiotherapeutischwerkmodel ontstaat op basis <strong>van</strong> persoonlijke ervaring en kennis. Hierbij wordt in devervolgfasen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> het model ondersteuning <strong>van</strong> de literatuur bij gezocht.Wat zegt deze uitkomst nu over een fysiotherapeutisch werkmodel in relatie tot de EBP? Enwelke wetenschappelijke ondersteuning bestaat er nu daadwerkelijk bij de bestaandefysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong>? In deze beroepsopdracht wordt getracht op deze vrageneen antwoord te geven.Bij dit literatuuronderzoek is de volgende probleemstelling gevormd:<strong>De</strong> laatste jaren zijn er diverse (sport)revalidatie<strong>modellen</strong> ontwikkeld zowel nationaalals internationaal. Er bestaat onduidelijkheid over de grootte <strong>van</strong> dit aanbod en dewetenschappelijke onderbouwing achter de diverse (sport)revalidatie <strong>modellen</strong>.4


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet doel <strong>van</strong> deze literatuurstudie op de lange termijn is het aanzetten <strong>van</strong> de beroepsgroeptot het verder onderzoeken <strong>van</strong> de gevonden (sport)revalidatie<strong>modellen</strong>, zodat er duidelijkwordt welke <strong>modellen</strong> een goede onderbouwing en evidentie bevatten en het effect er<strong>van</strong>wordt gemeten.5


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHoofdstuk 2. MethodeVraagstelling<strong>De</strong> werkgroep concludeerde tijdens het ontwikkelen <strong>van</strong> de klinische vraagstelling, dat dePICO-methode geen toepasbare methode is voor het opstellen <strong>van</strong> een klinische vraag bij ditonderzoek. <strong>De</strong> PICO- methode vraagt een vergelijking tussen verschillende interventies, hetis echter niet mogelijk in deze klinische vraagstelling een vergelijking op te stellen tussen de<strong>modellen</strong>. <strong>De</strong> diverse sport revalidatie <strong>modellen</strong> zijn immers voor verschillende doelgroepenen beperkingen geschreven en hanteren diverse behandelprincipes en -plannen. <strong>De</strong>werkgroep heeft hierop vervolgens gekozen voor de volgende klinische vraagstelling,opgebouwd volgens het SMART principe: “Wat is het aanbod en de mate <strong>van</strong>wetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> fysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong>, binnen desportfysiotherapie nationaal en internationaal, die zijn ontstaan binnen de periode <strong>van</strong>af1990?”<strong>De</strong>finitieSMART vraagstellingen: SMART vraagstellingen zijn opgericht om duidelijk een kader weerte geven <strong>van</strong> de resultaten die bereikt dienen te worden. SMART staat voor: specifiek,meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden. <strong>De</strong>ze termen zijn een richtlijn voor hetopstellen <strong>van</strong> de vraagstelling om zo tot de beste zoekuitkomst te komen.Werkstrategie1. Zoeken en selecteren <strong>van</strong> literatuur.2. Beoordelen op rele<strong>van</strong>tie en bruikbaarheid <strong>van</strong> literatuur.3. Beoordelen op evidentie <strong>van</strong> literatuur en uitwerking <strong>van</strong> model.1. Zoeken en selecteren <strong>van</strong> literatuur.Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende in- en exclusiecriteria opgesteld:InclusiecriteriaExclusiecriteria Modellen die <strong>van</strong>af 1990 zijn ontwikkeld Modellen die voor 1990 zijn ontwikkeld Modellen enkel gericht op desportrevalidatie Modellen zonder enige toepasbaarheidbinnen de sportrevalidatieInterventie enkel door de disciplinefysiotherapieDuur- en spelsporten, individuele enteamsportenEngels-, Nederlands- en DuitstaligeliteratuurInterventie uitgevoerd door een disciplineanders dan fysiotherapie<strong>De</strong>nksportenLiteratuur anders dan Engels-,Nederlands- en Duitstalige literatuur Volwassen > 18 jaar Kinderen < 18 jaar Patiënt heeft klachten enkel aan het Niet bewegingsapparaat gerelateerdebewegingsapparaatklachten6


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland<strong>De</strong> werkgroep heeft de in- en exclusiecriteria gedurende het proces aangepast. In de criteriawerd namelijk gesproken <strong>van</strong> de inclusiecriteria “sportrevalidatie<strong>modellen</strong>”. <strong>De</strong> werkgroepheeft echter na de zoekactie, waarbij bleek dat slechts enkele sportrevalidatie<strong>modellen</strong>werden gevonden, meerdere <strong>modellen</strong> in het onderzoek geïncludeerd die niet specifiek voorde sportrevalidatie zijn ontworpen. <strong>De</strong> geïncludeerde <strong>modellen</strong> kunnen allen echter welworden toegepast in de sportrevalidatie. Ook heeft de werkgroep ervoor gekozen bij deinclusie- en exclusiecriteria, klachten aan het bewegingsapparaat toe te voegen. Hierdoorkonden de hierboven genoemde geïncludeerde <strong>modellen</strong> beoordeeld worden opbruikbaarheid.ZoekstrategieIn de volgende bibliografische computerbestanden werd gezocht naar rele<strong>van</strong>tewetenschappelijke literatuur: Pubmed, Picarta, Science direct, Cochrane library, Cinahl en inde vakbibliotheek <strong>van</strong> Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum. Echter na het invoeren <strong>van</strong> de diversekeywords in de databanken <strong>van</strong> Cinahl en de vakbibliotheek <strong>van</strong> Bohn en Stafleu <strong>van</strong>Loghum zijn geen bruikbare gegevens gevonden. Om deze reden zijn deze laatste tweedatabanken uitgesloten. Naast de geraadpleegde databanken is er in de universiteitbibliotheken <strong>van</strong> Amsterdam en Utrecht gezocht in diverse literatuur waaronder allejaargangen <strong>van</strong> het tijdschrift Sportgericht, <strong>van</strong>af 1990. Naast deze handsearch methode iscontact gelegd met diverse experts in de sportfysiotherapie.ZoektermenIn het zoeken binnen de bibliografische computerbestanden werden de volgende keywordsgehanteerd in diverse combinaties: rehabilitation, sport, model, physiotherapy, models,physical therapy, guidelines, protocols, training, algorithm, developments, best practice,abilities, expertise, system, length, strenght, speed, coördinaton, treatment, muscles, Dutch,Netherlands, Europe, adults, health, prevention, evidence based. (Zie figuur 1 en 2)Naar aanleiding <strong>van</strong> de zoekactie in de bibliografische computerbestanden, en daarnaastmiddels diverse experts werd een selectie gemaakt op de titel en het abstract. <strong>De</strong> gevondenliteratuur moest aan de eerder beschreven in- en exclusiecriteria voldoen.2. Selecteren op rele<strong>van</strong>tie en bruikbaarheid <strong>van</strong> literatuurNa het includeren <strong>van</strong> literatuur op de titel en abstract werd in de vervolg stap bekeken uitwelk land de auteur afkomstig was, dit om een onderscheid te maken tussen de nationaleen internationale <strong>modellen</strong>. Verder werd er gekeken naar de beschikbaarheid <strong>van</strong> het Fulltextdocument, de beschikbare informatie en de inhoud. Naar aanleiding <strong>van</strong> dezebeoordeling werden enkele artikelen nog geëxcludeerd uit het onderzoek.3. Beoordelen op evidentie <strong>van</strong> literatuur, uitwerking <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong><strong>De</strong> werkgroep heeft de onderbouwing <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong> onderzocht waarbij is gekeken naarde gebruikte literatuur betreffende het model. <strong>De</strong> verwezen literatuur is vervolgens binnen de<strong>modellen</strong> onderzocht op de mate <strong>van</strong> wetenschappelijke onderbouwing. Daarnaast is permodel een uitwerking gemaakt waarin het ontstaan, de opbouw, kenmerken, zoekstrategieen wetenschappelijke onderbouwing werden beschreven. <strong>De</strong>ze uitwerking is gemaakt opbasis <strong>van</strong> de gevonden informatie uit de diverse bibliografische computerbestanden en de7


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandliteratuur, gevonden middels handsearch of via de auteur/expert. <strong>De</strong> beschrijvingen <strong>van</strong> de<strong>modellen</strong> zijn verwerkt in een tabel.Beoordelen <strong>van</strong> de wetenschappelijke onderbouwing<strong>De</strong> bewijskracht <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> wetenschappelijk onderbouwing binnen het model isingedeeld op basis <strong>van</strong> landelijke afspraken <strong>van</strong> de Evidence Based RichtlijnOntwikkeling(EBRO) <strong>van</strong> de KNGF. <strong>De</strong> indeling maakt onderscheid tussen het aantalgebruikte systematische reviews(RCT‟s), (niet-) vergelijkend onderzoek en de mening <strong>van</strong>deskundigen. (figuur 2.1, 2.2) Op deze wijze kon de werkgroep onderscheid maken tussende verschillende evidentieniveaus in de <strong>modellen</strong>. Het is echter niet mogelijk om een<strong>kwaliteit</strong>sbeoordeling/indeling te maken <strong>van</strong> een model. Over dit laatste onderwerp wordtmeer beschreven in het hoofdstuk discussie.Figuur 2.1. Evidentieniveau1 één systematische review (A1) of ten minste twee onafhankelijk <strong>van</strong> elkaaruitgevoerde onderzoeken <strong>van</strong> <strong>kwaliteit</strong>s-niveau A2.2 ten minste twee onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar uitgevoerde onderzoeken <strong>van</strong><strong>kwaliteit</strong>sniveau B.3 één onderzoek <strong>van</strong> <strong>kwaliteit</strong>sniveau A2 of B of meerdere onderzoeken <strong>van</strong><strong>kwaliteit</strong>sniveau C.4 mening <strong>van</strong> deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.Figuur 2.2. KwaliteitsniveausA1Systematische reviews die ten minste enkele onderzoeken <strong>van</strong> A2-niveaubevatten, waarbij de resultaten <strong>van</strong> de afzonderlijke studies consistent zijn.A2BCDGerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek (RCT) <strong>van</strong> goedemethodologische <strong>kwaliteit</strong> (gerandomiseerde, dubbelblinde gecontroleerdetrials) <strong>van</strong> voldoende om<strong>van</strong>g en consistentie.Gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek (RCT) <strong>van</strong> matige <strong>kwaliteit</strong>of onvoldoende om<strong>van</strong>g; ander vergelijkend onderzoek (nietgerandomiseerd,vergelijkend cohort onderzoek, patiënt controleonderzoek).Niet vergelijkend onderzoek.Mening <strong>van</strong> deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.8


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 2.3 Zoekstrategie nationaalRehabilitationAlgorithmDutchORORORSport<strong>De</strong>velopmentsNetherlandsORORORModelBest practiceEuropeORORORPhysiotherapyAbilitiesAdultsORORORModelsANDExpertiseANDHealthORORORPhysicalSystemPreventiontherapyORORORLengthEvidence BasedGuidelinesORORProtocolsORTrainingStrengthORSpeedORCoordinationORTreatmentORMuscles9


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 2.4 Zoekstrategie internationaalORRehabilitationAlgorithmEuropeORORORSport<strong>De</strong>velopmentsAdultsORORORModelBest practiceHealthORORORPhysiotherapyAbilitiesPreventionORORORModelsExpertiseEvidence BasedORANDORANDORPhysicalSystemGolftherapyORORORLengthSoccerGuidelinesORORORProtocolsORTrainingStrengthORSpeedORBaseballORBasketballORCoordinationTennisORTreatmentORMuscles10


Hoofdstuk 3. Resultaten nationaalOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet zoeken in Pubmed leverde 3465 mogelijke rele<strong>van</strong>tie referenties op. <strong>De</strong> aanvullendezoekacties (bibliografische computerbestanden, experts en handsearch) leverde in totaal 678extra referenties op. Na het bestuderen <strong>van</strong> de titel en het abstract bleven nog 11 potentieelrele<strong>van</strong>te <strong>modellen</strong> over, waar<strong>van</strong> er 4 afvielen na het bestuderen <strong>van</strong> de volledige tekst.Uiteindelijk zijn 8 publicaties geschikte bevonden voor inclusie. (figuur 3.0 flowchart)Geëxcludeerde <strong>modellen</strong>Mushroom model 20Het Mushroom model werd beschreven door Bart Dikkenboer in 1997. Het Mushroom modelbleek na contact met de auteur geen model maar een weergave <strong>van</strong> een theoretischeconcept. Om deze reden werd dit model geëxcludeerd.Zes fasen-model 80Het zes fasen model werd beschreven door Sackett in 1999. Het zes fasen model bleek nahet bestuderen <strong>van</strong> de volledige tekst een internationaal model. Om deze reden werd ditmodel geëxcludeerd.HaReboom 82<strong>De</strong> HaReboom werd beschreven door Schutten in 2009. <strong>De</strong> HaReboom bleek na hetbestuderen <strong>van</strong> de volledige tekst geen model maar enkel een artikel. Om deze reden werddit model geëxcludeerd.Graded Activity 28Het Graded Activity werd beschreven door Engers in 2009. Het Graded activity bleek na hetbestuderen <strong>van</strong> de volledige tekst een internationaal model. Om deze reden werd dit modelgeëxcludeerd uit de zoekresultaten <strong>van</strong> nationaal. Dit model is overgedragen naar de groepinternationaal.StudiekarakterisitiekenFiguur 3.1 toont de studiekarakterisitieken <strong>van</strong> de geïncludeerde <strong>modellen</strong>. Na het invoeren<strong>van</strong> de zoekstrategie in de diverse bibliografische computerbestanden bleek het aanbod <strong>van</strong>de sportrevalidatie <strong>modellen</strong> op nationaal gebied beperkt. Om deze reden zijn degeïncludeerde <strong>modellen</strong> niet allemaal specifiek sportrevalidatie <strong>modellen</strong>. <strong>De</strong> geïncludeerde<strong>modellen</strong> zijn echter wel toepasbaar in de sportrevalidatie. <strong>De</strong> geïncludeerde <strong>modellen</strong> zijnniet gevonden in de bibliografische computerbestanden. <strong>De</strong> geïncludeerde <strong>modellen</strong> zijn methulp <strong>van</strong> experts en handsearch bij elkaar gebracht. In het onderzoek vormde de mate <strong>van</strong>wetenschappelijke onderbouwing op basis <strong>van</strong> de landelijke richtlijnen EBRO/CBO debelangrijkste uitkomstmaat.Methodologische kenmerken<strong>De</strong> werkgroep heeft zich in het beoordelen <strong>van</strong> de wetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> hetmodel gehouden aan de landelijke richtlijnen volgens het EBRO/CBO. Er is benaderinggeweest <strong>van</strong> een externe beoordelaar op de methode <strong>van</strong> de wetenschappelijkebeoordeling <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong>. Op de geïncludeerde <strong>modellen</strong> als geheel, bleek geenaanwezigheid te zijn <strong>van</strong> wetenschappelijke bewijskracht middels een systematische reviewof twee onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast bleek er ook geensprake te zijn <strong>van</strong> ten minste twee onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar uitgevoerde onderzoeken <strong>van</strong>11


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland<strong>kwaliteit</strong>sniveau B. Alle <strong>modellen</strong> zijn als geheel gescoord op de laagst methodologische<strong>kwaliteit</strong> niveau 4. Bij zes <strong>modellen</strong> zijn de losse elementen binnen de <strong>modellen</strong> wel opevidentieniveau 1 wetenschappelijk onderbouwt (Figuur 2.1 en 2.2)12


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFIGUUR 3.0 Flowchart NationaalResultaten: N= 4143Pubmed (n=3465)Picarta (n=309)Experts (n=19)Science direct (n=100)Cochrane library (n=236)Cinahl (n=0)Handsearch (n=14)Geëxcludeerd op titel:n= 4125Geëxcludeerd op abstract:n= 6Full tekst publicaties n= 12Geëxcludeerd:n= 4Geïncludeerd n=91. Aëroob Revalidatie Systeem2. Graded Activity nationaal3. Knierevalidatie4. Kracht Revalidatie Systeem5. MDBB-model6. PRT-systeem7. Rehaboom8. Revalidatiecirkels9. T-Lor13


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandModel Auteur Taal Uitgangspunten model Doelgroep Trainbare grootheid WetenschappelijkeonderbouwingAëroobrevalidatiesystemGoolberg NL Functioneel model; een praktische methodiek(2006) 11,12 om diverse (duur)trainingsmethoden in eenmethodische opbouw te zetten.<strong>De</strong> sporter en patiënt meteen verminderdebelastbaarheid dooruithoudingsvermogen.Uithoudingsvermogen. Niveau 4Graded activitynationaalEdelaar NL Biomechanisch werkmodel. Stapsgewijze(2005) 28 opbouw <strong>van</strong> biomechanische belasting.Sporter of patiënt metwerkgerelateerde of ADLproblematiek.Biomechanische belastbaarheid. Niveau 4KnierevalidatieRondhuis NL Functioneel model; Een in stappen(1997) 76 beschreven praktische uitleg bij het revalideren<strong>van</strong> knieletsel.Patiënten met knieletsel. Kracht, coördinatie, stabiliteit. Niveau 4KRS systeemGoolberg NL Functioneel model; binnen de (sport)revalidatie(2005) 32,36 een praktische hulpmiddel bij geprotocolleerdekrachttraining.Geblesseerde sporter enpatiënt met ADLgerelateerdeklachten*.Kracht. Niveau 4MDBB modelHagenaars NL Vakfilosofisch model; stappenplan/richtlijn voor(1996) 8 diagnostiek en behandeling.Patiënt met gezondheidsproblemen*.<strong>De</strong> lichamelijke, psychische en socialefactoren <strong>van</strong> de patiënt.Niveau 4PhysicalRehabilisationtrainingWingerden NL Functioneel model; gericht op de actieve(1992) 92 revalidatie en gebaseerd op de fysiologischestappen <strong>van</strong> het weefselherstel.Sporters, ADL-Patiënten.Functionele adaptatie, belasting enbelastbaarheid <strong>van</strong> het bindweefsel.Niveau 4RehaboomGoolberg(2005) 34 NL Functioneel model; binnen de (sport)revalidatie een praktische hulpmiddel bijgeprotocolleerd trainen binnen degrondmotorische eigenschappen.Geblesseerde sporter,ADL-patienten.Snelheid, kracht en uithoudingsvermogen.Er wordt uitgegaan <strong>van</strong> degrond-motorische eigenschappenLenigheid en stabiliteit.Niveau 3/4RevalidatiecirkelsBant et al. NL <strong>De</strong>nkmodel: Een in cirkels beschreven(2003) 5 praktische richtlijn bij het revalideren <strong>van</strong> acuutletsel.Patiënten met acuutletsel.Snelheid, kracht uithoudingsvermogen,lenigheid en stabiliteit.Niveau 414


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandT-LORLeenders(2010) 55 NL Conceptueel model, trainen <strong>van</strong> evolutionairebasisvaardigheden of bewegingspatronen metbehulp <strong>van</strong> differential learing. Ook toepasbaarals preventief model.Geblesseerde sporter,onderste extremiteit enrug.Coördinatie (neuronale subsystemen). Niveau 4Figuur 3.1 Studiekarakteristieken15


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.1 Methodiek Aëroob Revalidatie Systeem(ARS) 11,12Goolberg(2006)Ontstaan <strong>van</strong> het modelHet ARS model is een praktische methodiek om diverse (duur) trainingsmethoden in eenmethodische opbouw te zetten. In deze opbouw kunnen zowel patiënten als sporters belastworden. Iedere vorm <strong>van</strong> belastbaarheid kan verwerkt worden binnen de methodiek. <strong>De</strong>methodiek is in 2006 <strong>van</strong>uit klinische expertise beschreven door Toine <strong>van</strong> de Goolberg.Opbouw <strong>van</strong> het modelOp basis <strong>van</strong> de maximale hartfrequentie(HFmax) en de anaërobe drempel worden binnende methodiek <strong>van</strong> het ARS de verschillende (duur)trainingsmethoden opgebouwd. Hethartfrequentiediagram is de basis <strong>van</strong> de methodiek (Figuur 3.2) In de methodiek berekendde maximale hartfrequentie de trainingsmethode en intensiteit <strong>van</strong> de training. Uit diverseliteratuur is gebleken dat het meten <strong>van</strong> de maximale hartfrequentie de voorkeur heeft in hettrainen <strong>van</strong> het duur uithoudingsvermogen. Binnen de methodiek ARS wordt de formule <strong>van</strong>Tanaka aanbevolen: Hfmax = 208 – (0,7 x leeftijd) 85In het opstellen <strong>van</strong> de trainingsmethode en intensiteit wordt een geleidelijke opbouwgehanteerd. <strong>De</strong> volgende vier trainingsvormen worden gehanteerd binnen het ARS:wandelen, briskwalken, joggen en hardlopen. Binnen de methodiek is gekozen voor dezeopbouw, omdat deze opbouw in combinatie met de diverse try-outs eraan bijdraagt datiedere behandeling een test op zichzelf is. 35 Op deze manier kan de belastbaarheid op eenveilige en gestructureerde wijze worden opgebouwd. <strong>De</strong> methodiek beschrijft dat het gebruik<strong>van</strong> deze opbouw in belastbaarheid, patiënten met een chronische indicatie of lagebelastbaarheid erg goed kan begeleiden. In de methodiek <strong>van</strong> het ARS is er op basis <strong>van</strong> deinternationale trainingsliteratuur voor gekozen, uit te gaan <strong>van</strong> een percentage <strong>van</strong> deintensiteit <strong>van</strong> de anaerobe drempel.Uitgangspunten <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> Aërobe drempel binnen het ARS kent een lineaire opbouw in belasting, <strong>van</strong> herstelduur(HD) naar tempoduur (de intensiteit op de anaerobe drempel) <strong>De</strong> verhouding tussen hetverschil in intensiteit met de anaërobe drempel en tempo wordt in figuur 3.3 weergegeven.Indien een patiënt aan het eind <strong>van</strong> de pauze binnen de training niet voldoende hersteld isdan geeft dit aan dat de anaërobe drempel bereikt is en mogelijk zelfs overschreden.In het ARS wordt aangegeven dat binnen de praktijk de ondergrens <strong>van</strong> de aërobe drempelvoor de aërobe training, maximaal 30% procent onder de maximale hartfrequentie of 20%onder de aërobe drempel mag liggen. Binnen de methodiek wordt aangegeven dat gebruik<strong>van</strong> deze regels erg goed toepasbaar is bij het opstarten <strong>van</strong> een trainingsprogramma.Try-outsBinnen het ARS wordt aangegeven dat de individuele trainingsintensiteit <strong>van</strong> grote waardeis. Om deze reden wordt binnen de methodiek <strong>van</strong> de ARS aanbevolen de herstelpols vastte leggen. <strong>De</strong> herstelpols wordt vastgelegd door de hartfrequentie zowel aan het eind <strong>van</strong> debelastingoefening als aan het eind <strong>van</strong> de rustpauze te meten. Het verschil tussen dehartfrequentie aan het eind <strong>van</strong> de belastingoefeningen en de hartfrequentie aan het eind<strong>van</strong> de rustpauze is de herstelpols. Binnen de methodiek staan normen beschreven metbetrekking tot de herstelpols. <strong>De</strong>ze normen zijn geheel gebaseerd op klinische ervaring. Inde methodiek wordt aangegeven dat de herstelpols duidelijke informatie verschaft metbetrekking tot herstel en intensiteit <strong>van</strong> de belastingsoefeningen. Hoe kleiner de herstelpols16


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandis, hoe minder de patiënt is hersteld <strong>van</strong> de belasting. <strong>De</strong> herstelpols in combinatie met desnelheid in uitvoer geeft een goede indicatie <strong>van</strong> de belastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt. Naastdeze metingen wordt binnen het ARS aangegeven de pols direct na afloop <strong>van</strong> de belastingvast te leggen. <strong>De</strong> belastingpols kan vervolgens worden gekoppeld met de borgschaal <strong>van</strong> 6-20. <strong>De</strong> ervaren belasting wordt hiermee vastgelegd. In het ARS zou de score op deBorgschaal middels eerder genoemde metingen tussen de 12 en 16 moeten liggen. In figuur3.3 wordt een opbouw gegeven <strong>van</strong> een gestructureerde opbouw in try-outs binnen demethodiek. In de tabel staat een geleidelijk opbouw in looptempo op een afstand <strong>van</strong> 50meter weergegeven. <strong>De</strong> vorm <strong>van</strong> training wordt aangepast of beëindigd indien de patiënttechnisch en coördinatief niet goed loopt of wanneer de patiënt na de tweede stap in deopbouw, de belasting niet meer aan kan.In de methodiek staan globale normen aangegeven voor de loopsnelheid en voor depatiëntgroepen. <strong>De</strong>ze normen zijn in geheel gebaseerd op klinische ervaring.Praktische toepassing <strong>van</strong> het ARSIn de methodiek <strong>van</strong> het ARS staat beschreven dat het ARS goed toepasbaar is opchronische patiënten en patiënten die laag belastbaar zijn. Zoals eerder al beschreven kenthet ARS een geleidelijke opbouw <strong>van</strong> de training zowel in intensiteit als duur. Het ARS kannaast de vormen wandelen, briskwalken, joggen en hardlopen ook toegepast worden insporten als roeien en fietsen. Naast het verhogen <strong>van</strong> de belastbaarheid richt de methodiek<strong>van</strong> het ARS zich, indien nodig, op de volgende doelstellingen: opnieuw plezier krijgen inbewegen, het leren kennen <strong>van</strong> de fysieke grenzen, afname <strong>van</strong> gezondheidsrisico‟s,afname <strong>van</strong> gewicht en vetpercentage.Wetenschappelijke onderbouwing 24,34,35,50,85<strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> het ARS is zoals eerder beschreven gebaseerd op de maximalehartfrequentie. In het model wordt middels sterke wetenschappelijk literatuur duidelijk eenaanbeveling gegeven met betrekking tot het meten <strong>van</strong> de maximale hartfrequentie. In hetmodel worden echter niet de normen <strong>van</strong> de maximale hartfrequentie wetenschappelijkonderbouwd, waardoor het gebruik <strong>van</strong> de maximale hartfrequentie binnen het model nietwetenschappelijk onderbouwd is. <strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> het ARS wordt middels de classificatiezoals gebruikt in de KNGF richtlijnen door de werkgroep (zie methode) geclassificeerd opniveau 4. Dit omdat de methodiek <strong>van</strong> het ARS als geheel niet wetenschappelijk onderbouwdis en de losse elementen binnen het ARS dus op basis <strong>van</strong> deskundigheid zijn gerangschikt.17


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 3.2 Hartfrequentie diagramFiguur 3.3 opbouw in intensiteit18


3.2 Graded Activity, biomechanisch werkmodel 28Edelaar (2005)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelHet biomechanische werkmodel Graded Activity is ontstaan in de vraag naar een werkmodelwaarbij verschillende aspecten <strong>van</strong> Graded Activity terugkomen. Het wordt beschreven ineen reeks artikelen in sportgericht in 2005. 28<strong>De</strong> eerste oorsprong <strong>van</strong> Graded activity ligt in 1976, <strong>van</strong> de psycholoog Wilbert Fordyce, dieeen boek schreef over de rol <strong>van</strong> omgevingsfactoren voor pijn en pijngedrag. <strong>De</strong>trainingsvorm die hij introduceerde (operante conditionering) is gebaseerd op het feit datgedrag dat door iets aangenaams wordt gevolgd, herhaald zal worden. Daarnaast zal gedragmet onaangename gevolgen vermeden worden(model <strong>van</strong> Loeser). Dit zette Lindström aanhet denken. Zij ontwikkelde dan ook in 1992 de trainingsmethode genaamd Graded activity.Op basis <strong>van</strong> deze trainingsmethode, in combinatie met divers onderzoek naarbiomechanische belasting <strong>van</strong> de (lage) rug en graduele toenemende belasting en exposureis dit werkmodel ontwikkeld. In het internationale Graded Activity model is namelijk geeninvulling gegeven aan de fysieke trainingscomponent, hier gaat dit biomechanischewerkmodel echter wel op in. Door middel <strong>van</strong> een veilig en graduele fysieke belasting diegepaard gaat met de Graded Activity principes en gedragsmatige handelingswijze geeft hetbiomechanische werkmodel een mogelijk invulling <strong>van</strong> de fysieke trainingscomponent weer.Biomechanica betekenis:Het bestuderen <strong>van</strong> bewegingen <strong>van</strong> voorwerpen in de natuurkunde. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong>krachten op het voorwerp wordt berekend.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet Graded Activity werkmodel omvat een stapsgewijze opbouw in belasting <strong>van</strong> het lichaamgecombineerd met een gedragsmatige aanpak. Het biomechanische werkmodel omvat eenfasenmodel gericht op sporters, mensen met arbeidsgerelateerde klachten of beperking inhet ADL.Het behandeltraject begint met het uitvoeren <strong>van</strong> uitgangsconditietesten, waarbij er een zomaximaal mogelijke uitvoering <strong>van</strong> de oefeningen wordt gevraagd <strong>van</strong> de patiënt binnen zijneigen mogelijkheden. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> pijn is tijdens deze testen in tegenstelling tot debehandeling wel belangrijk. Er wordt aandacht besteed aan de bewegingen, houdingen enfysieke belastingen die tijdens het werk veel voorkomen. Hierbij wordt gelet welke <strong>van</strong> dezeonderdelen als angstig en/of belastend worden ervaren. Tijdens de eerste training zal detrainingsbelasting lager liggen dan het beginniveau, namelijk 70% hier<strong>van</strong>. Door deze lagebelasting krijgt de patiënt meer vertrouwen in zijn kunnen. <strong>De</strong>ze belasting wordt perbehandeling wel steeds een stap hoger.Het model gericht op de fysieke biomechanische belasting is opgebouwd uit vijf hoofdfasen(zie figuur 3.4). Waar echter snel nog eens acht extra subfasen aan toe kunnen wordengevoegd. Dit is op basis <strong>van</strong> het niveau <strong>van</strong> de sporter/patiënt. In de beginfase wordt er zodicht mogelijk bij het lichaam bewogen, wat zich uitbreidt naar driedimensionale bewegingen.<strong>De</strong>ze biomechanische fasen zijn gekoppeld aan de eindtermen <strong>van</strong> de patiënt op sport, werk19


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandof ADL niveau/ handelingen. <strong>De</strong> bewegingen, houdingen en structuren waar erbewegingsangst of onzekerheid is zullen in de betreffende fasen speciale aandacht krijgen.Het gedragsmatig beïnvloeden en daarmee meer vertrouwen te creëren bij de patiënt staatdaarin centraal.Fase één (Lineaire compressie): in deze fase wordt met de zwaartekracht meebewogen, ookkan er in neutrale ruglig geoefend worden. <strong>De</strong> rugbelasting is gericht op (romp)stabiliteit,vertrouwen krijgen in het eigen presteren en het wennen aan de trainingsbelasting door zomin mogelijk belastende houdingen en bewegingen uit te laten voeren. Oefeningen wordenin het frontale vlak met een sagitale as toegepast.Fase twee (stabilisatie rotatie): langzaam opbouwen <strong>van</strong> de trainingsbelasting door middel<strong>van</strong> positie- en gewichtsveranderingen, asymmetrische trainingsbelasting en/of afwisselendebewegingen <strong>van</strong> de oefeningen uit de eerste fase. Vertrouwen in het eigen presteren gerichtop (romp)stabiliteit is het doel <strong>van</strong> deze fase. Oefeningen worden in het frontale vlak met eensagitale as toegepast.Fase drie (flexie extensie): rompflexie en trainingsintensiteit worden hier gradueel verhoogd.Door dit in verschillende functionele houdingen toe te passen zal het vertrouwen in eigenprestatie toenemen. <strong>De</strong> buiging en strekking <strong>van</strong> de romp zal gerelateerd aan dearbeidsfunctie worden uitgevoerd. Oefeningen worden in het sagitale vlak met een frontaleas toegepast.Fase vier (rotatie): romprotatie en trainingsintensiteit worden hier gradueel verhoogd. Dit zalwederom toegepast worden in functionele houdingen. Oefeningen worden in het horizontalevlak om een sagitale as toegepast.Fase vijf (alle 3D bewegingen): gerelateerd aan de arbeidsfunctie, ADL en hobby‟s wordenverschillende driedimensionale bewegingen en houdingen uitgevoerd. Oefeningen worden inalle vlakken en assen uitgevoerd (alle bewegingsrichtingen).Per fase kan de trainingsintensiteit worden verhoogd, door middel herhalingen, serie en ofherhalingspauzes, stabilisatiecomponenten, ROM, extra gewicht en snelheidsveranderingenmet het doel dat de patiënt vertrouwen krijgt in zijn eigen prestatie.Extra stabiliteitsfase: nadruk op asymmetrische belasting. Stabiliteit en coördinatie. <strong>De</strong>ze kanna de derde, vierde en vijfde fase worden toegepast.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet model kan afhankelijk <strong>van</strong> de doelgroep, trainingssituatie en mogelijkheden binnendiverse trainingsvormen toegepast worden. Wel moet per fase rekening gehouden worden.Verschillende trainingsvormen zijn:- fitnesstraining met gebruik <strong>van</strong> vaste machines. Geschikt voor: stabiliteit opbouwen,gecontroleerde wijze spierkracht en ROM vergroten en vertrouwen hervinden. Vooralde gedragsmatige component heeft de grootste invloed.- training met gebruik <strong>van</strong> vrije gewichten (losse materialen). Geschikt voor het trainen<strong>van</strong> intra- en intermusculaire coördinatie tussen verschillende spiergroepen(synchronisatie). Er kan in een open keten getraind worden. Door de grote verstoring<strong>van</strong> de homeostase is deze training goed toepasbaar voor actieve stabiliteitstraining.<strong>De</strong>ze training heeft een grote overeenkomst met het revalidatiedoel. In deze trainingzal het creëren <strong>van</strong> vertrouwen een grote rol spelen.- functionele arbeidstraining. <strong>De</strong> eisen <strong>van</strong> de sport/ arbeidsfunctie kunnen hierbijworden getraind, sport en/of arbeidstaken worden gesimuleerd. Er wordt o.a20


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandgeoefend met specifieke handelingen binnen de sport en/of arbeidsfunctie zoalstrekken duwen en tillen. Dit kan in een circuitvorm. Op basis <strong>van</strong> een aëroobanaëroob training. Het creëren <strong>van</strong> vertrouwen zal in deze training een grote rolspelen.- zaaltraining. Waar het plezier en interesse in bewegen wordt gestimuleerd.Spelvormen worden hier toepast. Dit zal worden toegepast in de fase waarin menzich bevindt. <strong>De</strong> gedragsmatige component wordt hiermee beïnvloed. In deze trainingzal het creëren <strong>van</strong> vertrouwen een grote rol spelen.- hydrotraining. Het vertrouwen in het bewegen kan hier goed verbeterd worden. Doorhet gebruik <strong>van</strong> de weerstand <strong>van</strong> het water kan er getraind worden. Ontspanning,plezier en het trainen <strong>van</strong> coördinatie staan hier centraal. Dit zal worden toegepast inde fase waarin men zich bevindt. <strong>De</strong> gedragsmatige component wordt hiermeebeïnvloed. Het creëren <strong>van</strong> vertrouwen zal in deze training een grote rol spelen.Belangrijk <strong>van</strong> deze oefenvormen is de transfer <strong>van</strong> training naar de arbeids-, ADL- ensportfase. <strong>De</strong> training en de eindsituatie moeten in de ideale situatie zo dicht mogelijk bijelkaar liggen. Het doel <strong>van</strong> deze training is dan ook werkhervatting of terugkeren naar desport.<strong>De</strong> verschillende aspecten <strong>van</strong> Graded activity die terugkomen in dit model zijn: fysiologischebelasting, gedragsfactoren, biomechanische belasting en bewegingsangst.Doelen <strong>van</strong> het model:- kennis vergroten over de aandoening en hun eigen belastbaarheid in relatie tot debelasting.- het pijngedrag verminderen- activiteitenniveau vergroten- werkhervatting- verantwoording en zelfredzaamheid bevorderenGraded activity in de sportBinnen de sportrevalidatie zal Graded activity toegepast worden door middel <strong>van</strong> snelheid enspecifieke spiercontractie te trainen. Snelle bewegingsovergangen <strong>van</strong> excentrische naarconcentrische contracties, cyclische explosieve kracht en excentrisch remmen zijnvoorbeelden <strong>van</strong> oefenvormen die hierbij gebruikt kunnen worden.Operante conditionering is een <strong>van</strong> de gedachtes die een basis is voor de Graded Activity.Dit is gebaseerd op het feit dat gedrag dat door iets aangenaams wordt gevolgd, herhaaldzal worden. Daarnaast zal gedrag met onaangename gevolgen vermeden worden.Wetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> het model: 28,10Het model is ontwikkeld op basis <strong>van</strong> verschillende onderzoeken naar biomechanischebelasting <strong>van</strong> de (lage) rug. Ook het Graded Activity component is onderbouwd metverschillende onderzoeken. Het beschreven biomechanische werkmodel is echter niet alsgeheel onderzocht of onderbouwd. Het Graded Activity model wordt middels de classificatiezoals gebruikt in de KNGF richtlijnen door de werkgroep (zie methode) geclassificeerd opniveau 4. Dit omdat de methodiek <strong>van</strong> het Graded Activity model als geheel niet21


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandwetenschappelijk onderbouwd is. <strong>De</strong> losse elementen binnen het Graded Activity model zijnop basis <strong>van</strong> deskundigheid gerangschikt.22


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandNaam fase Lineaire compressie Stabilisatie rotatie Flexi/ extensie Rotatie Rotatie, flexi, extensieKenmerkenOefeningen in het frontalevlak, met een sagitale as.Het frontale vlak met eensagitale as enasymmetrische belasting.Oefeningen in het sagitalevlak met een frontale as.Oefeningen in hethorizontale vlak om eensagitale as.Oefeningen in allebewegingsrichtingen(vlakken enassen)BelastingenBiomechanisch minstbelastende houdingen enbewegingen zoals in ruglig,staan en zijlig.In deze fase worden deoefeningen uit de eerstefase nogmaals gevraagdechter met het verschil datze assymetrische wordenuitgevoerd, of met ongelijkegewichtsverdeling.<strong>De</strong> nadruk ligt op hetbuigen en strekken <strong>van</strong> deromp.<strong>De</strong> nadruk ligt opdraaibewegingen <strong>van</strong> deromp.<strong>De</strong> laatste fase <strong>van</strong>gecombineerde bewegingen <strong>van</strong>buigen, draaien en zijwaartsebeweging.BewegingsuitslagenNormale bewegingsuitslagnastreven met de juisteuitvoering.Normale bewegingsuitslagnastreven met de juisteuitvoering.Van kleinerebewegingsuitslagen naargroterebewegingsuitslagen.Van kleinerebewegingsuitslagen naargroterebewegingsuitslagen.Van kleinere bewegingsuitslagennaar grotere bewegingsuitslagen.Intensiteit enbijbehorendetrainingsvormenVan licht naar zwaar.- Fitness training- Halter training- Zaal training- Functionele training- Hydrotraining- arbeidVan licht naar zwaar.- Fitness training- Halter training- Zaal training- Functionele training- Hydrotraining- arbeidVan licht naar zwaar.- Fitness training- Halter training- Zaal training- Functioneletraining- Hydrotraining- arbeidVan licht naar zwaar.- Fitness training- Halter training- Zaal training- Functioneletraining- Hydrotraining- arbeidVan licht naar zwaar.- Fitness training- Halter training- Zaal training- Functionele training- Hydrotraining- arbeidFiguur 3.4 Biomechanisch werkmodel23


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.3 Knierevalidatie 76Rondhuis(1997)Ontstaan <strong>van</strong> het modelHet model knierevalidatie <strong>van</strong> Gerard Rondhuis is een theoretische beschrijving met hierbijeen hanteerbare praktische uitwerking. Het is ontstaan <strong>van</strong>uit de praktijkervaring en bestaatgedeeltelijk uit samengesteld bewijs. In het ontstaan <strong>van</strong> het model is naast de klinischeexpertise <strong>van</strong> Rondhuis in 1996 een zo goed als vergelijkende methodiek geschreven doorde Amerikaanse orthopeed Scott Dye. 83Opbouw <strong>van</strong> het modelBinnen de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie worden kniebelastende sporten en arbeidverdeeld in vier verschillende type belasting:- Kniebelasting met rotatie en contact ( voetbal, hockey)- Kniebelasting met rotaties zonder contact (volleybal, tennis)- Kniebelasting zonder rotaties(fietsen, hardlopen)- Geen kniebelasting (schaken)Binnen de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie wordt bovenstaande indeling gehanteerd bij hetvormen <strong>van</strong> de herstelprognose. <strong>De</strong> activiteit bepaald hier de voorwaarden die nodig zijn omterug te komen op de oude functie en dus de duur <strong>van</strong> het revalidatieprogramma.In de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie wordt uitgegaan <strong>van</strong> het belastings- enbelastbaarheids model (Bernards e.a. 1994) Dit model heeft de volgende uitgangspunten die<strong>van</strong> waarde zijn in de opbouw <strong>van</strong> de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie:- <strong>De</strong> functie <strong>van</strong> de knie bepaald de vorm <strong>van</strong> training en andersom.- <strong>De</strong> belastbaarheid is in het revalidatieproces niet constant maar veranderd op basis <strong>van</strong>aanpassingsprocessen (omgeving, patiënt)- <strong>De</strong> belasting <strong>van</strong> de patiënt voor de schade bepaalt de <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> het weefsel, deorganen en de orgaansystemen. <strong>De</strong> schade <strong>van</strong> de patiënt ontstaat doordat de belastinghoger is dan de belastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt.- Binnen de methodiek wordt altijd gestreefd naar 100% functieherstel.- Fysiotherapeutische begeleiding is tot volledig herstel genoodzaakt. <strong>De</strong> knie blijft inbepaalde situaties altijd minder belastbaar.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelZoals eerder al besproken wordt in de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie uitgegaan <strong>van</strong> hetbelasting- en belastbaarheidsmodel. Op basis <strong>van</strong> het belasting- en belastbaarheidsmodeldient de fysiotherapeut binnen het knierevalidatie traject zichzelf steeds af te vragen of ersprake is <strong>van</strong> een positieve relatie tussen de functiestoornissen en functieoefeningen. <strong>De</strong>functieoefeningen dienen de genezing te stimuleren.Belastingoefeningen (spierversterkende- , mobiliserende- en coördinatieoefeningen)<strong>De</strong> oefeningen binnen de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie dienen te voldoen aan devolgende twee voorwaarden:1. Het beschadigde weefsel dient direct functioneel belast te worden. Op deze manier dientde lokale stofwisseling gestimuleerd te worden.2. <strong>De</strong> lokale stofwisseling mag niet worden verstoord. Er mag geen sprake zijn <strong>van</strong>overbelasting <strong>van</strong> het beschadigde weefsel. <strong>De</strong> grens <strong>van</strong> overbelasting moet worden bereiktmaar mag niet worden overschreden.24


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland<strong>De</strong> vindingrijkheid <strong>van</strong> de behandelaar en inzicht in dosering <strong>van</strong> de patiënt (dat in de tijdmoet worden aangeleerd) zijn in de mate <strong>van</strong> resultaat sterk bepalend.Dosering <strong>van</strong> de oefeningen<strong>De</strong> dosering <strong>van</strong> de belastingsoefeningen wordt bepaald middels de criteria: pijn, zwelling,crepitaties en bewegingsverloop. <strong>De</strong> volgorde <strong>van</strong> deze vier criteria geeft de mate <strong>van</strong>invloed aan op het aanpassen <strong>van</strong> de dosering.Pijn<strong>De</strong> dosering <strong>van</strong> de oefeningen dient aangepast te worden indien er sprake is <strong>van</strong> directoptredende pijn tijdens de oefeningen en napijn na de oefening. <strong>De</strong> in te schatten grens <strong>van</strong>de overbelasting mag niet overschreden worden. <strong>De</strong> patiënt en behandelaar bepalen dezegrens op basis <strong>van</strong> doseringsinzicht.ZwellingZwelling bestaat binnen de methodiek uit twee verschillende vormen namelijk de acute lokalezwelling en de intra-articulaire zwelling. Acute lokale zwelling geeft aan dat de belasting tehoog is geweest en de dosering moet worden aangepast. Een intra-articulaire zwelling isvaak moeilijk te bepalen, het heeft een invloed op het gehele functiesysteem <strong>van</strong> de knie.Het doseringsinzicht <strong>van</strong> de patiënt is hier <strong>van</strong> belang en de oefening zal in dosering moetenworden aangepast. Binnen de methodiek knierevalidatie wordt niets beschreven over deom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de zwelling.CrepitatiesCrepitaties zijn niet altijd een teken <strong>van</strong> overbelasting. <strong>De</strong> dosering <strong>van</strong> de oefeningendienen bij crepitaties alleen aangepast te worden als ze in relatie staan tot pijn of verstoring<strong>van</strong> het bewegingsverloop.BewegingsverloopIn het uitvoeren <strong>van</strong> de belastingsoefeningen mag geen sprake zijn <strong>van</strong> compensatie. <strong>De</strong>oefening dient coördinatief goed uitgevoerd te worden en ook mag de belasting in kracht nietoverschreden worden.Opbouw <strong>van</strong> elementen binnen de knierevalidatie(Figuur 3.5,3.6)Ontstekingsfase<strong>De</strong> ontsteking dient behandeld te worden middels elevatie, ijs, compressie, TranscutaneElectrical Nerve Stimulation (TENS) en indien nodig ontstekingsremmers. Vervolgens kanworden overgegaan naar functioneel oefenen. Na de ontstekingsfase dient gestart te wordenmet een passief niet belastend bewegingsprogramma. Op tijd starten met eenbewegingsprogramma kan negatieve veranderingen in het weefsel voorkomen.MobiliteitPassief mobiliserenBij maximale actieve ROM kan begonnen worden met passieve ROM oefeningen. Hetmobiliseren start in het patellofemoraal gewricht en mag uitgevoerd worden in allebewegingsrichtingen. Naast het passief mobiliseren kan de patella retinaculum wordengericht. <strong>De</strong> behandelaar leert de patiënt zelf de mobilisatie technieken toe te passen.Actief mobiliserenHet actief mobiliseren kan zo vroeg mogelijk worden gestart op geleide <strong>van</strong> pijn. Onderbegeleiding kan actief oefenen erg effectief zijn omdat dit de patiënt motiveert. Binnen hetactief mobiliseren moet goed gelet worden op het mogelijk ontstaan <strong>van</strong> ontsteking in deknie.25


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandKracht<strong>De</strong> kracht binnen de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie s is zo goed als gelijk aan de krachtzoals gehanteerd wordt binnen de rehaboom . <strong>De</strong> opbouw is <strong>van</strong> licht naar complex. <strong>De</strong>krachtoefeningen starten met open keten oefeningen, gericht op de quadriceps. <strong>De</strong>oefeningen in gesloten keten starten op het moment dat de knie volledig belast mag worden.<strong>De</strong> kracht wordt nu getraind op volledige ROM en op de volledige spiergroep. Na hetinbrengen <strong>van</strong> de gesloten keten oefeningen kan een combinatie worden gevormd <strong>van</strong> eenprogramma waarin open en gesloten keten oefeningen worden uitgevoerd. Op deze manierkan gezorgd worden voor het meest optimale resultaat <strong>van</strong> krachtstoename in de gewenstespiergroep. Bij voldoende kracht in de quadriceps en het bereiken <strong>van</strong> volledige extensie kanworden gestart met het oefenen met extra gewichten. Hier moet rekeningen gehoudenworden met de betrokkenheid <strong>van</strong> andere gewrichten.CoördinatieBij toename <strong>van</strong> kracht kan gestart worden met oefeningen gericht op de coördinatie.<strong>De</strong> kracht dient eerst op orde te zijn omdat binnen de methodiek <strong>van</strong> knierrevalidatie eentweedeling bestaat binnen het element coördinatie namelijk; intermusculaire enintramusculaire coördinatie. <strong>De</strong> intermusculaire coördinatie is de onderlinge samenwerking<strong>van</strong> spieren. <strong>De</strong> intramusculaire coördinatie is de samenwerking <strong>van</strong> de spier of spiergroepdoor een centrale regeling (prikkelsystemen) (Irrgang 1993; Johansson e.a. 1991) Invloed enop de prikkels worden binnen het onderdeel coördinatie bewust door de behandelaargegeven om veranderingen te veroorzaken binnen het uitvoeren <strong>van</strong> de techniek. <strong>De</strong>coördinatieoefeningen kunnen goed in deelbewegingen worden aangeleerd en ook isfeedback <strong>van</strong> grote waarde in het aanpassen <strong>van</strong> de bewegingstechniek. Naast dit allesdient de oefenstof gevarieerd te zijn en de doelen realistische in relatie tot het belasting enbelastbaarheidsmodel.Uithoudingsvermogen<strong>De</strong> training <strong>van</strong> het cardiovasculair en spieruithoudingsvermogen start wanneer ROM, krachten coördinatie aan het toenemen zijn. Voor het beëindigen <strong>van</strong> het revalidatieproces kangebruik worden gemaakt <strong>van</strong> isokinetische hulpmiddelen (oefenapparatuur)Wetenschappelijke onderbouwing achter het model 94,96<strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie is geheel gebaseerd op klinische expertise. Voor hetmodel bestaat nauwelijks evidentie. In de losse elementen binnen de methodiek <strong>van</strong> deknierevalidatie wordt gedeeltelijk verwezen naar ondersteunende literatuur. Dit zijn devolgende losse elementen; mobiliteit, kracht, coördinatie en belastbaarheid. <strong>De</strong> waarde <strong>van</strong>deze verwijzingen naar ondersteunende literatuur is mager. <strong>De</strong> vorming <strong>van</strong>belastingsvariabelen binnen de principes <strong>van</strong> de knierevalidatie worden gebaseerd op hetdoseringsinzicht <strong>van</strong> de patiënt en op de vindingrijkheid <strong>van</strong> de behandelaar. Het geheel <strong>van</strong>de methodiek <strong>van</strong> de knierevalidatie is dus niet onderbouwd en middels de classificatie opbasis <strong>van</strong> de landelijke richtlijnen CBO/EBRO, wordt het model geclassificeerd op niveau 4.26


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 3.5. Opbouw Knierevalidatie27


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandGewicht verplaatsing met feedbackGewicht verplaatsing zonder feedbackBilateraal minisquats met feedbackBilateraal minisquats zonder feedbackBilateraal minisquats tegen de muur met gewichten in de handenLunge met feedbackLunge zonder feedbackLunge tegen de muurLunge tegen de muur met gewichtenBilateraal minisquat met een halterLunge met een halterGeleidelijk verhogen <strong>van</strong> de intensiteit <strong>van</strong> het gewicht, snelheid en de oefeningFiguur 3.6 Opbouw in intensiteit28


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.4 Methodiek Kracht revalidatie systeem 25,34Goolberg(2005)Ontstaan <strong>van</strong> het modelHet kracht revalidatie systeem (KRS) is een model ontworpen door Toine <strong>van</strong> de Goolberg.Het is een systeem voor de opbouw <strong>van</strong> basiskracht <strong>van</strong> het gehele lichaam. Het is tevenstoepasbaar binnen de re-integratie en recondition. Het systeem is ten behoeve <strong>van</strong> depatiënten zowel in het algemeen dagelijks leven(ADL) als in de sport. Het KRS is ontwikkeldomdat bleek dat de reguliere methoden <strong>van</strong> kracht niet meer toepasbaar waren op dedagelijkse patiënt. Het werken met het een herhalingsmaximum(1RM) werd volgens Toine<strong>van</strong> de Goolberg niet meer als veilig en specifiek beschouwd.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet KRS kent tien verschillende vormen die mogelijk rele<strong>van</strong>t zijn voor depatiënt/geblesseerde sporter(figuur 3.7) Tijdens het revalidatieproces wordt op basis <strong>van</strong> degestelde eisen een keuze gemaakt uit de tien verschillende verschijningsvormen binnen hetKRS. In het KRS wordt de belasting bepaald door het aantal correct uitgevoerdeherhalingen. Het een herhalingsmaximum speelt in dit proces geen enkele rol. Alleen bij hetrevalideren <strong>van</strong> wedstrijdgerichte sporters kan het volgens het KRS <strong>van</strong> belang zijn om tewerken met maximale belasting. Dit dan wel enkel en alleen bij een status <strong>van</strong> completefitheid.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelBelastingsvariabelen binnen het KRSIn het KRS systeem wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> een vijftal belastingsvariabelen om eenjuiste keuze te maken uit de diverse vormen binnen de KRS. <strong>De</strong> volgende feedbackbelastingsvariabelen worden binnen het model gehanteerd namelijk; pijn, coördinatie, ritme,om<strong>van</strong>g (series x herhalingen) en kilogrammen. Indien de patiënt al deze variabelenbeheerst, is het tijd om de volgende stap te maken binnen de KRS of de revalidatie tebeëindigen.Pijn als belastingsvariabel binnen het KRSPijn is binnen het oefenen <strong>van</strong> de KRS enkel toegestaan als het een gevolg is <strong>van</strong>motorische acties. In het KRS wordt pijn middels een ontworpen richtlijn ingedeeld. Er maggeen sprake zijn <strong>van</strong> scherpe pijn met een uitstralend karakter en de pijn mag geennegatieve invloed hebben op de uitvoer <strong>van</strong> de oefening. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> pijn wordt in hetsysteem bepaald door gebruik te maken <strong>van</strong> een schaal of ook wel A-delta concept metdaarin 0 (pijnvrij/neutraal) t/m 10 (hevige pijn,dus volledig onbelastbaar) Binnen de schaalmag tot aan pijngrens drie worden getraind mits deze pijn direct verdwijnt na het beëindigen<strong>van</strong> de oefenreeks. Aan deze meting worden de onderdelen gewicht, snelheid en range ofmotion gekoppeld. <strong>De</strong> oefening is niet toelaatbaar indien er een gestoorde coördinatieontstaat binnen de gekoppelde drie onderdelen gewicht, snelheid of range of motion. Als tengevolg <strong>van</strong> de training de dag er na de klacht is toegenomen dan wordt er <strong>van</strong> uitgegaan datde patiënt overbelast is en wordt het programma direct gewijzigd of indien nodig tijdelijkonderbroken. <strong>De</strong> kans op grote schade wordt beperkt door de kleine graduele stappen diegemaakt worden binnen het systeem(figuur 3.8)Bepalen <strong>van</strong> het maximum <strong>van</strong> de belastingsvariabelenHet maximum <strong>van</strong> de belastingsvariabelen wordt binnen de methodiek <strong>van</strong> de rehaboombepaald door de volgende factoren: geslacht; leeftijd; soort sport; soort werk/ ADL;29


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandtrainingsleeftijd; krachttraining ervaring; soort letsel; lichaamsbouw/aanleg kracht;spiervezeltypering. <strong>De</strong> criteria voor het bepalen <strong>van</strong> het maximaal aantal herhalingen zijncoördinatie, ritme en range of motion.Beëindiging <strong>van</strong> de KRS revalidatieHet KRS onderdeel wordt afgesloten indien er gedurende twee achtereenvolgendetrainingen geen aanpassingen <strong>van</strong> het gewicht worden doorgevoerd. Afhankelijk <strong>van</strong> deanalyse wordt overgegaan naar de volgende stap binnen het KRS of wordt hetrevalidatieproces beëindigd.Wetenschappelijke onderbouwing achter het model 25,34,29,31,32,44Het KRS model onderbouwt duidelijk de losse elementen binnen het schema.In de wetenschappelijke onderbouwing zijn beschrijvingen <strong>van</strong> gerandomiseerdevergelijkende onderzoeken opgenomen <strong>van</strong> goede methodologische <strong>kwaliteit</strong>, <strong>van</strong> voldoendeom<strong>van</strong>g en consistentie. <strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> het KRS als een geheel is niet wetenschappelijkonderzocht en beoordeeld, en hiermee dus niet wetenschappelijk onderbouwd.<strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> het kracht revalidatiesysteem wordt middels de classificatie zoals gebruiktin de KNGF richtlijnen door de werkgroep (zie methode) geclassificeerd op niveau 4. Ditomdat de methodiek <strong>van</strong> het kracht revalidatie systeem als geheel niet wetenschappelijkonderbouwd is en de losse elementen binnen het kracht revalidatie systeem dus op basis<strong>van</strong> deskundigheid zijn gerangschikt.30


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandfiguur 3.7 KRS verschijningsvormenfiguur 3.8 Opbouw <strong>van</strong> het KRS31


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.5 Methodiek Meerdimensionaal Belasting-Belastbaarheidsmodel37,38,39Hagenaars et al.(1996)Ontstaan <strong>van</strong> het modelIn de jaren zeventig werd er voor het eerst gesproken over een biopsychosociaal model, wateen combinatie is <strong>van</strong> het biomedische en psychosociale model. <strong>De</strong> medische wereld had opdat moment behoefte aan een vast patroon en zekerheid over de effecten <strong>van</strong> eenbehandeling. In de jaren tachtig begon de gezondheidszorg meer volgens dit model tewerken. Dit was een voorbode op het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel(MDBB-model). Het meerdimensionaal verwijst dan ook naar de combinatie <strong>van</strong> hetbiomedische- en psychosociale model. 62 Het biomedische model wordt ook wel het „garagemodel‟genoemd, omdat de fysiotherapeut in dit concept de rol heeft <strong>van</strong> een „monteur‟. Hijmoet kennis hebben <strong>van</strong> anatomie, biologie, pathologie, mechanische vaardigheden enklinische manifestaties <strong>van</strong> aandoeningen en maakt gebruik <strong>van</strong> standaard procedures enrichtlijnen. <strong>De</strong> aandoening staat centraal, de persoon speelt in het probleem geen essentiëlerol. Lichaam en geest worden gescheiden.Het psychosociale model is holistisch, waarin lichaam en geest niet te scheiden zijn, hooguitonderscheiden. <strong>De</strong> fysiotherapeut is in dit concept de „coach‟. Hij moet kennis hebben <strong>van</strong>psychologie, sociologie en didactiek en maakt gebruik <strong>van</strong> sociale vaardigheden om depersoon te begeleiden, informeren en adviseren. <strong>De</strong> persoon staat centraal en is “gezond”(los gezien <strong>van</strong> het feit dat hij/zij een aandoening heeft) op basis <strong>van</strong> zijn tevredenheid tenaanzien <strong>van</strong> de <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> leven.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet model omvat een duidelijk patroon voor het methodisch handelen <strong>van</strong> de fysiotherapeut.Hierdoor kan de fysiotherapeut een beter beeld krijgen <strong>van</strong> onder andere de aard <strong>van</strong> hetgezondheidsprobleem <strong>van</strong> de patiënt. <strong>De</strong>ze gezondheidsproblemen worden bekeken oplichamelijk, geestelijk en sociaal niveau. Hiernaast wordt de fysiotherapeut aangezet tot hetevalueren <strong>van</strong> de behandeling ten opzichte <strong>van</strong> de patiënt, zichzelf, collegae, anderedisciplines en zorginstanties.Dit model is geschreven voor een brede groep patiënten met verschillendegezondheidsproblemen. Het is vooral gericht op de benaderingswijze/handelingswijze <strong>van</strong> defysiotherapeut.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet MDBB-model werd voor het eerst gepubliceerd in 1996 en is ontwikkeld door L.H.A.Hagenaars, A.T.M. Bernards, R.A.B. Oostendorp en J.M. Bos. Na deze publicatie zijn ermeerdere discussies geweest tussen de oprichters <strong>van</strong> het model en critici en gebruikers <strong>van</strong>het model, waardoor deze meerdere malen is aangepast is tot wat hij nu is. 39 In detussenliggende jaren is het model <strong>van</strong> een conceptueel gezondheidsmodel omgebouwd toteen vakfilosofisch model. in de laatst gepubliceerde versie uit 2006. 38Het MDBB-model is een vakfilosofisch model. Wat betekent dat er in dit model getrachtwordt de filosofie (kentheoretische, antropologische en systematische-wijsgerigevraagstellingen) in verband te leggen met de praktijk (vakwetenschappelijke ontwikkelingenen klinische praktijk). Dit wordt in het model beschreven in vier niveaus: het alledaagseniveau, klinische niveau, vakwetenschappelijk niveau en vakfilosofisch niveau.<strong>De</strong>finitie:Kentheoretisch: een filosofie naar het begrip “kennis”. Het onderzoekt op welke wijze kennistot stand komt.Antropologie: de kennis over de mens op het gebied <strong>van</strong> biologie, taalkunde en socialeeigenschappen.32


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandSystematische-wijsgerige: filosofisch, systematisch denken.Wetenschappelijke onderbouwing:Het MDBB model is door middel <strong>van</strong> verschillende literatuur theoretisch onderbouwd. Hetmodel zelf is niet toetsbaar in de wetenschap, wel is de bruikbaarheid vastgesteld inverschillende literatuur. Het MDBB-model wordt middels de classificatie zoals gebruikt in deKNGF richtlijnen door de werkgroep (zie methode) geclassificeerd op niveau 4. Dit omdat demethodiek <strong>van</strong> het MDBB-model als geheel niet wetenschappelijk onderbouwd is. <strong>De</strong>denkwijze achter het MDBB-model is wel onderbouwd met verschillende literatuur.33


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.6 Methodiek Physical Rehabilitation Training 45,46<strong>van</strong> Wingerden (1992)Ontstaan <strong>van</strong> de methodiekHet International Academy for Sportscience (IAS) ontwikkelde deze methode in de jarennegentig onder leiding <strong>van</strong> Bert <strong>van</strong> Wingerden. In 1992 is de opleiding <strong>van</strong> de specialisatiein Nederland <strong>van</strong> start gegaan. 45,46Opbouw <strong>van</strong> de methodiekPhysical Rehabilitation Training (PRT) is een behandelmethode die gericht is op functioneletraining 95 op gebaseerd op de fysiologie (fasen <strong>van</strong> wondgenezing, belastbaarheid <strong>van</strong>weefsel en trainingsprincipes) <strong>van</strong> het menselijk lichaam. Kennis <strong>van</strong> deze fysiologie is nodigom deze methode toe te passen. Per fase <strong>van</strong> wondgenezing en soort letsel is een specialeaanpak nodig en zal er verschillende informatie worden gegeven aan de sporter.Alvorens er met de therapie gestart wordt, zal er een intake worden gedaan. <strong>De</strong>ze omvateen anamnese en een „try-out‟. Tijdens deze „try-out‟ wordt gekeken naar de functionelebeperking. <strong>De</strong> patiënt zal oefeningen uitvoeren waarin persoonlijke en functionele situaties<strong>van</strong> het alledaags leven <strong>van</strong> de patiënt zullen terugkomen (werk/sport/hobby). <strong>De</strong> uitvoering<strong>van</strong> deze oefeningen met betrekking tot <strong>kwaliteit</strong> (hoe wordt het uitgevoerd), kwantiteit (hoelang wordt de oefening volgehouden) en compensatiemechanismen wordt beoordeeld. Hetmodel is zeer geschikt voor het bepalen <strong>van</strong> belasting zonder de maximale kracht <strong>van</strong> depatiënt te weten. Er zal geen gestandaardiseerd fysiotherapeutisch lichamelijk onderzoekplaatsvinden. Het is om deze reden belangrijk middels een goede complete anamnesegegevens te verkrijgen (mede door middel <strong>van</strong> een vragenlijst). Op basis <strong>van</strong> dezebevindingen zal een behandelplan worden opgesteld waarin het verbeteren <strong>van</strong> dealgemene, specifieke en functionele belastbaarheid centraal staat. 95Naar aanleiding <strong>van</strong> deze „try-out‟ zal begonnen worden met de training. Het PRT-systeemomvat een programma (geschreven door Bert <strong>van</strong> Wingerden en Toine <strong>van</strong> de Goolberg),wat in de proliferatiefase en remodelleringsfase <strong>van</strong> de revalidatiefase wordt gebruikt. In hettabel hieronder wordt deze getoond. In dit tabel (figuur 3.9) staat de letters A tot en met G.Voor een optimaal trainingsresultaat moeten deze letters ook <strong>van</strong> A tot en met G gevolgdworden. <strong>De</strong>ze letters staan immers voor een trainingsniveau. 92<strong>De</strong> letters A tot en met C zijn vooral te gebruiken in de proliferatiefase. Hier wordt gebruikgemaakt <strong>van</strong> aërobe training, in verband met de verminderde belastbaarheid <strong>van</strong> hetspierweefsel na letsel.- PRT systeem A = kracht uithoudingsvermogen (aëroob)- PRT systeem B = intensief uithoudingsvermogen- PRT systeem C = intensief uithoudingsvermogenLetter D wordt gebruikt in de fase <strong>van</strong> proliferatiefase naar remodelleringsfase.- PRT systeem D = bodybuildingsmethodeLetters E tot en met G worden vooral in de sportspecifieke fase gebruikt, deremodelleringsfase. Als er progressie is opgetreden aan het eind <strong>van</strong> de revalidatie, kunnende percentages met de normale trainingsprincipes overeenkomen. Bijvoorbeeld de 1RMmethode.- PRT systeem E = maximale krachttraining, recrutering I- PRT systeem F = maximale krachttraining, recrutering II34


- PRT systeem G = 1RM of supramaximaalmethode, recrutering IIIOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandEen gelijkmatige toename <strong>van</strong> belasting en een afname <strong>van</strong> het aantal herhalingen wordt inhet tabel gezien. Als op een niveau de vooruitgang stabiliseert, zal het volgende niveaugestart worden. <strong>De</strong>ze stabilisatie wordt herkend aan als het gewicht en aantal herhalingentussen de tweede en vierde serie niet meer verandert.Er wordt gewerkt met het aantal juiste uitvoeringen <strong>van</strong> een oefening en het gewicht datdaarbij hoort. Als er een hoog aantal juist uitgevoerde oefeningen gedaan wordt, kan hetgewicht verhoogd worden. Het aantal herhalingen mag niet hoger worden dan 40 en perniveau wordt er in het tabel aangegeven welk aantal herhalingen er moet wordengehanteerd. 92Een oefening wordt altijd uitgevoerd in vier series. Van de weerstand die gevonden is in de„try-out‟, wordt in de eerste serie 50% (of laagst mogelijke gewicht) <strong>van</strong> de weerstandaangeboden. <strong>De</strong>ze eerste serie is dan ook om gewend te raken met de oefening. <strong>De</strong>zeweerstand zal in de tweede fase 100% bevatten. <strong>De</strong> weerstand in de derde serie, wordtbepaald door het aantal herhalingen in de tweede serie. Daaropvolgend zal het aantalherhalingen <strong>van</strong> de vierde serie ook bepaald worden door het aantal herhalingen in de derdeserie. Het gewicht waarmee de volgende dag geoefend zal worden, is afhankelijk <strong>van</strong> deherhalingen <strong>van</strong> de vierde serie.Uitgangspunten <strong>van</strong> de methodiek“Het hoofddoel <strong>van</strong> het revalidatie programma zou moeten zijn: het creëren <strong>van</strong> eenomgeving, waarin de verschillende processen die samenhangen met de wondgenezingplaats kunnen vinden en waar inhiberende en negatieve factoren geweerd worden.” 92Het gebruik <strong>van</strong> vrije gewichten heeft als voordeel dat de oefening gelijk in het dagelijksleven toegepast kan worden. Daarnaast wordt in tegenstelling tot een training met machinesbij het trainen met vrije gewichten een synchronisatie gevraagd <strong>van</strong> de spieren 42 . Bert <strong>van</strong>Wingerden beschrijft hoe niet alleen de armspieren tijdens het tillen <strong>van</strong> een voorwerpmoeten functioneren. Tijdens deze taak zorgen de schouder- en rugmusculatuur voor deactieve stabiliteit die noodzakelijk is voor deze beweging. <strong>De</strong> benen (onderste extremiteit)vormen de basis voor de stabiliteit, hierop volgend kan de rug-musculatuur functioneren alsactieve stabilisator. Er is dus een continue samenspel tussen spiergroepen, motoriek ensensoriek. Trainen met vrije gewichten heeft hierin een grote mogelijkheid tot versterking.Er wordt tijdens de revalidatie ook veel aandacht besteed aan conditionele aspecten, onderandere de belastbaarheid <strong>van</strong> de verschillende structuren (pezen, spieren, botten).Coördinatieve aspecten staan de hele trainingsperiode op de voorgrond. <strong>De</strong> patiënt moetalvorens hij met de vrije gewichten gaat trainen de oefening goed uit kunnen voeren. Mochter sprake zijn <strong>van</strong> onvoldoende spiercontrole, dan kan het zijn dat structuren (specifiekebelastbaarheid) een te hoge belasting moeten verwerken wat kan leiden tot beschadiging.Coördinatie is daarnaast <strong>van</strong> groot belang voor het trainen <strong>van</strong> krachtuithoudingsvermogen.<strong>De</strong> overgang naar de specifieke taken uit het dagelijkse leven (ADL) zoals werk, sport ofhobby zal zo effectiever worden.Tijdens het beoefenen <strong>van</strong> de PRT-methode wordt er <strong>van</strong> de patiënt/sporter een actievehouding verwacht 30,42 . <strong>De</strong>ze zal namelijk zelf actief prikkels moeten gaan verzorgen dienoodzakelijk zijn voor verscheidene adaptatiesystemen in zijn lichaam die een positief effecthebben op de revalidatie. Hij moet zelfstandig gaan trainen. Ook zal hij er<strong>van</strong> op de hoogtezijn dat de behandeling <strong>van</strong> de fysiotherapeut (30 minuten) niet het eindeffect <strong>van</strong> derevalidatie bepaalt. <strong>De</strong> belastbaarheid wordt positief beïnvloed door actieve maatregelen alsbewegen, trainen, gedragsveranderingen in eetpatroon en activiteit. Revalidatie wordt35


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandbeschreven als een actief proces, de motivatie <strong>van</strong> de patiënt om te herstellen speelt dehoofdrol hierin. 61Ook de fysiotherapeut afstand moeten nemen <strong>van</strong> de rol <strong>van</strong> "genezer" en "therapeut". <strong>De</strong>zemoet immers de rol <strong>van</strong> begeleider op zich nemen tijdens het proces. Mocht het nodig zijnkan de fysiotherapeut wel passieve therapie (manuele verrichtingen) toepassen, dit kan nietde belastbaarheid bepalen, maar kunnen wel een mogelijkheid zijn om de therapie te starten.<strong>De</strong>finities:- Met algemene belastbaarheid wordt de cardiovasculaire conditie <strong>van</strong> de patiënt bedoeld.<strong>De</strong>ze conditie is belangrijk voor het uitvoeren <strong>van</strong> de functionele taken (werk/sport/hobby).Daarnaast is het herstel na deze taak afhankelijk <strong>van</strong> deze conditie.- Specifieke belastbaarheid heeft betrekking op de pezen, botten, spieren enimmuunsysteem. Oftewel op de structuren die betrekking hebben op het bewegingsapparaat.Naar aanleiding <strong>van</strong> de functionele analyse <strong>van</strong> de patiënt tijdens de „try-out‟ zal dezegetraind worden op zijn beperkingen/ onmogelijkheden tijdens een beweging/taak. Doormiddel <strong>van</strong> functionele prikkels (training) zullen de structuren een verhoogde belastbaarheidontwikkelen.- Functionele belastbaarheid is een combinatie <strong>van</strong> de algemene en specifiekebelastbaarheid. Hierin wordt deze belastbaarheid gebruikt in een functionele taak. <strong>De</strong>zebelastbaarheid is dan ook te trainen in een taakspecifieke context. <strong>De</strong> training zal zichrichten op de taak waarin een beperking wordt gevonden. Als het traplopen een beperking is,zal dit worden getraind. <strong>De</strong> gegeven oefening moet de patiënt ook in het dagelijks levenkunnen toepassen. Als het traplopen beperkt is, zal de training op een step op trapplaatsvinden. Tijdens deze training kan er gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> vrije gewichten 95 .- Vrije gewichten zijn gewichten die in los in de ruimte bewogen kunnen worden, zondergefixeerd bewegingsverloop. Hieronder worden dumbells, barbells, banken, eigenlichaamsgewicht of het gewicht <strong>van</strong> iemand anders verstaan.- Adaptatiesystemen zijn systemen die het menselijk lichaam aanpassen op een verhoogdeprikkel 47 . Oftwel de belastbaarheid aanpassen op de belasting. Het gedoseerd belasten <strong>van</strong>ons lichaam zo een aanpassing te forceren kent men ook wel als sportieve training 55 .Wetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> de methodiekHet gebruik <strong>van</strong> vrije gewichten en trainingsprincipes (overload, supercompensatie,specifieke adaptatie etc.) zijn goed onderbouwd 93 . <strong>De</strong> basis <strong>van</strong> bindweefselherstel isonderbouwd door de fysiologie 92 . Het model in het geheel is niet wetenschappelijkonderzocht. Het PRT-systeem wordt dan ook volgens het <strong>kwaliteit</strong>sniveau 4 gerangschikt(zie methode voor classificatie KNGF). <strong>De</strong> losse onderdelen <strong>van</strong> het PRT-systeem zijn opbasis <strong>van</strong> de deskundigheid <strong>van</strong> een professional gerangschikt en niet wetenschappelijkonderbouwd.36


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHerhalingen A B C D E F G1-2 -30% -25% -20% -15% -10% -5% -3-4 -25% -20% -15% -10% -5% - +5%5-7 -20% -15% -10% -5% - +5% +10%8-12 -15% -10% -5% - +5% +10% +15%13-20 -10% -5% - +5% +10% +15% +20%21-30 -5% - +5% +10% +15% +20% +25%31-40 - +5% +10% +15%41-45 +5% +10% +15%>45 +10% +15%Figuur 3.9 “Het PRT-systeem“ <strong>van</strong> Bert <strong>van</strong> Wingerden en Toine <strong>van</strong> de Goolberg37


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.7 <strong>De</strong> rehaboom methodiek 32,33,34Goolberg (2003)Ontstaan <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> rehaboom is een functioneel model ontstaan in de begin jaren negentig. Het is ontstaan<strong>van</strong>uit de praktijkervaring en de gevonden literatuur onderbouwing per element <strong>van</strong> dezemethodiek. Het model zoals <strong>van</strong>daag de dag gehanteerd wordt is ontwikkeld door Toine <strong>van</strong>de Goolberg. Het model bestond in eerste instantie uit twee afzonderlijke stroomschema‟snamelijk een voor de onderste en een voor de bovenste extremiteit. <strong>De</strong> ontwikkeling binnenhet model <strong>van</strong> twee stroomschema‟s naar een gezamenlijk stroomschema, namelijk deuiteindelijke rehaboom (Fguur 3.10), is in de tijd tot stand gekomen op basis <strong>van</strong>praktijkervaringen en wetenschappelijk onderzoek. Na het ontstaan <strong>van</strong> het model op basis<strong>van</strong> klinische expertise is bij de losse elementen binnen het model een onderbouwinggevonden die goed overeenkomt met de kracht en kenmerken <strong>van</strong> het model.<strong>De</strong> opbouw <strong>van</strong> het schema bestaat uit de drie grondmotorische basiseigenschappen:kracht, snelheid en uithoudingsvermogen. In het model wordt principieel uitgegaan <strong>van</strong> deaanwezigheid <strong>van</strong> de grondmotorische eigenschappen coördinatie en lenigheid (figuur 3.10)<strong>De</strong> patiënt doorloopt de rehaboom middels het omhoog klimmen in de boom bij horizontalebalans in het schema( figuur 3.10) Het schema kent een opbouw waarbij stabilisatiegedurende het revalidatieproces gewaarborgd wordt binnen de transfers <strong>van</strong> de vijfmotorische grondeigenschappen. Anders gezegd, <strong>De</strong> geblesseerde patiënt en/of sportermag pas belasten in de actieve revalidatie als er stabilisatie is binnen de optimale specifiekerange of motion en er technisch correct wordt bewogen. Dit sluit risico's op hernieuwdeschade grotendeels uit omdat het verhogen <strong>van</strong> de belasting binnen het revalidatieprocesbestaat uit kleine en graduele componenten. Het stroomschema geeft verder middels degraduale stappen aan of de patiënt voldoende hersteld is om de revalidatie te beëindigendan wel voort te zetten.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelIn de eerste fase <strong>van</strong> het model worden de diagnose en de daarbij fysiotherapeutischetechnieken gekozen op basis <strong>van</strong> specialistenwerk. <strong>De</strong> hersteltrainer maakt een(sport)analyse waaruit blijkt aan welke eisen de patiënt of sporter uiteindelijk moet voldoen.Op deze manier wordt getracht specifiek te werken om de gewenste belastbaarheid terug tewinnen. In de eerste fase <strong>van</strong> de revalidatie ligt het accent voornamelijk op herstel enwondgenezing door het trainen <strong>van</strong> de coördinatie, stabiliteit en het vergroten <strong>van</strong> de aerobecapaciteit.<strong>De</strong> actieve revalidatie start <strong>van</strong>af het begrip stabiliteit. <strong>De</strong> revalidatie start in eerste instantiemet een lage intensiteit op elke motorische grondeigenschap, hoe verder de patiënt/sporterin de revalidatie vooruitgang boekt, hoe zwaarder en complexer de intensiteit binnen degrond motorische eigenschappen wordt.Kracht binnen de rehaboom<strong>De</strong> krachtopbouw binnen de rehaboom start met coördinatie. Na dit onderdeel wordt ditverlegd naar krachtuithoudingsvermogen en eindigt het in maximale en explosieve kracht.<strong>De</strong> overgang <strong>van</strong> stabiliteit naar kracht wordt pas gemaakt op het moment dat depatiënt/sporter alle primaire oefeningen voor de sport beheerst. <strong>De</strong> opbouw <strong>van</strong> krachtbinnen de rehaboom is mede gebaseerd op een door Hass et al in 2001 beschrevenliteratuurstudie <strong>van</strong> experimentele studies en op een vergelijkend onderzoek <strong>van</strong> Rhea et al2003. 40,78 Naast deze wetenschappelijke onderbouwing is de opbouw <strong>van</strong> kracht binnen derehaboom gebaseerd op praktische kennis, diverse literatuur en klinische expertise.38


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandUithoudingsvermogen binnen de rehaboom 22,23,24Het uithoudingsvermogen binnen de rehaboom is uitsluitend gebaseerd op een toename inintensiteit. Met behulp <strong>van</strong> diverse try-outs met als norm de A-deltapijn worden detrainingsprogramma‟s protocollair uitgevoerd. Binnen de rehaboom is energie onderverdeeldin aëroob (zuurstofsysteem) en anaëroob( zonder zuurstof). Het anaërobe systeem bestaatuit een alactisch- en lactisch systeem. Binnen de rehaboom bestaan zes verschillendevormen <strong>van</strong> uithoudingsvermogen; aërobe capaciteit, aërobe vermogen, lactische capaciteit,lactische vermogen, alactische capaciteit en alactische vermogen. In de rehaboom wordtonder andere gewerkt met behulp <strong>van</strong> de VIAD test. 35 <strong>De</strong>ze test geeft een inzicht in hetaeroob functioneren door middel <strong>van</strong> een geprotocolleerde tempoduurtraining. <strong>De</strong> VIAD testgeeft geen absolute waarden aan, bij regelmatig gebruik is het in staat een duidelijkeindicatie te geven <strong>van</strong> de opbouw in de basisconditie.Het meten <strong>van</strong> het uithoudingsvermogen binnen de rehaboom is als los element geheelwetenschappelijk goed onderbouwd.<strong>De</strong>finities:A-delta pijn: <strong>De</strong> oefening moet coördinatief goed worden uitgevoerd, de pijn mag op de een schaal<strong>van</strong> tien, maximaal niveau drie bereiken. <strong>De</strong> pijn mag nooit scherp zijn en er mag geen reactie in de24 uur na de behandeling optreden.Anaërobe alactische vermogen: Het zo snel mogelijk aanwenden <strong>van</strong> de fosfaatpool en dehoeveelheid Adenosine trifosfaat (ATP) die we per minuut kunnen afbreken. Dit zonder lactaat enmelkzuur.Anaërobe lactische vermogen: Het zo snel mogelijk gebruik maken zonder dat er zuurstof aan te paskomt. Dit met vorming <strong>van</strong> melkzuur.Snelheid binnen de rehaboom<strong>De</strong> oefenstof binnen de snelheidstraining is didactische gerangschikt. Het start metcoördinatie en bouwt op naar acyclische training met uitloop naar cyclische lange sprints. <strong>De</strong>snelheid binnen de rehaboom eindigt met complextraining(gericht op de wedstrijdsituatie meteen variabele snelheid in open en gesloten keten) <strong>De</strong> opbouw in intensiteit is <strong>van</strong> eenvoudignaar complex, dit om de risico‟s op recidiverend letsel gering te houden. Het elementsnelheid binnen de rehaboom is als los element in het geheel wetenschappelijk goedonderbouwd. 1,18 <strong>De</strong> stappen in opbouw <strong>van</strong> de elementen snelheid staan gedurende hetproces echter niet beschreven.Complexmethode<strong>De</strong> complexmethode traint deels goed het explosieve vermogen <strong>van</strong> de patiënt/sporter endient daarnaast als feedbackmethode <strong>van</strong> de aangedane structuren. <strong>De</strong> complexmethodegeeft een goed beeld <strong>van</strong> de belastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt/sporter. Middels decomplexmethode kan beoordeeld worden of de patiënt/sporter de volgende stap binnen derehaboom kan nemen.Het sportrevalidatie traject eindigt zodra er sprake is <strong>van</strong> sporthervatting op het hoogsthaalbare niveau. Niet altijd is het oude niveau haalbaar en geregeld wordt een hoger niveaubehaald dan voor de blessure.Wetenschappelijke onderbouwing achter het model 1,18,35,40,78<strong>De</strong> rehaboom onderbouwt duidelijk de afzonderlijke elementen binnen het stroomschema.Het beschrijft de losse elementen binnen de rehaboom en kent samen meer dan een tweeonafhankelijke onderzoeken met dezelfde uitslag. In de artikelen zijn beschrijvingen <strong>van</strong>gerandomiseerde vergelijkende onderzoeken opgenomen <strong>van</strong> goede methodologische<strong>kwaliteit</strong>, <strong>van</strong> voldoende om<strong>van</strong>g en consistentie. In het model is ten minste 90% <strong>van</strong> de39


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandonderdelen onderbouwd met sterk wetenschappelijk onderzoek. Het model als geheel is nietonderzocht en hiermee dus niet wetenschappelijk onderbouwd.<strong>De</strong> Rehaboom methodiek wordt middels de classificatie zoals gebruikt in de KNGF richtlijnendoor de werkgroep geclassificeerd op niveau 4. Dit omdat de methodiek <strong>van</strong> de rehaboomals geheel niet wetenschappelijk onderbouwd is en de losse elementen binnen de rehaboomdus op basis <strong>van</strong> deskundigheid zijn gerangschikt.40


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 3.10 Schema rehaboom41


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland3.8 Methodiek revalidatiecirkels 5,6Bant (2003)Ontstaan <strong>van</strong> het modelHet model revalidatiecirkels is ontstaan omdat binnen de sportfysiotherapie een probleemontstond in het trainen <strong>van</strong> de motorische grondeigenschappen. In eerste instantieontstonden er werk<strong>modellen</strong> voor de grondmotorische eigenschappen kracht,uithoudingsvermogen en snelheid. <strong>De</strong> cirkels bij deze grondmotorische eigenschappenwerden oorspronkelijk ontworpen door Sjef Swinkels. <strong>De</strong> cirkels bij deze grondmotorischeeigenschappen werden vervolgens verder uitgewerkt door Toine <strong>van</strong> de Goolberg, waaropdeze ze vormde tot de uiteindelijke rehaboom. Het European Sports Physiotherapy (ESP)opgericht door Harald Bant en Robert <strong>van</strong> den Berg cirkels coördinatie en mobiliteitvervolgens in twee verschillende denk<strong>modellen</strong> weten te verwerken. Samen met de drie albestaande cirkels kracht, uithoudingsvermogen en snelheid welke door Robert <strong>van</strong> den Bergzijn gemodificeerd vormden ze de revalidatiecirkels. Harald Bant, een <strong>van</strong> de auteurs <strong>van</strong> derevalidatiecirkels verklaart dat de kracht <strong>van</strong> het denkmodel de eenvoud in de klinischetoepassing is. Iedere fysiotherapeut kan met de aangeboden methodiek aan de gang, dezemethodiek kan continu worden aangepast aan de gevraagde sportrevalidatie.Opbouw <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> revalidatiecirkels vormen een fysiotherapeutisch denkmodel. Het denkmodel is gericht opde patiënt met een acute sportblessure. <strong>De</strong> verschillende revalidatiecirkels zijn opgebouwd<strong>van</strong>uit de vijf grondmotorische eigenschappen; coördinatie, snelheid, uithoudingsvermogen,kracht en mobiliteit (figuur 3.11) In de revalidatiecirkels is het uitgangspunt dat er aan heteinde <strong>van</strong> de revalidatie zo functioneel mogelijk getraind moet worden. Binnen derevalidatiecirkels wordt steeds de meest rele<strong>van</strong>te trainingsprikkel gekozen. <strong>De</strong> meestrele<strong>van</strong>te trainingsprikkel wordt gekozen op basis <strong>van</strong> de belastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt. Inde revalidatie cirkels staat de patiënt met de betreffende bewegingshandeling geplaatst in decontext <strong>van</strong> het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel centraal.<strong>De</strong> verschillende revalidatiecirkels bestaan onderling uit meerdere cirkels. <strong>De</strong>ze cirkelsbeschrijven de verschillende revalidatiemethoden. In het revalidatieproces is het niet altijdgenoodzaakt alle revalidatiecirkels te doorlopen. Het aantal cirkels dat wordt doorlopen isgebaseerd op het doel <strong>van</strong> de patiënt, de huidige belastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt, deaangedane structuur en de manier waarop de patiënt reageert op desportfysiotherapeutische interventie.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelhet wondgenezingsproces<strong>De</strong> revalidatiecirkels zijn gebaseerd op de bindweefselfysiologie. Een centrale plaats in debindweefselfysiologie speelt het wondgenezingsproces. Het wondgenezingsproces kent tweeverschillende herstelprocessen; regeneratie en reparatie <strong>van</strong> het bindweefsel. Regeneratie iseen vorm <strong>van</strong> genezing die tot structurele en functionele gevolgen in het weefsel leidt(Lazarus1992). Reparatie daarentegen leidt tot het ver<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> het beschadigde weefseldoor littekenweefsel. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> littekenweefsel is afhankelijk <strong>van</strong> het verloop <strong>van</strong> hetgenezingsproces en de mate <strong>van</strong> mechanische stimuli op het beschadigde weefsel. <strong>De</strong>42


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandfysiotherapeut speelt tijdens de verschillende fasen <strong>van</strong> de wondgenezing een belangrijkerol. <strong>De</strong> fysiotherapeut zorgt voor fysieke stimuli, die zorgt voor een verminderdelittekenvorming en een betere afstemming <strong>van</strong> bindweefsel in trekrichting (Lazarus 1992)Om inzicht te krijgen in de mechanische stimuli die fysiotherapeuten kunnen geven vindt ereerst uitleg plaats <strong>van</strong> de stress-strain curve. <strong>De</strong> stress-strain curve (figuur 3.12) is eenbeschrijving <strong>van</strong> de mechanische en fysische eigenschappen <strong>van</strong> het bindweefsel(Matthijs2003) In de stress-strain curve wordt om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de last <strong>van</strong> het bindweefsel in relatie tot deom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de vervorming vermeld. Het geeft dus een uitslag en verhouding tussen rangeof motion (x-as) en de rekspanning <strong>van</strong> het bindweefsel (y-as) (figuur 3.12) <strong>De</strong> stress-straincurve is mede de fysiologische basis om de verschillende revalidatiemethoden binnen derevalidatiecirkels te verantwoorden. Alle revalidatiecirkels zijn mede terug te leiden op deprincipes <strong>van</strong> deze curve.Stress-strain curve (curve <strong>van</strong> Viidik 1973)<strong>De</strong> stress-strain curve(Figuur 3.12) geeft in het model revalidatiecirkels een verklaring metbetrekking tot de belastbaarheid <strong>van</strong> het collagene weefsel ten opzichte <strong>van</strong> de motorischeeigenschap range of motion (ROM) Naast deze verklaring wordt de stress-strain curve in hetmodel revalidatiecirkels gebruikt voor de verklaring <strong>van</strong> de visco-elastische eigenschappen<strong>van</strong> het bindweefsel. <strong>De</strong> visco-elastische eigenschappen geven het gedrag weer <strong>van</strong>belasting op bindweefsel. Er bestaat een onderscheid tussen elastische, visco-elastische enplastische eigenschappen binnen de reactie <strong>van</strong> het bindweefsel tijdens en na fysieke stress(Viidik 1973) <strong>De</strong> elasticiteit beschrijft hierin de snelle terugkeer <strong>van</strong> bindweefsel naar deoriginele lengte na een belasting (Chaffin 1991) Van visco-elasticiteit spreekt men wanneerhet bindweefsel na belasting te traag is om naar zijn normale lengte terug te keren(Bogduk1997), en <strong>van</strong> plasticiteit wordt gesproken wanneer het bindweefsel niet volledig terugkeertnaar de oorspronkelijke lengte(Brink 2000) Binnen de revalidatiecirkels worden vierverschillende fysische eigenschappen beschreven; elastische deformatie, plastischedeformatie, creep, stress relaxation en strain rate dependance. Elastische deformatie wilzeggen dat bindweefsel na belasting weer naar de originele vorm keert(Wright en Lee 2000)Met creep wordt het adaptieve proces bedoeld dat optreedt wanneer het bindweefsel wordtblootgesteld aan een constante belasting(Woo 1994, Neumann 2002) Spanningsrelaxatiebetekent dat tijdens belasting veel stress op het bindweefsel komt en deze stress op denduur ontspanning veroorzaakt in het bindweefsel en strain rate dependance beschrijft dat bijsnelle belasting <strong>van</strong> het bindweefsel de Range of Motion (ROM) en belastbaarheid.<strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> de stress-strain curve binnen de revalidatiecirkels is groot. Op basis <strong>van</strong>zowel de fysische als de mechanische eigenschappen <strong>van</strong> het bindweefsel kunnen derevalidatiecirkels en de daarbij behorende revalidatiemethoden <strong>van</strong>uit fysiologischperspectief worden verklaard. Op het vlak <strong>van</strong> de grondmotorische eigenschapuithoudingsvermogen kunnen alle vormen <strong>van</strong> anaeroob alactische en lactischetrainingsvormen worden toegevoegd. In het model komt duidelijk naar voren dat demotorische grondeigenschappen als gezamenlijk gebruikt dienen te worden.2. Patiënt gecentreerd revalideren<strong>De</strong> revalidatiecirkels leggen in de eerste fase de nadruk op de „persoon‟; de persoon staatcentraal, in de literatuur beschreven als patiënt gecentreerd behandelen (kenmerken staanbeschreven in het boek). Op deze manier wil het model tot een training komen met de43


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandpatiënt, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke gedragsveranderingen in de tijd.(Michie 2003) Tijdens het tot stand komen <strong>van</strong> de training <strong>van</strong> de patiënt wordt rekeninggehouden met de volgende onderdelen: de bewegingstechniek, tactiek, mentaliteit enconditie <strong>van</strong> de patiënt. <strong>De</strong> hiervoor genoemde onderdelen zijn gebaseerd op een citaat <strong>van</strong>McWhinney 2000, blz. 1087, „Verzoek de arts om in de wereld <strong>van</strong> de patiënt te treden, omzo de ziekte door de ogen <strong>van</strong> de patiënt te zien‟. Naast dit alles wordt binnen derevalidatiecirkels gebruik gemaakt <strong>van</strong> de verschillende dimensies beschreven door Mead enBower (2000) <strong>De</strong>ze verschillende dimensies richten zich op de relatie tussen defysiotherapeut en de patiënt, als gelijkwaardig.Revalidatiecirkel mobiliteit<strong>De</strong> revalidatiecirkel mobiliteit bestaat uit de zeven cirkels in relatie tot de stress-strain curve.<strong>De</strong> revalidatiecirkel mobiliteit richt zich op de vervorming <strong>van</strong> het bindweefsel. Binnen decirkel wordt rekening gehouden met de temperatuur, intensiteit, belasting en duur <strong>van</strong> debelasting (Magee 2007) Voor de optimale temperatuur binnen de revalidatiecirkel wordtuitgegaan <strong>van</strong> een temperatuur <strong>van</strong> het bindweefsel <strong>van</strong> 39-45 graden, deze temperatuurveroorzaakt een snellere en grotere vervorming <strong>van</strong> het bindweefsel(Lehmann 1971) In decirkel mobiliteit staan richtlijnen beschreven met betrekking tot de belastingsvariabelen percirkel. <strong>De</strong>ze richtlijnen zijn op basis <strong>van</strong> klinische ervaring ontstaan.Cirkel 1. Elastische vervorming voetregioMet de elastische vervorming <strong>van</strong> het bindweefsel en de mechanische eigenschap <strong>van</strong> hetbindweefsel, wordt bedoeld dat het bindweefsel onmiddellijk na een mechanische belastingweer naar de oorspronkelijk lengte terugkeert. <strong>De</strong>ze vervorming <strong>van</strong> het bindweefsel ligt inde eerste fase binnen de stress-strain curve. <strong>De</strong> revalidatiemethode elastische vervormingwordt in het begin <strong>van</strong> de proliferatiefase gestart. Binnen het trainen binnen de voetregiowordt met name door middel <strong>van</strong> dynamische oefenen met een geringe bewegingsuitslaggetraind. <strong>De</strong>ze oefeningen dienen zonder compensatie uitgevoerd te worden, de <strong>kwaliteit</strong><strong>van</strong> de oefeningen staat voorop. In het beoordelen <strong>van</strong> de <strong>kwaliteit</strong> wordt verder rekeninggehouden met aanwezigheid <strong>van</strong> pijn, vermoeidheid, bewegingsangst. <strong>De</strong>zerevalidatiemethode wordt door de (sport)fysiotherapeut op iedere patiënt persoonlijkeaangepast. Bij mensen waarbij deze revalidatiemethode niet het gewenste effect oplevert,wordt direct overgegaan naar de tweede cirkel binnen de revalidatiecirkel mobiliteit.Cirkel 2. Elastische vervorming lineaire regio<strong>De</strong>ze cirkel is op dezelfde principes als cirkel 1 gebaseerd. <strong>De</strong> oefeningen zijn gebaseerd ophet bereiken <strong>van</strong> een volledige actieve bewegingsuitslag. In deze cirkel vinden voorallangzame vervormingen <strong>van</strong> het bindweefsel plaats. Het bereiken <strong>van</strong> de volledige actievebewegingsuitslag zorgt ervoor dat de nieuwe collagene vezels die gevormd zijn na het acuteletsel zich aanpassen in de juiste trekrichting(Matheson 1989) Daarnaast zorgt het voor eeneerste toename in coördinatie en kracht.Cirkel 3. Plastische vervormingBij een nog bestaand tekort binnen de volledige actieve bewegingsuitslag, kan deze cirkeluitgevoerd worden in de volledige passieve ROM(Magee 2007) In deze cirkel vindt nietalleen plastische, maar ook langzame elastische vervorming plaats. Het grote verschil metelastische vervorming in de lineaire voetregio is dat hier de integriteit <strong>van</strong> het bindweefsel44


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandwordt aangevallen en dit een verstoring <strong>van</strong> de homeostase veroorzaakt. Binnen de cirkelwordt aangegeven dat het voordeel hier<strong>van</strong> is dat de mobilteit <strong>van</strong> het weefsel toeneemt(Leadbetter 1990) <strong>De</strong>ze vorm <strong>van</strong> trainen wordt toegepast bij een tekort aan mobiliteit in depassieve bewegingsuitslag en bij de alle fasen in het bindweefsel proces, vooral in deremodelleringsfasen.Cirkel. 4 Creep/stress relaxationIn deze cirkel wordt beschreven dat bij mechanische belasting <strong>van</strong> het weefsel debelastbaarheid <strong>van</strong> het weefsel verlaagt(Matthijs 2003) <strong>De</strong>ze vorm <strong>van</strong> belasting vindt plaatsin het midden en einde <strong>van</strong> de passieve rekregio plaats. <strong>De</strong> stress-strain curve geeft in dezefase aan dat de vorm <strong>van</strong> belasting een grotere vervorming teweegbrengt dan in de lineairevoetregio, en dat hier de belastbaarheid op het collagene bindweefsel verminderd wordt. Ditveroorzaakt veel aanvallen op het collagene weefsel dat tot verlenging <strong>van</strong> het weefsel leidt.Het realiseren <strong>van</strong> deze bindweefselfysiologische reactie wordt vooral gerealiseerd door hetgebruik <strong>van</strong> hulpmiddelen zoals bracesCirkel 5. Strain rate dependence voetregio<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op het gedrag <strong>van</strong> bindweefsel bij toename in de belastingsnelheid(Taylor 1990) Bij een snelle belasting reageert het bindweefsel met een proportioneleweerstand. <strong>De</strong> bewegingsuitslag <strong>van</strong> het collagene bindweefsel neemt hier af. (stress-straincurve verschuift naar links) <strong>De</strong>ze verandering in combinatie met verandering <strong>van</strong> hetbindweefsel zorgt voor een verhoogde verlenging bij snelle bewegingen. <strong>De</strong>ze vorm <strong>van</strong>training is vooral toepasbaar in de remodelleringsfasen en het begin <strong>van</strong> de organisatiefase.<strong>De</strong>ze vorm mag zowel passiefs als actief uitgevoerd worden.Cirkel 6. Strain rate dependence lineaire regio<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op hetzelfde principe(Taylor 1990) uit cirkel 5. Het verschil binnendeze cirkel is dat bij deze cirkel tijdens de uitvoer <strong>van</strong> snelle bewegingen een volledigeactieve ROM wordt gevraagd. Belangrijk in deze training is dat de bewegingsuitslaggeleidelijk aan wordt uitgebreid en dit zorgt voor een snelle uitbreiding en verlenging <strong>van</strong> hetbindweefsel.Cirkel 7. Specifieke training<strong>De</strong>ze cirkel omvat een functionele training specifiek op de patiënt. <strong>De</strong> eigenschappen <strong>van</strong>deze training zijn gebaseerd op: doel, taakomgeving, bewegingsverloop(coördinatie),beweginguitslag(mobiliteit) contractie mechanismen(kracht)energiesystemen(uithoudingsvermogen) en sportspecifieke bewegingshandelingen en totslot de omgeving.Revalidatie cirkel coördinatieDit is gebaseerd op het principe dat het neuromusculaire systeem verantwoordelijk is voorhet aanleren, controleren en aanpassen <strong>van</strong> bewegingen(Hafelinger 2002, Magee 2007) <strong>De</strong>drie belangrijkste onderdelen binnen deze cirkel zijn de cortex, hersenstam en hetruggenmerg. Binnen de cirkel wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> twee verschillende strategieën:Closed –loop-strategie en de Open-loop-strategie(Hodges 2003) <strong>De</strong> Closed-loop-strategie iseen strategie waarbij zowel met interne als externe feedback wordt gewerkt. <strong>De</strong>(sport)fysiotherapeut moet overwegen rekening te houden met de uitvoer <strong>van</strong> de oefeningen(zo functioneel mogelijk) <strong>De</strong> open-loop-strategie houdt in dat de uitvoer geen belangrijke rol45


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandspeelt in het uitvoeren <strong>van</strong> de beweging. In de cirkel coördinatie staan richtlijnen beschrevenmet betrekking tot de belastingsvariabelen per cirkel. <strong>De</strong>ze richtlijnen zijn op basis <strong>van</strong>klinische ervaring ontstaan.Cirkel 0. Training corticale voetregio<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op het invloed <strong>van</strong> het lichaam in de ruimte (kandel 2000) Voor derevalidatiemethode betekent dit dat de patiënt in de eerste fase de beweging correct leert uitte voeren. Vervolgens dient over te worden gegaan naar het trainen <strong>van</strong> de coördinatie. Hettrainen <strong>van</strong> de coördinatie wordt beëindigd of aangepast indien de patiënt de oefeningen nietmet de juiste uitgangshouding uitvoert en er sprake is <strong>van</strong> motorische compensatiegedrag.(O‟Sulli<strong>van</strong> 2005) Bij beide strategieën mag sprake zijn <strong>van</strong> een beperking in de coördinatie.<strong>De</strong> (sport) fysiotherapeut dient verkeerde bewegingsstrategieën te corrigeren en de patiëntde juiste bewegingsstrategieën aan te leren. In de cirkel wordt verwezen naar „unterteilungder muskeln in stabilisatioren und mobilisatoren; (O‟Sulli<strong>van</strong> 2000) Dit is een functioneleclassificering voor het indelen <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> de musculatuur binnen de coördinatie.Cirkel 1. Training corticaal voetregioBinnen deze cirkel wordt gestart met isometrisch trainen. <strong>De</strong> nadruk ligt in deze cirkel zowelop het trainen <strong>van</strong> de lokale musculatuur als op het trainen <strong>van</strong> de statische posities <strong>van</strong> despiergroepen. Bij het beoordelen <strong>van</strong> de uitvoer kan gebruikt worden gemaakt <strong>van</strong> devolgende <strong>kwaliteit</strong>sindicatoren: Startniveau <strong>van</strong> de patiënt, bewegingsritme,bewegingsverloop, bewegingsom<strong>van</strong>g, Wat voelt de sporter en hoe reëel zijn dezegevoelens?, is er vertrouwen in herstel, is er sprake <strong>van</strong> angst? Daarnaast wordt gekekennaar het non-verbale gedrag <strong>van</strong> de patiënt en de pijn die de patiënt voelt. Dit laatsteonderdeel is gebaseerd op de inzichten dat pijn invloed zowel invloed heeft op de lokalemusculatuur(Hodges 2001)Cirkel 2. Training corticaal lineaire bereikBinnen de revalidatiecirkel lineaire bereik wordt aanbevolen te trainen met underloadedweight Met ubderloaded weight wordt bedoeld dat het gewicht tijdens het uitvoeren <strong>van</strong> deoefening niet de beperkende factor mag zijn. Wanneer een beweging op basis <strong>van</strong> deobjectieve en subjectieve <strong>kwaliteit</strong>scriteria juist wordt uitgevoerd, kan de keuze wordengemaakt het gewicht te verhogen. Op deze manier kan met een geleidelijke opbouw eenjuiste bewegingsuitvoer (zonder compensatiegedrag) worden bereikt binnen de volledigeactieve r ROM. <strong>De</strong>ze revalidatiemethode kan zowel in de proliferatiefase als in de productieen remodeleringsfase worden toegepast.Cirkel 3. Training hersenstam<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op de invloed <strong>van</strong> de hersenstam op het bewegingspatroon.(Magee2007, <strong>De</strong>lforge 2002) <strong>De</strong> nadruk ligt op het bewust uitvoeren en (opnieuw) aanleren <strong>van</strong>bewegingen, die voor het letsel automatisme waren. Anders dan in de voorgaande cirkels ligthet accent binnen de cirkel op het beheersen <strong>van</strong> balans en lichaamshouding tijdens hetuitvoeren <strong>van</strong> de oefening. Binnen de training kan variatie worden aangebracht om depatiënt scherp te stellen en constant te laten aanpassen op de omgeving. Bij de eerste driecirkels binnen de revalidatiecirkel coordinatie wordt verwacht dat alle oefeningen uitgevoerdkunnen worden met vrije gewichten voor de onderste en bovenste extremiteit.46


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandCirkel 4. Training spinale voetregio<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op de functie <strong>van</strong> het ruggenmerg namelijk het coördineren <strong>van</strong> allewillekeurige bewegingen en houdingen(Amaral 2000) Daarnaast is het ruggenmergverantwoordelijk voor het voorkomen <strong>van</strong> schade aan het bindweefsel door mechanischebelasting. Tijdens deze training wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> reflexen. Er wordtgetracht een reflexsituatie te creëren die dicht ligt bij de training <strong>van</strong> de snelheid en hetuitvoeren <strong>van</strong> de oefening.Cirkel 5. Training in spinale lineaire regio<strong>De</strong>ze cirkel is binnen de training in het ruggenmerg een vervolg op cirkel 4. <strong>De</strong>ze cirkel isgebaseerd op hetzelfde principe als cirkel 4. <strong>De</strong> oefeningen binnen de cirkel spinale lineaireregio zijn gericht op een snelle uitvoer en bewegingsverloop en daarnaast op het uitvoeren<strong>van</strong> eenvoudige bewegingen in de onderste extremiteit. In de cirkel wordt beschreven dateen toename <strong>van</strong> de bewegingsom<strong>van</strong>g een toename <strong>van</strong> de trekbelasting op hetbindweefsel veroorzaakt. Tijdens het vergroten <strong>van</strong> de bewegingsom<strong>van</strong>g neemt de snelheidin uitvoering <strong>van</strong> de beweging toe. In deze training gaat het niet om het bereiken <strong>van</strong> demaximale snelheid. <strong>De</strong> training kent een geleidelijk opbouw in snelheid en om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> debeweging.Cirkel 6. Specifieke training<strong>De</strong>ze cirkel omvat net als de revalidatiecirkel mobiliteit een functionele training specifiek opde patiënt. <strong>De</strong> eigenschappen <strong>van</strong> deze training zijn gebaseerd op: doel, taakomgeving,bewegingsverloop(coördinatie), bewegingsuitslag(mobiliteit) contractie mechanismen(kracht)energiesystemen(uithoudingsvermogen) en sportspecifieke bewegingshandelingen en totslot het milieu. Binnen de cirkel worden twee aanbevelingen gedaan met betrekking totzogeheten imitatie oefeningen en kracht- imitatie oefeningen. Dit zijn oefeningen waarbij deuitvoering minder snel en minder zwaar is dan in de realiteit.Cirkel 7. Agility trainingAgility training is een specifieke training onder algemene vermoeidheidsomstandigheden.Binnen deze cirkel wordt dus getraind onder omstandigheden die niet optimaal zijn. <strong>De</strong>patiënt zal tijdens deze training vermoeidheid en uitputting ervaren. Dit zorgt ervoor dat depatiënt in niet- sportspecifieke energiesystemen vermoeid raakt. Dit alles om debelastbaarheid <strong>van</strong> de patiënt te verhogen.Cirkel 8. ShapingShaping houdt in dat de sport-specifieke coördinatieve vaardigheiden in de training ookaanwezig moeten zijn tijdens uitputting. In deze training wordt dus getraind naaruitputtingsverschijnselen. Binnen de shaping maar ook binnen de agility training is hetmoment <strong>van</strong> uitbreiding <strong>van</strong> de training <strong>van</strong> cruciaal belang.Revalidatiecirkel uithoudingsvermogenBinnen de cirkel uithoudingsvermogen zijn zeven cirkels. <strong>De</strong>ze cirkels zijn gebaseerd op deenergiesystemen aëroob en anaëroob, waarbij anaëroob onderverdeeld wordt in lactisch enalactisch. Binnen de cirkel zijn de volgende doelstellingen gesteld: verhogen <strong>van</strong> de fysiekeen mentale belastbaarheid, verkrijgen <strong>van</strong> constant een snelle actie en reactie bij de sport,verminderen <strong>van</strong> het risico op het krijgen <strong>van</strong> een letsel en tot slot het verkrijgen <strong>van</strong> een47


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandmeer stabiele gezondheid.In de cirkel wordt gesteld dat de eerste fysieke belasting doorgaans het best in deproliferatiefase kan worden gestart. <strong>De</strong> cirkel is gebaseerd op de definitie <strong>van</strong> de termuithoudingsvermogen, namelijk dat uithoudingsvermogen de psycho-fysieke weerstandtegen vermoeidheid is. (Weineck 2007) Onder psychische weerstand wordt de psychische(stress) weerstand tegen vermoeidheid verstaan. Onder fysieke weerstand wordt deweerstand tegen vermoeidheid door middel <strong>van</strong> de individuele subsystemen bedoeld. Binnende cirkel wordt een onderscheid gemaakt in verschillende vormen <strong>van</strong> uithoudingsvermogen.Van lokaal uithoudingsvermogen wordt gesproken wanneer minder <strong>van</strong> een zesde <strong>van</strong> despieren actief is, <strong>van</strong> algemeen uithoudingsvermogen wordt gesproken wanneer meer daneen zesde <strong>van</strong> de spieren actief is. <strong>De</strong> vormen worden ook verdeeld binnen de verschillendeenergiesystemen (anaëroob (lactisch, alactisch) en aëroob) <strong>De</strong>ze verdeling baseert zich opde duur <strong>van</strong> de belasting. Kort uithoudingsvermogen houdt in de cirkel in een duur <strong>van</strong> 35seconde tot 2 minuten. Een middellang uithoudingsvermogen houdt in een duur <strong>van</strong> 2-10minuten en een lang uithoudingsvermogen houdt in een duur <strong>van</strong> 10 minuten. <strong>De</strong>ze laatsteverdeling gebaseerd op de energiesystemen waarbij zowel vermogenstraining alscapaciteitstraining een grote rol spelen, is de rode draad binnen de revalidatiecirkel. In decirkel wordt onder vermogenstraining verstaan een training met een hoge intensiteit, lageom<strong>van</strong>g en met lange pauzes.Onder capaciteitstraining wordt verstaan een grote om<strong>van</strong>g,lage intensiteit en korte pauzes. <strong>De</strong> volgorde <strong>van</strong> cirkels is gebaseerd op de fasen binnen dewondgenezing. In de cirkels wordt de juiste intensiteit bepaald op de snelste tijd in uitvoer<strong>van</strong> de patiënt, de maximale zuurstofopname, lactaat waarden en hartfrequentie.Cirkel 1. Vetverbranding<strong>De</strong>ze cirkel baseert zich op de positieve uitwerkingen <strong>van</strong> vetverbranding opuithoudingsvermogen beschreven door Weineck 2007 en Liesen 1983. Bij de start <strong>van</strong> detraining wordt de intensiteit en belasting specifiek aangepast op de patiënt. <strong>De</strong> intensiteitwordt gebaseerd op een percentage(in eerste instantie 85%) <strong>van</strong> de drempelwaarde <strong>van</strong> hetanaerobe systeem. <strong>De</strong> anaerobe drempel is de grens waar lactaatproductie en afschaffingelkaar compenseren(mader et al. 1976) In het aanpassen <strong>van</strong> de training gaat het vergroten<strong>van</strong> de duur voor het vergroten <strong>van</strong> de intensiteit.Cirkel 2. Aërobe capaciteit<strong>De</strong>ze cirkel richt zich op het vergroten <strong>van</strong> glycogeen in spieren en lever(Weineck 2007) Indeze cirkel moet het trainen <strong>van</strong> lokale kracht-uithoudingsvermogen gekoppeld worden metde aërobe capaciteit. In de cirkel wordt aanbevolen te trainen op 90 of 95% <strong>van</strong> dedrempelwaarde <strong>van</strong> het anaerobe systeem met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 60-90 minuten. (schema 3)Cirkel 3. Aerobe vermogen<strong>De</strong>ze cirkel is gebaseerd op de koolhydraat stofwisseling tijdens het sporten, waarbij deintensiteit gelijk ligt tot de anaerobe drempelwaarde. In de cirkel wordt duurtraining entempotraining aanbevolen. <strong>De</strong> snelle duurloop heeft hier een waarde <strong>van</strong> tenminste 95% <strong>van</strong>de anaerobe drempel. <strong>De</strong> duur <strong>van</strong> de training wordt binnen de cirkel verdeeld in tweecategorieën, een voor de explosieve sporter (duur 20-30 minuten) en een voor de sporterwaarbij het uithoudingsvermogen een belangrijke rol speelt (duur 45-60 minuten) Tussen detrainingen zit tenminste 48 uur, dit om de glycogeen voorraden weer aan te vullen.48


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandCirkel 4. Anaerobe lactische capaciteit<strong>De</strong>ze cirkel richt zich op het verbeteren <strong>van</strong> de stofwisseling <strong>van</strong> de anaerobe glycolyse in despieren. Binnen de cirkel wordt verklaard dat gevolg hierbij is dat na verbranding op dezemanier het eindresultaat ATP en lactaat is. Wanneer ATP wordt vrijgemaakt, betekend ditmeer energie voor de patiënt en een langere mogelijkheid in duur <strong>van</strong> de training. Daarnaastzorgt intervaltraining voor een goede regulatie hart-bloedsomloop ( Weineck 2007) Binnende cirkel wordt op basis <strong>van</strong> het hiervoor genoemde, intervaltraining gehanteerd. <strong>De</strong>Intervaltraining wordt onderverdeeld in een uitgebreide en intensieve training. <strong>De</strong> uitgebreidetraining is een training met een grote om<strong>van</strong>g en een lichte intensiteit. <strong>De</strong> intensieve trainingbestaat uit een kleine om<strong>van</strong>g en een hogere intensiteit. <strong>De</strong> trainingen wordengeclassificeerd op korte tijdsintervallen(15-60 seconde), middellange tijdsintervallen(1-8minuten) en lange tijdsintervallen (8-15 minuten) (Harre 1979)Bij de middellange en lage tijdsinterval wordt een combinatie <strong>van</strong> training <strong>van</strong> het anaerobelactische capaciteit en aerobe vermogen gehanteerd. <strong>De</strong> pauzes binnen de intervaltrainingzijn lang genoeg (30 seconden tot 5 minuten) dat de hartfrequentie weer terug kan keren tot120-140 slagen per minuut (Hoff et al. 2006, Weineck 2006) <strong>De</strong> intervaltraining kan zowel tervoorbereiding <strong>van</strong> een wedstrijd als aan het eind <strong>van</strong> een revalidatie worden toegepast. <strong>De</strong>training kan maximaal twee tot drie keer per week worden uitgevoerd. <strong>De</strong> uitgebreide trainingligt op 105% <strong>van</strong> de anaërobe dempel en de intensieve training ligt op 110% <strong>van</strong> deanaërobe drempel.Cirkel 5. Anaërobe lactisch vermogenIn deze cirkel neemt de intensiteit <strong>van</strong> de training toe. <strong>De</strong> training richt zich nu op submaximaleprestaties <strong>van</strong> de patiënt. <strong>De</strong> training richt zich op het verbeteren <strong>van</strong> de lactaattolerantie <strong>van</strong> de patiënt, de stofwisselingsprocessen <strong>van</strong> de anaërobe lactische systemen,het verbeteren <strong>van</strong> de neuronmusculaire controle in sport specifieke bewegingen en hetvergroten <strong>van</strong> de activering en lijnsnelheid (Hoff et al. 2006) <strong>De</strong> intensiteit <strong>van</strong> de training is95-100% <strong>van</strong> de persoonlijk beste tijd <strong>van</strong> de patiënt in het uitvoeren <strong>van</strong> een (test)training.<strong>De</strong> duur bedraagt maximaal 40-45 seconden. Bij sporters die normaliter tijdens het sporteneen afstand afleggen <strong>van</strong> 1500 tot 10 kilometer kan de duur <strong>van</strong> de training verhoogdworden tot 3-5 minuten. Binnen de cirkel speelt de pauze een belangrijke rol. <strong>De</strong> pauze ligttussen de 2 en 45 minuten. In de pauze is er voldoende tijd om weer op energie te komen ende hartslag weer naar normale waarden te krijgen. <strong>De</strong> patiënt dient tijdens de pauze niet stilte gaan zitten maar te blijven bewegen op een rustig tempo.Cirkel 6. Anaërobe alactisch capaciteit<strong>De</strong>ze baseert zich op het opnieuw verhogen <strong>van</strong> de vrijgekomen energie (ATP) Binnen decirkel staat dat hierdoor verbetering optreedt binnen de sport specifieke neuromusculairecontrole (uitvoering <strong>van</strong> bewegingen) <strong>De</strong> musculatuur <strong>van</strong> het lichaam leert beter samen tewerken. <strong>De</strong>ze methode is voor de explosieve sporter en een contra-indicatie voor de sporterdie zich enkel richt op het uithoudingsvermogen. <strong>De</strong> sporter die zich richt op hetuithoudingsvermogen kan binnen de cirkel trainen met een maximale belasting <strong>van</strong> 10- 14seconden. <strong>De</strong> sporter mag hier in snelheid maximaal 10% verliezen. Bij meer verlies wordtniet meer binnen de alactische capaciteit gesport maar binnen het lactische vermogen (cirkel5)49


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandCirkel 7. Anaërobe alactisch vermogen<strong>De</strong>ze cirkel richt zich op het behalen <strong>van</strong> zo veel mogelijk ATP uit de energiesystemen. <strong>De</strong>training is nu gericht op maximale inspanning en maximale snelheid waarbij een verlies insnelheid <strong>van</strong> maximaal 5% mag optreden. <strong>De</strong> training <strong>van</strong> het anaëroob vermogen ligt hierintussen de 5-7%. <strong>De</strong> pauzes zijn <strong>van</strong> belang en bedragen gemiddeld tussen de series door 2-3 minuten en tussen de verschillende oefeningen 3-5 minuten. <strong>De</strong> training verbetert delooptechniek en de (samen)werking <strong>van</strong> de spieren.Revalidatiecirkel Kracht<strong>De</strong> revalidatiecirkel kracht bestaat uit zeven cirkels. In de cirkel kracht wordt debelastingsintensiteit per individu ingesteld. <strong>De</strong> training is in deze cirkel in de eerste instantieniet sportspecifiek. <strong>De</strong> cirkel richt zich op de een krachttrainingspiramide (Figuur 3.13) <strong>De</strong>krachttrainingspiramide is gebaseerd op het één herhalingsmaximum (1RM) <strong>De</strong> piramidestart smal en eindigt breed, dit houdt in dat het aantal herhalingen in de tijd toeneemt.Middels deze opbouw <strong>van</strong> de piramide kan de intensiteit in de tijd per individu wordenaangepast. Het gebruik <strong>van</strong> de piramide is niet goed toepasbaar bij de sporter die zich richtop het uithoudingsvermogen, omdat de samenhang tussen sub-maximale kracht enmaximale kracht grote verschillen kent. In de piramide wordt een onderscheid gemaakttussen training en revalidatie. Bij training gaat het om trainingsmethoden die op verschillendeniveaus (spieren, zenuwcentrum) structurele veranderingen teweegbrengt. Bij revalidatiegaat het om het verbeteren <strong>van</strong> de belastbaarheid <strong>van</strong> beschadigd bindweefsel. Binnen hetonderdeel revalidatie wordt aanbevolen te werken middels individuele, tijdens de trainingvastgestelde waarden. <strong>De</strong>ze aanbeveling is gebaseerd op het kracht revalidatiesysteem(KRS) beschreven door <strong>van</strong> der Goolberg, 2004. <strong>De</strong> individuele waarden wordenvastgesteld op basis <strong>van</strong> een zogenaamd transfersysteem. Het transfersysteem(<strong>van</strong> denBerg 2005) richt zich op twee onderdelen namelijk het; verkrijgen <strong>van</strong> kilogrammen ensnelheid. <strong>De</strong> kilogrammen worden evenredig verhoogd bij toename <strong>van</strong> hetherhalingsmaximum, door het verhogen <strong>van</strong> de belastingsintensiteit vergroot de weerstand.Dit leidt tot een hogere anaërobe drempelwaarde. Bij het werven in snelheid wordtaanbevolen de snelheid <strong>van</strong> de beweging te verhogen door de snelle spiervezels intonus/(aan)spanning te verhogen en de trage spiervezels in tonus/(aan)spanning teverminderen. <strong>De</strong> tweedeling binnen het transfersysteem is gebaseerd op de drieuitgangspunten verhogingspotentie, snelheid en subjectieve en objectieve <strong>kwaliteit</strong>scriteria.Het onderdeel verhogingspotentie houdt hier in de instelling <strong>van</strong> de patiënt om kracht om tezetten in snelheid. <strong>De</strong> snelheid omvat het principe dat snelheid toeneemt bij afname <strong>van</strong> hettrainingsgewicht. Onder subjectieve en objectieve <strong>kwaliteit</strong>scriteria vallen vier principesnamelijk; het verhogen <strong>van</strong> de kilogrammen gaat middels excentrische training gebaseerd ophet KRS systeem, dit om een goede overgang <strong>van</strong> het verhogen <strong>van</strong> kilogrammen naar hetverhogen in snelheid te creëren. Een toename <strong>van</strong> snelkracht ontstaat door hetdaadwerkelijk omzetten <strong>van</strong> kracht in snelheid,door de patiënt. Het principe dat binnen detraining concentrische wordt versneld en excentrische wordt geremd. Tot slot het gebruik <strong>van</strong>voorrek en plyometrie (explosieve kracht)binnen de training.Cirkel 1. Coördinatie<strong>De</strong> cirkel bereidt de krachttraining voor de optimale verbetering in belasting te creëren.Voorafgaand aan de training worden de specifieke spieren opgewarmd. <strong>De</strong> <strong>kwaliteit</strong>scriteria50


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandbeschreven binnen de revalidatiecirkel coördinatie gelden ook voor deze cirkel. Het grootsteverschil <strong>van</strong> de cirkel coördinatie in vergelijking tot de overige cirkels binnen derevalidatiecirkel kracht, is dat in deze cirkel binnen de training geen vermoeidheid <strong>van</strong> despieren optreedt.Cirkel 2. Kracht/uithoudingsvermogen<strong>De</strong> cirkel richt zich op het lokale uithoudingsvermogen <strong>van</strong> de spieren. Om de gewensteeffecten te verkrijgen dient deze training tenminste 6-8 weken toegepast te worden op depatiënt. Binnen deze cirkel zijn in verhouding tot de eerder beschreven piramide vastewaarden gesteld met betrekking tot het bepalen <strong>van</strong> het optimale trainingsgewicht(Figuur3.13) Met gebruik <strong>van</strong> deze waarden kan binnen een test in uitvoer <strong>van</strong> 2-3 series hetindividuele gewenste gewicht worden bepaald. Zie figuur 3.13 voor de opbouw intrainingsgewicht.Cirkel 3 Extensieve rekruteringIn deze cirkel worden binnen de training alle spiervezels aangesproken. Binnen de cirkelstaat dat voor de patiënt die zich specifiek richten op het uithoudingsvermogen deze trainingoptimaal is.Cirkel 4. Intensieve rekruteringIn de cirkel treedt er een verandering binnen de uitvoering en herhalingen <strong>van</strong> deoefeningen. <strong>De</strong> intensiteit <strong>van</strong> de oefening neemt in deze cirkel toe, met hierbij een afname<strong>van</strong> het 1RM. <strong>De</strong> nadruk ligt hier op de excentrische fase binnen de oefening, omdat de spierin deze fase meer kracht heeft. <strong>De</strong> fysiotherapeut helpt de patiënt in de concentrische fasezodat de oefening in de excentrische fase de hele oefening lang goed uitgevoerd kanworden.Cirkel 5. Snelkracht<strong>De</strong>ze cirkel is de eerste cirkel die valt binnen het eerder beschreven element revalidatie(verhoging <strong>van</strong> belastbaarheid <strong>van</strong> het bindweefsel) In deze cirkel wordt de opgebouwdekracht omgezet in snelheid. Binnen de training wordt een onderscheid gemaakt in de sporterop recreatieniveau en de prestatie gerichte sporter.Cirkel 6. Concentrisch versnellen, excentrisch remmen<strong>De</strong> cirkel houdt in dat een snelle excentrisch beweging door een snelle concentrischebeweging wordt gevolgd en dat bij excentrisch remmen meer kracht wordt uitgeoefend op debindweefselstructuren dan bij concentrisch versnellen. Om deze reden wordt binnen detraining als eerst concentrisch versneld.<strong>De</strong>finitieConcentrisch versnellen: <strong>De</strong> origo en insertie <strong>van</strong> de spier naderen elkaar snel.Excentrisch remmen: <strong>De</strong> origo en insertie <strong>van</strong> de spier verwijderen zich snel <strong>van</strong> elkaar.Cirkel 7. Voorrek en plyometrieBinnen de cirkel valt onder voorrek de oefening die niet sportspecifiek is en onder plyometriede oefening die wel sportspecifiek is. In de cirkel wordt het concentrische versnellen met hetexcentrische remmen gekoppeld. <strong>De</strong> overgangsfasen tussen de beide onderdelen dienen zokort mogelijk te zijn. <strong>De</strong> training legt de nadruk op de reactiesnelheid <strong>van</strong> de patiënt.51


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandRevalidatiecirkel snelheid<strong>De</strong> revalidatiecirkel snelheid bestaat uit vijf cirkels. In deze revalidatiecirkel wordt hetbindweefsel volledig belast. <strong>De</strong> cirkel is gebaseerd op de afhankelijkheid <strong>van</strong> reksnelheid opsnelheid (Taylor 1990, Wingerden 1998) In de verwezen literatuur staat de reactie <strong>van</strong> hetbindweefsel op snelle bewegingen beschreven, namelijk dat op snelle bewegingen hetbindweefsel reageert met een proportionele toename in intensiteit. Binnen de cirkel wordtaangegeven dat voor het verkrijgen <strong>van</strong> een effectieve training er sprake moet zijn <strong>van</strong>aanwezigheid <strong>van</strong> drie factoren namelijk; de patiënt dient voor de training een warming up tedoen, dit om de wrijving te verminderen en de elasticiteit te verbeteren. Daarnaast neemt degeleidingssnelheid <strong>van</strong> zenuwweefsel toe en de biochemische processen in despieren(Weineck 2007) <strong>De</strong> patiënt moet maximaal worden belast(anaërobe en aërobelactische systeem). Tot slot moet de patiënt de grondeigenschappen beweeglijkheid, krachten coördinatie goed kunnen toepassen in de training.Cirkel 1. Verwachting en motorische reactie<strong>De</strong> cirkel is gebaseerd op het principe dat alle cognitieve processen (waarneming,verwachting, besluitvorming) en de reacties die hierop volgen met elkaar verbondenzijn(Zaciorskij 1992) Binnen het model wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de zogehetenherhalingsmethoden. In deze methoden zijn de pauzes <strong>van</strong> grote waarden. <strong>De</strong> pauzesdienen pas te eindigen op het moment dat het hart-long systeem, de energiesystemen enstofwisselingssystemen weer volledig hersteld zijn. <strong>De</strong> training moet gestart worden met eensignaal en concentratie is de gehele oefening vereist(Hücklekemes 2002)Cirkel 2. VersnellenHet doel binnen deze cirkel is het bereiken <strong>van</strong> de maximale snelheid. <strong>De</strong>belastingsintensiteit is maximaal. <strong>De</strong> cirkel wordt onderverdeeld in twee fasen: de intensieve- en extensieve versnellingsfase (Letzelter 2002) <strong>De</strong> intensieve fase richt zich op hetverkrijgen <strong>van</strong> maximale kracht en snelheid. <strong>De</strong> extensieve fase volgt na de intensieve faseen eindigt met het bereiken <strong>van</strong> de maximale kracht.Cirkel 3. Maximale snelheid<strong>De</strong> cirkel richt zich op het bereiken <strong>van</strong> maximale snelheid in cyclische bewegingen met zomin mogelijk weerstand (Schiffer 1993) Voorbeelden <strong>van</strong> oefeningen zijn dribbelen,loopsprong en sprinten. In de training mag de looptechniek niet verminderen en de snelheidniet afnemen met meer dan 10%. <strong>De</strong> training kan met variabelen (vormen <strong>van</strong> training)sportspecifiek worden gemaakt.Cirkel 4. Snelheid/ uithoudingsvermogen<strong>De</strong>ze cirkel richt zich op het handhaven <strong>van</strong> de maximale snelheid (Schiffer 1993)<strong>De</strong>ze cirkel is met name gericht op het uithoudingsvermogen en minder op de explosievesport. <strong>De</strong> trainingen bij deze cirkel zijn gelijk aan de revalidatiecirkel uithoudingsvermogen.Cirkel 5. Specifieke training<strong>De</strong>ze cirkel richt zich op het functioneel trainen. <strong>De</strong> training wordt sportspecifiek uitgevoerden de training is specifiek op de patiënt en zijn of haar <strong>kwaliteit</strong>en ingesteld.52


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandWetenschappelijke onderbouwing 5<strong>De</strong> revalidatiecirkels zijn opgesteld op vaktheoretische basis. <strong>De</strong> revalidatiecirkels zijngebaseerd op de bindweefsel- en wondgenezingsfysiologie. Middels het rekken/vervormen<strong>van</strong> bindweefsel dient herstel bereikt te worden. <strong>De</strong> methodiek <strong>van</strong> de revalidatiecirkels iseen handelingstheoretische methodiek dat per los element binnen de revalidatiecirkels eenduidelijke wetenschappelijke onderbouwing kent. In de revalidatiecirkels <strong>van</strong> Harald Bantwordt op praktisch gebied (de toepassing <strong>van</strong> de cirkels in de praktijk) diversebelastingsvariabelen aangereikt. <strong>De</strong>ze belastingsvariabelen zijn als afzonderlijke elementenwetenschappelijk onderbouwd. <strong>De</strong> revalidatiecirkels zijn in de praktijk niet wetenschappelijkonderbouwd en de revalidatiecirkels op vaktheoretische basis kennen als geheel geenonderbouwing.53


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFiguur 3.11 RevalidatiecirkelsFiguur 3.12 Stress strain curve54


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandToenamekilogrammenHHWHHHWHKRS 4: 8-15 Hhh hHKRS H 3: wsx 16-20 HKRSKRS 7: 1-2 HKRS 6: 3-4 HKRS 5: 5-7 HConcentrischeversnellingExcentrischeremmenToenamesnelheidSHHWHKRS 2: 21-30 HHHWHKRS 1: 10-15 HHHWHHerhalingen(H)VoorrekSnelheidPlyometrieFiguur 3.13 Krachtpiramide55


3.9 Methodiek T-LORLeenders (2010)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelHet T-LOR concept is recentelijk ontstaan uit de praktijkervaring <strong>van</strong> Ton Leenders alstrainer en voedingspecialist in de topsport. Als gespecialiseerd krachttrainer bij verschillendesporten heeft hij ook differential learning de afgelopen jaren toegepast bij revaliderendesporters. <strong>De</strong>ze sporters waren gebaat bij dit concept, wanneer de reguliere revalidatie teweinig resultaat opleverde.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet T-LOR concept is een revalidatiemethode welke is opgebouwd uit twee onderdelen, detraining en het lerend vermogen.Tijdens de training wordt er naar een evolutionaire basisvaardigheid toegewerkt. Onder deevolutionaire basisvaardigheden worden bijvoorbeeld lopen, springen, rennen en traplopenverstaan (oerbewegingen). Dit wordt door middel <strong>van</strong> krachttraining getraind. <strong>De</strong>patiënt/sporter traint hierbij niet een oefening voor een bepaalde spiergroep, maar hij trainteen functie of techniek. Er wordt dus a-specifiek getraind, niet per spiergroep. Om die redenis training met vrije gewichten en sprongtraining een belangrijk onderdeel <strong>van</strong> dekrachttraining. <strong>De</strong>ze training betreft weinig verschillende oefeningen. Het kan echter ookmogelijk zijn dat de oefening erg complex is waarbij bijvoorbeeld alle gewrichten betrokkenzijn om een bepaalde taak/prestatie te verrichten. Daarnaast ligt er altijd accent opcoördinatie, lichaamsbalans en propriocepsis. Hierbij gaat het om de gewrichten in relatie totelkaar, een aansturinggerichte training. 56,57,58,59 Het systeem (het centraal zenuwstelsel en despieren) leert gewrichten samenwerken. Vanuit de psychologie en robotica (informatica) kentmen dit als embodied cognition. “<strong>De</strong> prestatie wordt bepaald door de efficiëntie <strong>van</strong> hetprogramma (<strong>van</strong>uit het CZS: Hersenen, ruggenmerg) dat al die spieren aanstuurt”. 56Embodied cognition beschrijft dat cognitieve processen zoals denken, ophalen <strong>van</strong>herinneringen, waarnemen en het begrijpen <strong>van</strong> taal worden beïnvloed door wat er zich in derest <strong>van</strong> het lichaam afspeelt. Amerikaanse psycholoog Art Glenberg: „onze gedachtenworden beperkt en beïnvloed door de kenmerken <strong>van</strong> ons lichaam. Wat je met je arm ofbeen doet is mede bepalend voor de manier waarop je waarneemt, denkt en onthoudt.‟ 51 <strong>De</strong>structuren in het menselijk lichaam (spieren) hebben in deze theorie een lerendvermogen. 57,2<strong>De</strong>ze trainingsperiode is kort en functiegericht en als het doel is behaald zal het lerendvermogen getraind worden. Het doel is behaald als iemand bijvoorbeeld kan lopen, dit is eensimpele beweging (evolutionaire basisvaardigheid). <strong>De</strong> capaciteit <strong>van</strong> deze simpelebeweging wordt door middel <strong>van</strong> differential learning vergroot. <strong>De</strong> coördinatie entotaalbeweging worden getraind. Dit gebeurt door middel <strong>van</strong> het uitvoeren <strong>van</strong> eenafwijkend looppatroon. Achteruit lopen, overdreven knieflexie, overdreven extensie heup,variërende stapgrootte en snelheid zijn voorbeelden die gebruikt kunnen worden in ditlooppatroon. Dit wordt één of twee behandelingen toegepast, waarop vervolgens devolgende stap in de training wordt toegepast. <strong>De</strong> patiënt/sporter gaat bijvoorbeeld joggen56


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandtrainen. Als deze vaardigheid beheerst wordt kan er vervolgens aan “differential joggen”gedaan worden.Differential learning is een methode die door middel <strong>van</strong> het doorbreken <strong>van</strong> eenbewegingspatroon het lerend vermogen (de harde schijf) <strong>van</strong> de sporter verbetert. Daarnaastwordt er een chaotische omgeving gecreëerd. Het toevoegen <strong>van</strong> lawaai of een afwijkendeondergrond (op een harde ondergrond in plaats <strong>van</strong> een zachte turnmat) tijdens de training isdaar een voorbeeld <strong>van</strong>.Ook is het mogelijk om als toevoeging aan de reguliere training de omstandigheden teveranderen. Een sporter ontwikkelt over het algemeen een coördinatieve vernauwing(bandbreedte) door het aldoor herhalen <strong>van</strong> eenzelfde bewegingspatroon. Dit is ergmonotoon waardoor deze sporter kwetsbaar kan worden voor blessures. Door toevoegen<strong>van</strong> differential learning zal de sporter gewend raken aan afwijkende externe prikkels(vergroten bandbreedte). Dit is in dit geval een blessure preventief trainingseffect.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet concept is vooral toepasbaar op letsel aan het bewegingsapparaat <strong>van</strong> de ondersteextremiteit en rug, aangezien het gericht is op de evolutionaire basisvaardigheden als lopen,springen en rennen.Er worden tijdens de training <strong>van</strong> het lerend vermogen geen problemen opgelost, maar juistaangeboden (chaos) trainingsstress. 7Er wordt krachttraining toegepast zonder apparaten (machines), oftewel met vrije gewichtengetraind. Door het gebruik <strong>van</strong> vrije gewichten is het mogelijk om naast het totaalbewegenook versnelling in de training toe te passen. Dit is een belangrijk onderdeel <strong>van</strong> dekrachttraining .56,57,58,59Voedingssupplementen worden in het model toegepast (mede door een andere expert) alsondersteuning <strong>van</strong> de revalidatie.Wetenschappelijke onderbouwingDifferential learning en de toegepaste manier <strong>van</strong> krachttraining zijn onderbouwd metverschillende wetenschappelijke onderzoeken. Het geheel <strong>van</strong> de T-LOR is nog nietonderzocht of in de praktijk onderbouwd. <strong>De</strong> losse onderdelen zijn op basis <strong>van</strong> de ervaring<strong>van</strong> een deskundige gerangschikt. Op basis <strong>van</strong> deze informatie plaatst de werkgroep ditmodel in <strong>kwaliteit</strong>sniveau 4 <strong>van</strong> de <strong>kwaliteit</strong>sniveau op basis <strong>van</strong> de KNGF (zie methode).57


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHoofdstuk 4. Resultaten internationaalFIGUUR 4. Flowchart InternationaalResultaten: N= 3406Pubmed (n=3375)PEDro (n=8)Experts (n=19)Handsearch (n=14)Geëxcludeerd op titel:n= 3364Geëxcludeerd op abstract:n=20Full tekst publicaties n= 22Geëxcludeerd:n=12Geïncludeerd n=101. Golf rehabilitation model2. Union of Eurepean FootballAssociatons model (UEFA-model)3. Panjabi4. Return-to-play model6. Optimum performers training model(OPT-model)7. Injury Risk Model8. Daily Adjustable ProgressiveResistive exercise model (DAPremodel)9. Barcelona protocol10. Movement continuum theory11. Graded activity58


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandTabel internationaalModel Auteur Taal Uitgangspunten <strong>van</strong>hetmodelDoelgroep Trainbare grootheid Wetenschappelijke onderbouwingClinical PracticeGuide for muscularinjuries.Epidemiology,diagnosis,treatment andprevention(Barcelona)Rodas G. et. Al.(2009) 79 Engels Blessures <strong>van</strong>musculatuur <strong>van</strong> deonderste extremiteit.Betreft diagnose,classificatie,behandelmethode enpreventie.Voornamelijkvoetballers,tevens overigesporten.Kracht,Uithoudingsvermogen enROM.Niveau: 4DAPRE(The DailyAdjustableProgressiveResistive Exercise)Kenneth L. Knight etal.(1990) 52 Engels Krachttrainingsmodel- Elk lichaamsdeel train jeindividueel, lichaamskantgescheiden trainen.- Kracht wordt sneller herontwikkeld.Wordt geenduidelijkedoelgroepgenoemd. Welkomt er naarvoren dat hetvoor gebruiktwordt voor debovenste enondersteextremiteitenKracht, maar ookspieruithoudingsvermogen,snelheid, vaardigheid ofcoördinatie, encardiovasculaire prestaties.Niveau: 4Golf rehabilitationmodelJohn R. Parziale Engels Sport-specifiek model(2002) 48,49 voor golfers,Model dat vooral ingaatop de swing (afslaan)Golfers meteen blessuresof mensen meteenlichamelijkehandicap dieflexibiliteit, kracht enuithoudingsvermogen.Niveau: 459


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandStaat een team <strong>van</strong> eenarts, fysiotherapeut engolf specialist om degolfer heen.willen golvenkunnen zo degolf sport lerenbeheersenGraded ModelLindstrom (1992)1B,59B, 84BEngels Gedragsmatig model Voor eenaanpak in dewerkgerelateerdesfeer,terugkerennaar dewerkplekmobiliteit, kracht en fitheid Niveau: 4Injury Risk ModelR Bahr, T Krosshauget al.(2005) 4 Engels Preventief model, doel:begrip <strong>van</strong> mechanisme<strong>van</strong> de blessure, gaat inop alle factoren <strong>van</strong>blessures. Knie/enkelmaar ook andere delen<strong>van</strong> het lichaam.Basketballers,Skiërs, boxersen voetballers.Interne en externe risicofactoren kunnen zo ook deontstaanswijze <strong>van</strong> deblessure.Niveau: 4MovementContinuum Theory(MCT model)Cott et al.Engels/(1995) 1C., 9, 86 NLBiopsychosociaal model,voor belastingbelastbaarheid.Niet sportgericht;benadering<strong>van</strong> debewegingsreadaptatie dierekening houdtmet de fysieke,sociale enpsychologischefactoren.Flexibiliteit, kracht, accuraat,snelheid,uithoudingsvermogenNiveau: 460


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOPT modelsNational Academy ofSports Medicine(NASM) 15,63,66,67,68 Engels Functioneel/geinteregreerd model, gaat uit <strong>van</strong> destabiliteit, als dat er iskan er pas verdergetraind gaan wordenFitness,revaliderenStabilteit, kracht, snelheid,flexibiliteitNiveau: 4Panjabi Panjabi 71,72,73 NL/EngelsStabiliteits model.Zo welsporters alsniet sportersmetinstabiliteitsklachten aande (lage) rugStabiliteit, kracht(instrinsieke) musculatuurNiveau: 4Return-To-PlaymodelDavid W. Creighton Engels Preventief/functioneelet al. (2010) 16 model;- toepasbaar op iedereklacht aan het lichaamVooral sportgericht, maarkan ookdaarbuitentoepasbaar zijnin een praktijkbij eenblessure.Kracht, uithoudingsvermogenen ROMNiveau: 4Uefa modelM Hagglund, et.Al.(2005) 41,88 Engels Preventief model/benaderingswijze, inkaart brengen <strong>van</strong>risicofactoren <strong>van</strong>blessure.ProfvoetballersKennen <strong>van</strong> ontstaanswijze<strong>van</strong> blessure, geenéénduidigebehandelmethode.Niveau: 461


4.1 Methodiek Barcelona Protocol 79Rodas (2005)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelHet Barcelona model is ontworpen om de benadering <strong>van</strong> spierblessures te optimaliseren,zodat spierblessures op een zo effectief mogelijke manier gediagnosticeerd, therapeutischbehandeld en preventief behandeld kunnen worden.<strong>De</strong> aanleiding tot het ontwikkelen <strong>van</strong> dit model zijn de hoge incidentiecijfers <strong>van</strong>spierblessures binnen de verschillende sporten, en het lage wetenschappelijke niveau <strong>van</strong>het vastleggen <strong>van</strong> de diagnose en diverse therapeutische en preventieve benaderingen. Hethedendaags gebruikte model is ontwikkeld door Gil Rodas, sportarts bij Barcelona FC.Het model is gebaseerd op de huidige kennis, ervaring en daarbij gebruiktewetenschappelijke onderbouwing die is opgedaan binnen de klinische setting in de laatstejaren.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet model is opgebouwd uit vijf verschillende fasen. Per fase wordt middels een beslisboomweergeven hoe de speler begeleidt en behandeld moet worden. In het model wordt een kortoverzicht gegeven <strong>van</strong> de benadering <strong>van</strong> letsel aan de musculatuur. <strong>De</strong> volgende stappenworden hier doorlopen:1. Diagnostiek middels anamnese en lichamelijk onderzoek2. Specifiek protocol waarin per gradatie en locatie <strong>van</strong> de spierblessure per „‟x‟‟ aantaldagen beschreven wordt wat voor behandelmethode toegepast moet worden.3. <strong>De</strong> beslisboom (herstel programma)4. Criteria om optimaal hersteld terug te keren naar sport niveau.5. Preventie model en preventieve oefeningen.Voorbeeld <strong>van</strong> herstelprotocol voor spierblessures.Het model is middels een tijdsindicatie opgebouwd, en de patiënt / geblesseerde spelerwordt behandeld middels verschillende interventies. <strong>De</strong> interventies en tijdsindicatie zijnafhankelijk <strong>van</strong> de locatie <strong>van</strong> het letsel op het lichaam en de ernst <strong>van</strong> de blessure. Na hetbehandeltraject wordt middels opgestelde criteria bepaald of de speler op diens oude sportniveau kan terugkeren of dan wel het behandel traject voort zal moeten zetten.Uitgangspunten <strong>van</strong> het model1. In de eerste fase wordt een diagnose gesteld door de dokter of behandelendfysiotherapeut om vervolgens een behandelplan op te stellen welke interventies wordentoegepast. In de eerste fase wordt er gebruik gemaakt <strong>van</strong> de RICE methode.2.Het basisprincipe <strong>van</strong> dit model gaat er<strong>van</strong> uit dat in een vroeg stadium begonnen moetworden met vroege progressieve mobilisatie en functionaliteit. Rond de 3 e dag na hetontstaan <strong>van</strong> het letsel zal hiermee een begin gemaakt worden.Daarnaast wordt de corestability getraind, kan er gebruik gemaakt worden <strong>van</strong>elektrotherapie en ultra geluid-therapie en kan er gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> rektechnieken afhankelijk <strong>van</strong> de belastbaarheid en ernst <strong>van</strong> de blessure.3. In de derde fase wordt het herstel doorgezet door het lichaam en wordt er getraind op62


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandfysieke conditie, ROM en kracht door middel <strong>van</strong> sportspecifieke oefeningen. Daardoor zal erreadaptatie <strong>van</strong> sportspecifieke bewegingen plaatsvinden.4. Door conditietrainers en fysieke trainers zullen er extra, specifieke, individuele oefeningentoegevoegd worden aan het revalidatietraject.5. In de laatste fase is er beslist aan de hand <strong>van</strong> de criteria dat de speler fit is om terug tekeren in het team.Wetenschappelijke onderbouwing achter het modelHet Barcelona Protocol onderbouwt duidelijk de afzonderlijke elementen binnen debeslisboom.<strong>De</strong> wetenschappelijke <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> de artikelen die dienen als onderbouwing zijn voor 50%<strong>van</strong> Niveau 3 evenals 50% <strong>van</strong> Niveau 4. Het model als geheel is niet onderzocht enhiermee dus niet wetenschappelijk onderbouwd.63


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.1 Barcelona protocol64


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland4.2 Methodiek DAPRE model 52Knight (1990)Ontstaan <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> DAPRE (The Daily Adjustable Progressive Resistive Exercise) methode is klinischontwikkeld in een poging om meer weerstand met kracht gelijktijdig te laten toenemen tijdensde knierevalidatie na schade of chirurgie. <strong>De</strong> voorloper <strong>van</strong> DAPRE is <strong>De</strong>lorme‟s ProgressiveResistive Excercise (PRE).<strong>De</strong>lorme's Progressive Resistive Exercise (PRE) (1951 Progressive ResistanceExercise by <strong>De</strong>Lorme & Watkins) techniek is de steunpilaar <strong>van</strong> de revalidatie voor 50 jaar.<strong>De</strong> theorie <strong>van</strong> de PRE is dat een situatie wordt gecreëerd waarin een individuele spier (ofspiergroep) dient te oefenen op volle capaciteit tegen een steeds groter wordendeweerstand.<strong>De</strong> DAPRE methode is in 1990 getest bij knierevalidatie, daarbij was de conclusie dat deDAPRE techniek sneller is, dan die gemeld met de techniek <strong>van</strong> <strong>De</strong>lorme.Opbouw <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> DAPRE techniek wordt beoefend als tijdens de derde en vierde sets <strong>van</strong> de oefening depatiënt zoveel mogelijk herhalingen uitvoert. Het aantal herhalingen dat is uitgevoerdgedurende de derde en vierde sets en worden gebruikt om het gewicht te bepalen. Ditgewicht wordt toegevoegd aan (of soms verwijderd uit) het werkende gewicht voor devolgende set en sessie. Patiënten komen tijdens het oefenen dichterbij hun optimalecapaciteit bij elke revalidatiesessie en hun kracht herontwikkeling komt op een veel snellertempo.Bij de eerste dag <strong>van</strong> starten werd het gewicht geschat op geslacht, leeftijd en gewicht.<strong>De</strong> oorspronkelijke DAPRE techniek bestaat uit één set per dag bij het maximale gewicht, inplaats <strong>van</strong> twee. Echter, er is gevonden dat de atleten kracht beter ontwikkelen als twee setsworden uitgevoerd op het maximale gewicht. 1Uitgangspunten <strong>van</strong> het model- Pijnvrije ROM (definitie ROM)- Elk lichaamsdeel train je individueel, lichaamskanten gescheiden trainen.- <strong>De</strong> derde en vierde sets <strong>van</strong> de oefening maakt de patiënt zo veel mogelijk herhalingen.- Kracht wordt sneller her ontwikkeld.- <strong>De</strong> constante feedback die de patiënt ont<strong>van</strong>gt tijdens de training sessie.- Traint het liefst iedere dag totdat het een plateau komt dat het gewicht waarmee er getraindwordt niet hoger wordt. Als dit bereikt is, is het ook nodig om nog andere fysiekeeigenschappen die nodig zijn voor totale revalidatie te trainen. Namelijk,spieruithoudingsvermogen, snelheid, vaardigheid, coördinatie, en cardiovasculaireprestaties. Daarnaast werd het DAPRE programma ook nog tweemaal per week uitgevoerdom kracht te behouden.- Na het uitvoeren <strong>van</strong> de derde en vierde sets, krijgt de patiënt een rustpauze <strong>van</strong>gedurende 1 minuut.- Hypertrofie creëren en belastbaarheidstraining65


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet basisidee <strong>van</strong> de richtlijnen is dat het gewicht waarmee gewerkt wordt 5-7 herhalingenbevat in de oefening (zie tabel 1 en 2). Als de patiënt in staat is om meer dan zevenherhalingen te doen, is het gewicht te licht, bij minder dan vijf herhalingen is het te zwaar.Het aantal herhalingen helpt dus om te kijken hoeveel aanpassing het gewicht nodig heefttijdens het oefenen.<strong>De</strong> DAPRE techniek biedt dus ruimte voor individuele verschillen om in kracht toe te nemen.Het zorgt voor een objectieve methode voor het verhogen <strong>van</strong> de weerstand inovereenstemming met kracht. Dit is noodzakelijk om een optimale snelheid <strong>van</strong> kracht teontwikkelen.Wetenschappelijke onderbouwing modelIn het artikel wordt aangegeven dat er weinig gegevens over kracht revalidatie isgepubliceerd en het DAPRE programma niet is onderworpen aan strenge experimentelecontrole.Het artikel meldt ook dat het aangetoond is, dat er mogelijkheid is om de herontwikkeling <strong>van</strong>kracht tijdens de revalidatie veel sneller te laten gaan dan tot dusver is gemeld in deliteratuur.Het doel <strong>van</strong> dit rapport is echter niet de superioriteit <strong>van</strong> de DARPE techniek te laten zienten opzichte <strong>van</strong> andere krachtontwikkelingsmethodes, maar omdat uitgebreideexperimentele controles moeten worden uitgevoerd voordat een dergelijk statement kanworden gemaakt.Ook moet met voorzichtigheid gekeken worden naar het generaliseren <strong>van</strong> resultaten <strong>van</strong>krachttraining onderzoek met niet-geblesseerde. Heel goed mogelijk is dat krachtontwikkeling tijdens de oefeningen in het revalidatieproces ontstaan door verschillendeprocessen.66


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.2 en 4.3.Dapremethode 5267


4.3 Methodiek Golf rehabilitation model 48,49Parziale (2002)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelHet ontstaan <strong>van</strong> het model wordt niet beschreven. Wel is de golfsport in Amerika groeiende.25% <strong>van</strong> de 65 jarige speelt de sport, vaak recreatief. Het aantal golfspelers zal wereldwijdnog steeds toenemen, daarbij ook de blessures.Opbouw <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> golfer met een blessure wordt door een team <strong>van</strong> een arts, fysiotherapeut en eenProfessional Golf Association professional begeleid. Na elke sessie wordt met patiënt enbehandelteam aan de hand <strong>van</strong> een videotape gekeken naar de golf-swing <strong>van</strong> de patiënt.Er wordt dan een individueel behandelplan opgesteld.Er moet een juiste techniek aangeleerd worden aan de golfer, de swing zorgt namelijk voorveel blessures (zie figuur 1 en 2). Het model kan zowel curatief als preventief gebruiktworden. Hierbij wordt vooral kracht, flexibiliteit en uithoudingsvermogen getraind, zo golfspecifiek mogelijk.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet golf revalidatie model gaat in op een multidisciplinaire aanpak voor de diagnose enbehandeling <strong>van</strong> personen met een golfblessures. Ook is het mogelijk om met dit modelmensen met een lichamelijke gehandicap met de wens voor golfen de sport te laten spelen.Met bijvoorbeeld een beenamputatie. Het moet wel mogelijk zijn om te staan om de bal af teslaan. Het Golf rehabilitation model gaat vooral in op een goede techniek <strong>van</strong> het afslaan <strong>van</strong>de bal tijdens golfen, ook wel de „swing‟ genoemd.Het onderzoek in het golfrevalidatieprogramma bestaat uit 3 stappen:- Een evaluatie <strong>van</strong> anamnese en lichamelijk onderzoek door een arts;- Een fysieke onderzoek, inclusief spiertesten en metingen <strong>van</strong> de wervelkolom, schouders,ellebogen, heupen en knieën met behulp <strong>van</strong> een goniometer door een fysiotherapeut;- een analyse <strong>van</strong> de golf swing door een golfer <strong>van</strong> het Professional Golf Association.Het model is tussen 1994 en 1997 onderzocht. Daar<strong>van</strong> was 95% een amateurgolfer.Mannen en vrouwen zijn onderscheiden <strong>van</strong> elkaar onderzocht. Na een jaar speelde 98% nahet volgen <strong>van</strong> het revalidatieprogramma nog steeds de golfsport.<strong>De</strong> meest voorkomende blessure bij de golfers is de lage rug, daarnaast de schouder,elleboog. Vaak moet daardoor ook de techniek <strong>van</strong> de golfers aangepast worden. Veelalkwamen er ook medische of chirurigische handelingen aan te pas, om een zo optimaalmogelijke revalidatie te verkrijgen.Potentiële interventies zijn: medische therapie (rust, medicijnen, corticosteroïden injectie, ofchirurgie), fysieke revalidatie (versterking door oefeningen, stretching, oefeningen,diathermie, tractie, of massage) en wijziging <strong>van</strong> de golf swing door een gecertificeerdeProfessional Golf Vereniging klasse A professional.68


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland<strong>De</strong> golf swing is een groot draaimoment en heeft een hoge laterale beweging in de rug, (ziefiguur 1 en 2) waar het lichaam niet op gebouwd is. Vooral veel beginnende golfers voerende techniek <strong>van</strong> de swing niet goed uit. Dit heeft vooral te maken met het meedraaien <strong>van</strong> deschouders in de beweging en het laten staan <strong>van</strong> de voeten tijdens de „swing‟.<strong>De</strong> amateur golfers hebben eerder blessures door een slechte techniek. <strong>De</strong> golfprofessionalskrijgen eerder blessures door frequentie en herhaling <strong>van</strong> bewegingen. 2Sport specifieke trainingsprogramma‟s zijn aanbevolen voor golfers en hebben ookaangetoonde voordelen, omdat het sport specifiek is en zo technisch ingaan op hun sport.Sportgeneeskundigen zijn het erover eens dat er gezorgd moet worden voor eennauwkeurige diagnose en behandeling. Om zo een optimaal resultaat te bereiken <strong>van</strong>beweging, kracht en uithoudingsvermogen. En zo terug te keren naar het golfen met dejuiste techniek om een recidive blessure te voorkomen.Het revalidatieprogramma is uniek door de multidisciplinaire aanpak met professionals uit degezondheidszorg en de golf. <strong>De</strong>ze aanpak is individueel per golfer. Zowel de behandeling alsevaluatie heeft de multidisciplinaire aanpak. <strong>De</strong>ze combinatie biedt een uitgebreidemedische behandeling en preventieve maatregelen te nemen.Het revalidatieprogramma biedt een medische behandeling met golfinstructie. Wijziging <strong>van</strong>de golf-swing moet aangepast zijn aan de fysieke handicap.Wetenschappelijke onderbouwingHet model is tussen 1994 en 1997 onderzocht. Daar<strong>van</strong> was 95% een amateur golfer.Mannen en vrouwen zijn onderscheidend <strong>van</strong> elkaar onderzocht. Na een jaar kan middelshet model 98% <strong>van</strong> de patiënten die hebben deelgenomen aan het revalidatieprogrammanog steeds de golfsport beoefenen. Dit is door middel <strong>van</strong> een follow-up bekeken. Er is noggeen duidelijk wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het model, of er genoeg evidentieachter zit. Naar onze mening scoort het niveau 4 in onze classificatie.69


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.4 Fases in de „‟golf swing‟‟70


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.5 Golf swing fases71


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland4.4 Graded model 1B,59B,84BLindström (1992)Ontstaan <strong>van</strong> het modelIn 1976 verscheen het boek Behavioral methods for chronic pain and illness <strong>van</strong> Fordyce.<strong>De</strong>ze meneer was psycholoog en heeft nieuwe inzichten en een historische bijdrage gehadaan gedrags oriënterende behandelingen <strong>van</strong> chronische pijn. Dit boek heeft een groteinvloed gehad op pijnbehandeling. In het boek wordt vooral ingegaan op omgevingsfactorenvoor pijn en pijngedrag. 1BOpbouw <strong>van</strong> het modelHet graded activity programma bestaat uit vier onderdelen:1: metingen <strong>van</strong> functionele capaciteit,2: een werk plaats bezoeken,3: informatie/educatie over de rug, om de patiënt niet te laten schamen voor zijn/haarrugklachten en om te adviseren dat beweging beter is dan stilzitten.4: een individueel lichaamsbeweging programma die geleidelijk toeneemt. Daarbij eengedragsmatige aanpak, gebaseerd op de resultaten <strong>van</strong> de testen en de eisen <strong>van</strong> het werk<strong>van</strong> de patiënt.Dit programma werd uitgevoerd met behulp <strong>van</strong> een fysiotherapeut. Er wordt gesproken overoperante-conditionering, wat een gedragsmatige aanpak heeft. Het wil een positievebekrachtiging geven. 59B<strong>De</strong> functionele capaciteiten test meet bij de patiënt de mobiliteit, kracht en fitheid. <strong>De</strong>gemeten testen worden in een follow-up een jaar later weer getest.Er werd een baseline meting verricht, dit op metingen <strong>van</strong> pijn, pijngedrag enarbeidsongeschiktheid. Hier werd niet gezocht naar een diagnose. <strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> defunctionele capaciteit testen worden gebruikt om een positieve versterking bij de patiënt teverkrijgen tijdens het oefen programma.<strong>De</strong> fysiotherapeut stelt oefeningen vast die worden uitgevoerd op basis <strong>van</strong> de baseline. Erwordt in eerste instanties getraind onder het baseline niveau, dat het veilig voelt voor depatiënt. Dit wordt dan steeds verder uitgebouwd.Er werden oefeningen gegeven voor uithoudingsvermogen en kracht. Er waren geenhuiswerkoefeningen nodig, de oefeningen kunnen op het werk uitgevoerd worden of bij defysiotherapeut. <strong>De</strong> oefeningen moeten wel minstens twee,drie keer per week uitgevoerdworden. In het begin <strong>van</strong> het oefenprogramma is de fysiotherapeut er constant bij, verder inhet oefenprogramma neemt de fysiotherapeut meer afstand. Het wordt dan uitgebouwd naarzelf-trainingen. <strong>De</strong> patiënt prestaties werd voortdurend gecontroleerd en geregistreerd doordefysiotherapeut.72


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandWerkplekBij elke patiënt worden de eisen <strong>van</strong> het werk in kaart gebracht, met achtergrond deontwikkeling doe gemaakt kan worden met het graded activity programma.<strong>De</strong> patiënt, fysiotherapeut en toezichthouder maken samen een werkplek bezoek. Voordathet individuele graded activity programma wordt opgesteld.Er wordt tijdens het werkplek bezoek gelet op:1: gelegenheid voor de patiënt om zijn/haar werksituatie te laten zien.2: Om de toezichthouder actief betrokken te laten zijn in het revalidatieproces.3: <strong>De</strong> fysiotherapeut een overzicht te geven <strong>van</strong> de werkeisen <strong>van</strong> de patiënt.<strong>De</strong> fysiotherapeut beoordeeld bij elke individuele patiënt de lichamelijke werk eisen. Ditgebeurd met behulp <strong>van</strong> het observeren <strong>van</strong> het werk, lichaamshoudingen en prestaties.Uitgangspunten <strong>van</strong> het model-Het graded activity model maakt de cliënten weer beroepsmatig functioneel.- Ergonomische veranderingen of andere werksituaties zijn niet opgenomen in hetprogramma.- <strong>De</strong> cliënten waren niet verplicht om een aantal weken het graded activity programma tevolgen, ze mogen stoppen wanneer zij het willen.- <strong>De</strong> houding <strong>van</strong> de fysiotherapeut tegenover patiënt moet altijd positief versterkt worden.- Het graded activity model verlaagd op lange termijn verminderd ziekteverzuim. Het kanuitgevoerd worden door een fysiotherapeut, er hoeft geen team om de patiënt heen te staan.Het is niet nodig om dure apparatuur aan te schaffen. Er wordt gewerkt met intensieve,functionele oefeningen.Zoekstrategie modelDit model is verkregen via Michel Edelaar.Wetenschappelijke onderbouwing modelGraded activity is effectief bewezen dan gebruikelijkere zorg in het verminderen <strong>van</strong> hetaantal dagen <strong>van</strong> afwezigheid <strong>van</strong> het werk als gevolg <strong>van</strong> lage rugklachten (staal 2004).Het is alleen getest in de werksetting, werk kan ook sport zijn, maar dan worden er welanderen eisen gesteld. Het model gaat in op de gedragsmatige aanpak, dit is bij elk mensverschillend, dat maakt het moeilijk om het te meten en hoe je het moet toepassen in depraktijk. Hierbij geven wij de classificatie <strong>van</strong> niveau 4.73


4.5 Injury risk model 4Bahr (2005)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelHet model is ontstaan omdat er in de praktijk grote vraag is naar specifieke training <strong>van</strong>voornamelijk knieën en enkels. Nu is er alleen niet precies bekend welke componenten desleutel zijn om knie- en enkelblessures te voorkomen.Om in kaart te krijgen welke componenten er getraind moeten worden wordt het injury riskmodel gebruikt.Door dit model te gebruiken wordt getracht de juiste componenten te trainen om eenblessure te voorkomen.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet model is opgebouwd in 4 stappen waarin factoren en het mechanisme <strong>van</strong> een blessureworden geïdentificeerd en waarop vervolgens een preventieve maatregel volgt.Het model houdt rekening met de multifactoriële aard <strong>van</strong> een blessure en neemt deze op inhet model waardoor deze in kaart gebracht kan worden, waarop vervolgens een effectiefmiddel ingezet kan worden ter preventie <strong>van</strong> een blessure.Na revalidatie of na een blessure komt het regelmatig voor dat de sporter niet adequaatwordt begeleid en zijn soms nog niet sport specifiek belastbaar en hebben daardoor de kansom dezelfde blessure weer op te lopen. Het model kan zowel preventief als curatief gebruiktworden bij atleten.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet model is zowel een curatief als een preventief model.Het doel <strong>van</strong> dit model is om iedere risicofactor voor een blessure in kaart te brengen endeze preventief te behandelen.Het model is voornamelijk bedoeld voor knie- en enkel blessures waarbij een specifiektrainingsprogramma benodigd is maar niet echt specifiek bekend is welk component getraindmoet worden als sleutel om de risicofactor te verminderen.Het model doorloopt de volgende 4 stappen:1.<strong>De</strong>finiëren <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de blessure waaronder incidentie en ernst <strong>van</strong> de blessurewordt verstaan. Er wordt belang gegeven om kennis te hebben <strong>van</strong> deze gegevens.2. <strong>De</strong>finiëren <strong>van</strong> de risicofactoren <strong>van</strong> de blessure en het ontstaansmechanisme <strong>van</strong> deblessure. Onder de risicofactoren worden interne en externe factoren benoemd. In deze stapworden de oorzaken <strong>van</strong> een blessure beschreven.Dit houdt dus in dat er beschreven wordt waarom de specifieke atleet mogelijk een risicoloopt op een blessure en hoe deze dan zou kunnen ontstaan.Verder is hierbij noodzakelijk om te begrijpen hoe het ontstaansmechanisme in elkaar zit, hetverband tussen meerdere factoren met als gevolg de blessure.3.Inzetten <strong>van</strong> preventieve interventies. Hierbij worden maatregelen genomen diewaarschijnlijk leiden tot vermindering <strong>van</strong> toekomstige risico‟s/ ernst <strong>van</strong> blessures.74


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland<strong>De</strong>rgelijke maatregelen worden genomen op basis <strong>van</strong> de etiologische factoren en hetontstaansmechanisme <strong>van</strong> de blessure die beschreven zijn in de 2 e stap.4. Evalueren <strong>van</strong> de genomen maatregelen. Het effect <strong>van</strong> de interventies wordt getoetstmiddels de eerste stap. Hier wordt onder andere weer bekeken in de loop <strong>van</strong> de tijd of deernst <strong>van</strong> de blessure is verminderd.Wetenschappelijke onderbouwing modelHet Injury Risk model biedt een basis voor verder wetenschappelijk onderzoek. Vooral deindividuele factoren en componenten. Het Injury Risk model biedt wel een duidelijke structuurvoor diegenen die ermee werken. Het brengt goed in kaart welke factoren een rol spelen inhet ontstaan <strong>van</strong> een blessure.<strong>De</strong> componenten <strong>van</strong> het model zijn ieder apart <strong>van</strong> elkaar wetenschappelijk onderbouwdmaar als geheel is het model niet beoordeeld of onderzocht naar wetenschappelijke <strong>kwaliteit</strong>.Het model biedt inzicht in factoren <strong>van</strong> een blessure, is een fundament om behandelbarecomponenten te kiezen maar moet wel evidence based worden onderbouwd.Onze hoop is dat elk <strong>van</strong> deze afzonderlijke componenten onderwerp zullen zijn voortoekomstig onderzoek want hiermee moet verbetering gemaakt worden. Kwantificeren <strong>van</strong>het belang <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de individuele onderdelen <strong>van</strong> elke stap, en ethische constructies zijnnodig om zich te concentreren op de unieke sportgeneeskundige omgeving.75


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.6 beslisboom IRM76


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.7 en Fig. 4.8 Injury risk model77


4.6 Methodiek movement continuüm theory 1C,9,86Cott (1995)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan <strong>van</strong> het modelThe Movement Continuum Theory (MCT), is voor het eerst gepubliceerd in1995 door Cott. Het legt verbindingen tussen bewegingswetenschappen, het bewegendvermogen <strong>van</strong> individuen, en de rol <strong>van</strong> bewegingsspecialisten in het maximaliseren <strong>van</strong> hetbewegingsvermogen bij mensen.Het MCT is een model voor belasting-belastbaarheid. Er is getracht een model te formulerendat het menselijk bewegen opvat als een continuüm, waarin zowel het substantiële als hetrelationele lichaamsbeeld zijn opgenomen.Het MCT is een fysiotherapie model dat ontwikkeld is en die recht doet aan de mens alsuniek biopsychosociale wezens.<strong>De</strong> Beweging Continuum Theorie (MCT) biedt een mogelijke basis voor bewegingstesten eninterventies, maar de beweging mist specificiteit. 1COpbouw <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> theorie <strong>van</strong> het bewegingscontinuüm beschrijft een benadering <strong>van</strong> de bewegingsreadaptatie die rekening houdt met de fysieke, sociale en psychologische factoren.figuur: Een weergave <strong>van</strong> de MCT model78


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandUitgangspunten <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> MCT geeft aan dat elk persoon een maximale, huidige en bij voorkeur bewegingsmogelijkheden heeft.Een model waarin zes dimensies-flexibiliteit, kracht, nauwkeurigheid, snelheid,aanpassingsvermogen, en uithoudingsvermogen worden beschrevenZoekstrategie modelDit model is gevonden door de nationale groep en is overgedragen naar de internationalegroep.Wetenschappelijke onderbouwing modelOndanks brede rele<strong>van</strong>tie en een behoefte voor theoretische fundamenten voor de klinischepraktijk, heeft de MCT weinig empirisch onderzoek genoten sinds de invoering er<strong>van</strong>.79


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland4.7 Methodiek Optimum performance training (OPT) 15,63,66,67,68National Academy of Sport Medicine (precieze jaartal ontstaan onbekend)Ontstaan <strong>van</strong> het modelHet OPT model is ontstaan <strong>van</strong>uit de NASM (National Academy of Sports Medicine) inAmerika. Het NASM bestaat al sinds 1987.Het model is gepatenteerd, dat geeft het alleenrecht <strong>van</strong> het model. <strong>De</strong>rden buiten NASMom mogen het model niet toepassen of nadoen.Er dient eerst een cursus te worden gedaan om een gecertifieerd NASM trainer te worden enhet OPT model toe te passen op cliënten. Met dat certificaat mogen de trainers zich„personal trainer‟ noemen.Het OPT model is een trainingsprogramma voor een maatschappij (vooral Amerika) of groep(bijvoorbeeld een sport) die meer fysieke onbalans heeft en vatbaarder is voor blessure.Het is een programma dat systematisch verder gaat zodat elke cliënt elk doel kan bereiken.Het wordt in Amerika veel gebruikt in de fitnessindustrie.Er wordt niet gesproken over wanneer het model is ontstaan, er zijn boeken over geschrevenmet een versie uit 2006 voor de:- NBA basketball (Optimum Performance Training: Basketball: Play Like a Pro with theUltimate Custom Workout Used by NBA Players and Teams by Michael Clark)en- NASM (Optimum Performance Training for the Health and Fitness Professional - StudyCards -NASM National Academy of Sports Medicine by National Academy of SportsMedicine (2004)Mogelijk is het model al eerder ontwikkeld, maar dit is niet met een datum terug te vinden.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet model is gebouwd op grond <strong>van</strong> principes die progressief en systematisch cliënten demogelijkheid biedt om op optimale wijze de niveaus <strong>van</strong> fysiologisch, fysiek en prestatieaanpassingen. Het is een trapsgewijs model, waarin stappen omhoog gegaan kunnenworden, totdat het een plateau vormt. (vaag)Het OPT model is onderverdeeld in drie verschillende blokken <strong>van</strong> trainen: stabilisatie, krachten vermogen.Het is noodzakelijk dat de fitnessprofessional de wetenschappelijke achtergrond achter elkefase weet om zo het juiste gebruik <strong>van</strong> het model te begrijpen.<strong>De</strong> eerste vijf fases zijn voornamelijk voor de fitness, de 6 de fase gaat meer om voor sportersdie een prestatie willen leveren.1. Stabilisatie uithoudingsvermogentraining.<strong>De</strong>ze trainingscomponent is door NASM als eerst gebruikt omdat dat volgens hen omdat je<strong>van</strong>uit de stabilisatie pas verder kunt werken, dit is ook hun filosofie geworden.80


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland- vergroten <strong>van</strong> de stabiliteit- spieruithoudingsvermogen- verbeteren <strong>van</strong> de flexibiliteit- Toenemende Neuromusculaire efficiëntie <strong>van</strong> de Core Stability Musculatuur- Verbetering <strong>van</strong> de Intermusculaire spiergroepen en intramusculaire coördinatieFase 2: kracht uithoudingsvermogentraining- training die bevordert verhoogde stabilisatie uithoudingsvermogen, hypertrofie, en sterkte.Fase 3: hypertrofietraining- specifiek voor de aanpassing <strong>van</strong> de maximale spiergroeiFase 4: maximale krachttrainingRicht zich op het verhogen <strong>van</strong> de belasting op de weefsels <strong>van</strong> het lichaam. Maximaleintensiteit verbetert:- aanwerving <strong>van</strong> meer Motorunits- mate <strong>van</strong> krachtontwikkeling- Motor Unit SynchronisatieFase 5: vermogentrainingRicht zich op zowel de hoge kracht en het vermogen tot meer snelheid.Fase 6: voor prestatie gerichte sportersVerhoogt de kracht snelheid en creëert neuromusculaire aanpassingen over het gehelebereik <strong>van</strong> een beweging. Dit is een zeer gespecialiseerde vorm <strong>van</strong> training en moet alleenworden uitgevoerd door de sporters die een maximale snelheid <strong>van</strong> kracht nodig hebben. Endie al optimaal stabilisatie-en excentrische kracht getraind hebben in voorgaande 5 fasenUitgangspunten <strong>van</strong> het modelStabiliteit<strong>De</strong> kern <strong>van</strong> het model is dat je eerst de stabiliteit dient te trainen. <strong>De</strong> mono-articulairespieren. Daarna kun je pas de grote spiergroepen, di-of multi articulaire spieren gaan trainen.Vanuit die gedachten kun je dan opgaan bouwen naar de snelheid.Individuele wensenHet model kenmerkt zich door een individueel trainingsprogramma wat te ontwikkelen isbetreft de specifieke wensen <strong>van</strong> de cliënten. <strong>De</strong> cliënt/patiënt krijgt vaak een personaltrainer, zodat er tijdens het trainen direct feedback gegeven kan worden. Het kan gebruiktworden voor zowel amateur als professionele sporters. Voor de professionele sporters iszoals hierboven beschreven een extra stap om te trainen.ProprioceptieOPT benadrukt voltallige bewegingen (of de beweging in verschillende graden <strong>van</strong> deverschillende gebieden <strong>van</strong> het lichaam) door de volledige spier-scala (concentrische,excentrische en isometrische spiercontracties) in het lichaam die verrijkt is doorproprioceptie. Een proprioceptieve verrijkte omgeving in het lichaam is in interne balans enheeft veel stabilisatie mechanismen.81


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandTest alvorens trainenAlle trainingsprogramma's zijn ontwikkeld op basis <strong>van</strong> een test ( The Overhead Squat test).<strong>De</strong>ze top-tot-teen test die bestaat uit conditie en prestaties wordt beoordeeld op individuelesterke en zwakke punten op het gebied <strong>van</strong> houding, beweging, kracht, flexibiliteit, enatletische prestaties. Alvorens er een trainingsprogramma wordt opgezet, is het essentieelom de juiste bestaande onevenwichtigheden te meten om succes te waarborgen.Geïntegreerd modelHet OPT model is een geïntegreerd model, waarin meerdere trainbare elementen naar vorenkomen, om zo de functionele prestaties te verbeteren. Als je bijv. kracht wilt trainen, moet jeniet alleen de kracht trainen, maar ook de snelheid, uithoudingsvermogen, flexibiliteit. Zokom je volgens het OPT model naar een beter resultaat en is je doel beter haalbaar.Wetenschappelijke onderbouwing modelEr wordt vermeld dat het OPT model wetenschappelijke onderbouwing heeft (vianasm.org/OPT), alleen is daar geen referentie bijgezet.Er staat op de website <strong>van</strong> OPT staat dat de trainers evidence-based opgeleid worden metgeaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen.Wel wordt er gesproken dat een geïntegreerd model beter trainingseffect heeft dan eengeïsoleerd model, maar daar is nog geen hard wetenschappelijk bewijs voor. Daar is verdergeen onderzoek naar gedaan. Wij classificeren het model nu op niveau 4, omdat dereferenties niet kunnen aantonen of het model evidentie bevat.82


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.9 OPT voor Fitness clienten, met de 5 stappen 66Fig. 4.10 OPT voor prestatie gerichte sporters met 6 stappen 6683


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland4.8 Methodiek Panjabi 71,72,73Panjabi (1992)Ontstaan <strong>van</strong> het modelDoor een verzameling <strong>van</strong> het aantal lage rugklachten is dit erkend als een serieus probleemmaar omdat de etiologie <strong>van</strong> lage rugklachten meestal onbekend was, waren behandelingenrelatief ineffectief.Instabiliteit <strong>van</strong> de wervelkolom is één <strong>van</strong> de belangrijkste factoren <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong>lage rugklachten maar werd slecht gedefinieerd en werd vaak niet goed begrepen.Door een model te ontwikkelen werd getracht om een fundament te creëren voor stabilisatie<strong>van</strong> de wervelkolom.Het model is ontstaan aan de hand <strong>van</strong> bestaande wetenschappelijke onderzoeken naar deoorzaken en behandelmethodes <strong>van</strong> lage rugklachten. Aan de hand <strong>van</strong> dezewetenschappelijke onderzoeken worden 3 elementen gepresenteerd die samen hetstabiliserende systeem <strong>van</strong> de wervelkolom vormen.Opbouw <strong>van</strong> het modelIn het model wordt er <strong>van</strong> uitgegaan, gebaseerd op eerder wetenschappelijk onderzoek, datde stabiliteit bestaat uit 3 subsystemen: het passief, actief en het neurale/feedback systeem.Alle 3 de subsystemen hebben een invloed op elkaar.Daarnaast gaat het model uit <strong>van</strong> 3 elementaire functies <strong>van</strong> het spinale systeem: bewegingmogelijk maken, belasting dragen en beschermen <strong>van</strong> de spinale zenuw en zenuwwortels.Om deze functies uit te kunnen voeren is mechanische stabiliteit nodig.Het model gaat er<strong>van</strong> uit dat als de 3 subsystemen met elkaar samenwerken de normalefunctie <strong>van</strong> het stabiliserend systeem kan worden uitgevoerd. <strong>De</strong>ze functie houdt in dat ervoldoende stabiliteit wordt gegeven aan de wervelkolom bij variërende statische ofdynamische belasting.Uitgangspunten <strong>van</strong> het modelHet model is ontworpen ter verbetering <strong>van</strong> de stabiliteit <strong>van</strong> de wervelkolom. Het modelbestaat uit 3 subsystemen die samen de stabiliteit bewerkstelligen.<strong>De</strong> subsystemen bestaan uit:1) Het passieve systeem (o.a. ligamenten)2) Het actieve systeem (musculatuur en pezen)3) Het neurale systeem (informatie ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> transductoren)Er wordt beschreven dat er door letsel, degeneratie en/of ziekte <strong>van</strong> één <strong>van</strong> desubsystemen er aantasting plaatsvindt <strong>van</strong> de het spinale systeem.Wanneer er een verminderde functie <strong>van</strong> componenten <strong>van</strong> de subsystemen plaatsvindt ishet mogelijk om de spinale stabiliteit te behouden door adaptatie <strong>van</strong> het lichaam doorverschillende interventies.Bij verminderde functie <strong>van</strong> het passieve systeem kan een chirurgische ingreep of eenexterne brace als interventie dienen om spinale stabiliteit te behouden.84


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet risico <strong>van</strong> lage rugklachten kan verminderd worden door training waarbij hypertrofiewordt bereikt. Daarnaast kan verminderde functie <strong>van</strong> het passieve systeem gecompenseerdworden door verbetering <strong>van</strong> kracht en hypertrofie <strong>van</strong> selectieve spieren/spiergroepen.(actief systeem)In het model is de hypothese gesteld dat door stabiliteitstraining de selectieve spieren snellerin staat zijn te reageren op dynamische belasting. (training <strong>van</strong> het neurale systeem)Wetenschappelijke onderbouwing modelWetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> het model is zeer matig.<strong>De</strong> onderzoeken zijn gedaan op basis <strong>van</strong> kniestabiliteit en worden er elementen in hetmodel gepresenteerd als hypothese.Het model in zijn geheel is niet wetenschappelijk onderbouwd. Wel zijn er goede elementenbruikbaar in de praktijk.85


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.11 stabiliserend systeem <strong>van</strong> de wervelkolom.Fig. 4.12 stappenplan <strong>van</strong> het stabiliserend systeem volgens Panjabi 71,72,7386


4.9 Return-to-Play in sport: a decision based model 16Creighton et al. (2010)Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandOntstaan modelReturn-to-play (RTP) beslissingen zijn <strong>van</strong> fundamenteel belang voor de denkwijze <strong>van</strong> desportgeneeskunde. Het model is ontwikkeld om artsen bewust te maken <strong>van</strong> de beslissingendie ze nemen. Het RTP biedt een structuur aan die op logische wijze is opgebouwd.In 2002 heeft het American College of Sports Medicine een verklaring verstrekt waarin eenovereenstemming afgegeven wordt om teamartsen een weloverwogen beslissing te latennemen.Opbouw modelHet RTP model bestaat uit een 3 stapsmethode, waarin wordt gekeken naar de status <strong>van</strong>de gezondheid, sportrisico en de beslissing om weer terug te keren naar de sport.<strong>De</strong> beslissing wordt gemaakt door de arts. Het is niet noodzakelijk om een multidisciplinairteam om de sporter te gaan vormen om te beslissen of hij/zij weer mag gaan spelen.Er wordt in het model gekeken naar de individuele factoren <strong>van</strong> de sporter. Dus zowelpersoons- als omgevingsfactoren komen erin naar voren, wat het model aanvult door nietalleen fysiek op de persoon af te gaan.Veel geblesseerden gaan te vroeg weer sporten en hebben daardoor weer de kans omdezelfde blessure weer op te lopen. Het model kan dus gezien worden na een blessure, dusis het curatief.Uitganspunten <strong>van</strong> het modelStap 1:Status <strong>van</strong> de gezondheidHierbij word ingegaan op de medische geschiedenis, testen en symptomen, demografischegegevens, ernst <strong>van</strong> de blessure en wordt ook de mentale status meegenomen.Het RTP gaat in deze fase in op kracht en ROM, dit is niet wetenschappelijk onderbouwd,maar zijn aanbevolen en zijn gebaseerd op advies en klinische ervaring.Er wordt aanbevolen dat RTP gebruikt moet worden als er geen sprake is <strong>van</strong> pijn,instabiliteit en er een normaal bewegingsritme is in het gebied/gewricht waar de blessurezich bevindt.Alvorens met RTP te beginnen moet de sporter bereidheid tonen om weer te gaan sporten,er moet vertrouwen zijn. Angst en bezorgdheid brengen een hoger risico op een(her)blessure met zich mee. Ook geven angst en bezorgdheid een negatief effect op deprestaties die de sporter levert.Het artikel vermeldt dat vooral in deze stap er meer onderzoek dient komen bij RTP, vooralkorte- en langetermijneffecten, na het hervatten <strong>van</strong> de sport.87


Stap 2Sport risico‟sOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHierbij wordt nagegaan of de sportrisico‟s met zich mee brengt. Is het een contactsport,teamsport, welke positie heeft de sporter in het veld, gaat het om een prof of amateur?Er moet bij contactsporten (die een hoger risico hebben) ook gedacht worden aanoverbelasting.Ook speelt de voorkeurskant <strong>van</strong> de sporter nog mee in deze beslissing. Is er bijvoorbeeldeen blessure aan de rechterhand en de sporter is ook rechts, dan kan er tijdens eenwedstrijd in één keer weer veel belasting komen op de hand.Een getrainde sporter zal meer druk en grotere krachten aankunnen dan een amateursporter. Dit omdat de getrainde sporter daarin begeleid wordt. Als het lichaam getraind wasvoor de blessure pakt die het sneller de krachten <strong>van</strong>uit het lichaam en buitenaf op, als eenlichaam die dat niet gewend was.Er is tijdens het sporten ook nog de mogelijkheid om bescherming te dragen, door middel<strong>van</strong> tapen, spalken, beschermers op gewrichten dragen. Dit is voor bescherming <strong>van</strong>hernieuwde blessures, vaak wordt het ook <strong>van</strong>uit preventie gedragen, omdat de sporter heteen fijn idee vindt.Stap 3BeslissingHierbij wordt ingegaan op het seizoen <strong>van</strong> de sport, druk <strong>van</strong>uit de sporter, externe factoren,gebruik <strong>van</strong> medicatie voor blessure, belangen <strong>van</strong> arts en sporter.Er wordt vaak druk uitgeoefend op de sporter om weer de te gaan spelen, <strong>van</strong> de sportclubof <strong>van</strong>wege sponsor, geldzaken of contracten, dan moet er toch een goede keuze gemaaktworden en moet de arts de beslissing nemen met onderbouwing. Dit kan dus een factor zijndie niet goed kan uitpakken binnen de RTP.Een arts neemt vaak de eindbeslissing voor een sporter. Een arts is vaak in dienst <strong>van</strong> eensportclub. <strong>De</strong> arts moet wel zo transparant mogelijk blijven. Een arts kan dan vaakverantwoordelijk gesteld worden dat de sporter niet speelt of te vroeg is begonnen te spelen.Hierdoor kan de club inkomsten mislopen, terwijl de arts zijn werk zo professional mogelijkprobeert uit te voeren.Zoekstrategie modelHet Return-To-Play model is verkregen via Jorrit Reehorst <strong>van</strong> de Hogeschool Utrecht, hij isdaar verbonden aan de Master Sportfysiotherapie.Wetenschappelijke onderbouwing modelHet Return-To-Play model biedt een basis voor verder wetenschappelijk onderzoek Het RTPmodel biedt wel een duidelijke structuur. Het geeft meer inzicht binnen een complex proces.Bij het ontbreken <strong>van</strong> duidelijk wetenschappelijk bewijs, RTP heeft een gebrek aanstandaardisatie en kan een bron <strong>van</strong> verwarring en meningsverschil geven voor artsen,atleten, coaches en bestuurders.88


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet besluit op basis <strong>van</strong> RTP-model biedt een basis voor onderzoek naar de individuelefactoren en componenten, waarin deze ingebouwd zijn in het model biedt het clinici eenevidence-based reden voor RTP besluitvorming.Het model als geheel is niet onderzocht en hiermee dus niet wetenschappelijk onderbouwd,de individuele stappen kunnen met artikelen onderbouwd worden. Het model is in delen welgedeeltelijk onderbouwd, maar er wordt verteld dat er onvoldoende bewijskracht is. Hiermeeis de score niveau 4 in de classificatie.89


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland.Figuur 4.13 Return to play decision model 1690


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland4.10 Methodiek UEFA model 41,88Hägglund (2005)Ontstaan <strong>van</strong> het model<strong>De</strong> laatste jaren is middels epidemiologisch onderzoek duidelijk geworden dat blessures inhet professioneel voetbal inconsistent worden beschreven en gedefinieerd. Van daaruit is hetidee ontstaan om een rapportage systeem te ontwikkelen volgens een model, het UEFAmodel. Het onderzoek en het model is ontwikkeld om een bijdrage te leveren aan deveiligheid <strong>van</strong> de spelers.Door kennis over blessures te ontwikkelen wordt getracht in vervolg studies preventieverichtlijnen te ontwikkelen voor professionele voetballers.In het artikel wordt het model beschreven en vergeleken met overige rapportagemethodes.Opbouw <strong>van</strong> het modelHet model wordt opgebouwd volgens een aantal factoren. Door deze factoren op een rijtje tezetten wordt getracht om de blessures zo consistent mogelijk te verzamelen en te definiëren.UitgangspuntenHet UEFA model gaat in op het definiëren en het rapporteren <strong>van</strong> blessures in hetprofessionele voetbal.Het model werkt volgens de volgende stappen:- <strong>De</strong>finitie <strong>van</strong> de blessure- Ernst <strong>van</strong> de blessure- Classificatie <strong>van</strong> de blessure- Meetellen <strong>van</strong> blessures buiten voetbal om.- Wat als er sprake is <strong>van</strong> recidiverende blessure.- Wanneer is een speler weer in staat om te spelen?Een pilotmodel is in januari 2001 onderzocht gedurende 2 professionele competities voetbalin Zweden en <strong>De</strong>nemarken, waarbij data is verzameld door de iedere arts <strong>van</strong> de clubs. Eenvervolg studie werd op identieke methode uitgevoerd door iedere deelnemende clubs <strong>van</strong> deUEFA Champions League.Het model geeft een weergave <strong>van</strong> een blessure en factoren welke er bij betrokken zijngeweest. Door deze data te verzamelen wordt getracht risicofactoren in kaart te brengen endeze in vervolg studies te voorkomen.Er is in de studie aan iedere club gevraagd om een verantwoordelijke op te stellen welkeverantwoordelijk is voor de overdracht <strong>van</strong> de blessures. Hierin is het noodzakelijk om destappen te volgen welke zijn benoemd evenals het tijdstip en de tijdsduur <strong>van</strong> de blessure inde revalidatie.Een blessure wordt in het algemeen gedefinieerd in het artikel als een aandoening met alsgevolg dat de speler niet in staat is om trainingen of wedstrijden te spelen.91


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet model wordt gezien als richtlijn en methodologische checklijst om blessures tebeschrijven en vervolgens als standaard genomen kan worden voor vervolgstudies in hetprofessioneel voetbal.Met dit model worden veelvoorkomende valkuilen in eerdere studies over blessures in hetvoetbal bediscussieerd.Wetenschappelijke onderbouwing modelEr wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> 2 controlerende studies. Daarbij wordt er geen vergelijkinggemaakt met de 2 studies en is er geen controle groep. Daarnaast worden losse elementenwel per element onderbouwd maar het model als geheel wordt niet vergeleken.92


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandFig. 4.14UEFAclassificatieFig. 4.15 ChecklijstUEFA93


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHoofdstuk 5. Conclusie<strong>De</strong> werkgroep concludeert uit de gegevens die zijn gevonden en uitgewerkt zijn, dat er geentot weinig wetenschappelijk bewijs is voor de in zijn geheel beschreven sportrevalidatie<strong>modellen</strong>. <strong>De</strong> sportrevalidatie <strong>modellen</strong> kunnen wel voor gedeeltes onderbouwd zijn, maarzijn niet als geheel onderzocht. <strong>De</strong> <strong>modellen</strong> ontstaan <strong>van</strong>uit de praktijk, dat gebeurt vaak<strong>van</strong>uit expertise. Daarbij wordt later pas naar evidentie gezocht. <strong>De</strong>ze evidentie kan vaakmaar een gedeelte <strong>van</strong> het model dekken, maar niet het gehele sportrevalidatie model.Antwoord op de probleemstelling:<strong>De</strong> laatste jaren zijn er diverse (sport)revalidatie<strong>modellen</strong> ontwikkeld zowel nationaal alsinternationaal. Er bestaat onduidelijkheid over de grootte <strong>van</strong> dit aanbod en dewetenschappelijke onderbouwing achter de diverse (sport)revalidatie <strong>modellen</strong>.In deze beroepsopdracht staan de <strong>modellen</strong> die wij hebben gevonden na literatuurbanken,boeken, handsearch en experts te hebben geraadpleegd. Dit is gebeurd met de zoektermendie beschreven staan bij de methode. <strong>De</strong> wetenschappelijke onderbouwing <strong>van</strong> desportrevalidatie<strong>modellen</strong> is laag en scoort over het algemeen een 4 op <strong>kwaliteit</strong>sniveau watstaat voor: mening <strong>van</strong> deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroep leden.94


Hoofdstuk 6. DiscussieOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHet doel <strong>van</strong> deze literatuurstudie was het in kaart brengen <strong>van</strong> de <strong>kwaliteit</strong> en evidentie <strong>van</strong>sportrevalidatie<strong>modellen</strong>. Gedurende het proces ondervond de werkgroep dat er weinig totgeen wetenschappelijke evidentie bestaat ter onderbouwing <strong>van</strong> sport revalidatie<strong>modellen</strong>.<strong>Sportrevalidatie</strong><strong>modellen</strong> ontstaan in de praktijk waarna er vervolgens wetenschappelijkeevidentie bij wordt gezocht met als gevolg dat losse elementen <strong>van</strong> deze <strong>modellen</strong> wordenonderbouwd maar het model als geheel matig tot slecht wetenschappelijk is onderbouwd.<strong>De</strong> werkgroep heeft gedurende het proces regelmatig contact ondernomen met verschillendeexperts in de sportrevalidatie en ontwikkelaars <strong>van</strong> sportrevalidatie<strong>modellen</strong>, deze zijn <strong>van</strong>mening dat sportrevalidatie <strong>modellen</strong> gebaseerd zijn op klinische expertise. Tevens zijn dezeexperts <strong>van</strong> mening dat gezien het feit dat iedere patiënt een specifieke benaderingbenodigd het onrealistisch is om een patiëntengroep en/of blessure te generaliseren waarbijgetracht wordt optimale progressie te behalen.Hiervoor kan een sportrevalidatiemodel als fundament dienen om een sporter te revaliderenmaar is het noodzakelijk om deze specifiek te benaderen/behandelen/trainen. Hierbij wordteen beroep gedaan op de klinische expertise <strong>van</strong> de behandelend (sport)fysiotherapeut.Wanneer een model in de praktijk ontstaat, bestaat er nog geen wetenschappelijke evidentievoor het model als geheel. Het model dat wordt ontworpen is gebaseerd opwetenschappelijke evidentie <strong>van</strong> losse elementen en klinische expertise <strong>van</strong> de ontwikkelaar<strong>van</strong> het model.<strong>De</strong> werkgroep is <strong>van</strong> mening dat men zich in de sportrevalidatie moet afvragen of zij welrevalideren aan de hand <strong>van</strong> Evidence Based Practice. Wanneer er gekozen wordt om eensportrevalidatiemodel als onderbouwing te gebruiken bij het revalidatieproces <strong>van</strong> eensporter dient in acht genomen te worden dat de wetenschappelijke evidentie voor het modelals geheel <strong>van</strong> een laag niveau is. Hiermee wordt niet per definitie gesuggereerd dat dekeuze om een revalidatiemodel als fundament te gebruiken misplaatst of het model zelfineffectief is. Een model generaliseert iedere sporter en/of blessure waardoor eenbehandelend therapeut een specifieke benadering zal moeten hanteren.Specifiek wetenschappelijk onderzoek <strong>van</strong> sportrevalidatie<strong>modellen</strong> is nodig om sportrevalidatie<strong>modellen</strong> <strong>van</strong> wetenschappelijke waarde te voorzien. Hierdoor zal de <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong>de sportrevalidatie worden verbeterd.Gedurende het proces heeft de werkgroep ondervonden dat sportrevalidatie<strong>modellen</strong>gemeenschappelijke elementen bevat en dat vele <strong>modellen</strong> onderling overlap hebben.Over het algemeen suggereert de werkgroep dat de meeste sportrevalidatie<strong>modellen</strong> eenstrategische aanpak weergeeft <strong>van</strong> trainingsprincipes waarbij veelal de begrippen;coördinatie, kracht, mobiliteit en stabiliteit, als progressieve elementen gehanteerd worden.Kwaliteitsniveau<strong>De</strong> werkgroep heeft gekozen om de wetenschappelijke evidentie te scoren volgens de CBO<strong>kwaliteit</strong>sbepaling waarbij gescoord wordt middels een A1, A2, B, C of D. Hierbij wordt deevidentie <strong>van</strong> het model en het bijbehorende artikel op <strong>kwaliteit</strong> beoordeeld. Gedurende hetproces is gebleken dat het scoren <strong>van</strong> de <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> evidentie <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong> discutabelis en dat rekening gehouden moet worden dat losse elementen <strong>van</strong> een model onderbouwd95


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hooglandworden maar dat daarmee het model als geheel niet per definitie hoge wetenschappelijke<strong>kwaliteit</strong> bezit.InhoudGedurende het proces heeft de werkgroep ondervonden dat de artikelen en data, ondanksmethodologische, gestructureerde formuleringen <strong>van</strong> zoekopdrachten, lastig te verkrijgenwaren. Veelal in de internationale sector was het verkrijgen <strong>van</strong> bruikbare sport revalidatie<strong>modellen</strong> lastig <strong>van</strong>wege weinig kennis <strong>van</strong> internationale <strong>modellen</strong> in Nederland, matigebereikbaarheid <strong>van</strong> internationale contacten en een summier aantal full text publicaties <strong>van</strong>artikelen welke internationale <strong>modellen</strong> beschrijven.<strong>De</strong> <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong> zelf is niet beoordeeld door de werkgroep gezien het feit dat dehuidige <strong>modellen</strong> gebaseerd zijn op de klinische expertise <strong>van</strong>uit de praktijk en het feit datiedere patiënt specifiek is.<strong>De</strong> methodologische, wetenschappelijke <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> het model als geheel is niet middelseen score indicatie. Een model is enkel te beoordelen <strong>van</strong>uit de losse elementen die ineerder wetenschappelijk onderzoek zijn beschreven. Om een model als geheel tebeoordelen is meer wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk.In dit onderzoek heeft de werkgroep methodes en protocollen geïncludeerd. <strong>De</strong>ze voldoenaan de volgende voorwaarden: bestaande uit een stappenplan, gericht oprevalidatie/behandeling, bedoeld voor de fysiotherapeut, welke is beschreven als model.Daarnaast zijn zowel preventieve als curatieve <strong>modellen</strong>, methodes en protocollengeïncludeerd in deze studie. <strong>De</strong> werkgroep heeft hiervoor gekozen gezien het feit datpreventie <strong>van</strong> recidiveren ook onderdeel is <strong>van</strong> de sportrevalidatie.Proces<strong>De</strong> werkgroep heeft relatief veel tijd nodig gehad om <strong>modellen</strong> te zoeken, dit gold zowel voornationaal als internationaal. Er is door de werkgroep veel gezocht in verschillendebibliografische computerbestanden, maar uiteindelijk is er relatief veel bruikbare datagevonden middels handsearch of via experts.<strong>De</strong> werkgroep bestond uit twee subgroepen namelijk; de nationale en internationale groep.Gedurende eerste fase <strong>van</strong> het proces hebben de twee groepen voornamelijk afzonderlijk<strong>van</strong> elkaar gewerkt omdat dit de dataverzameling betrof. Gedurende deze eerste fase is hetlastig gebleken om te communiceren tussen de twee groepen. Dit is later in het procesbijgesteld om <strong>van</strong> onderdelen <strong>van</strong> twee groepen een geheel product te maken <strong>van</strong> <strong>kwaliteit</strong>.96


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandHoofdstuk 7. SamenvattingAchtergrond: <strong>De</strong> laatste jaren zijn er diverse (sport)revalidatie<strong>modellen</strong> ontwikkeld zowelnationaal als internationaal. Er bestaat onduidelijkheid over de grootte <strong>van</strong> dit aanbod en dewetenschappelijke onderbouwing achter de diverse (sport)revalidatie <strong>modellen</strong>.Methode: Zowel nationale als internationale, sport revalidatie<strong>modellen</strong> zijn objectiefbeschreven en beoordeeld op wetenschappelijke evidentie. Er wordt in gegaan op ontstaan<strong>van</strong> het model, opbouw <strong>van</strong> het model en uitgangspunten <strong>van</strong> het model. <strong>De</strong> <strong>modellen</strong> diezijn geïncludeerd dateren uit 1990 of eerder, betreffen een fysiotherapeutische interventie,betreffen alleen duur- en spelsporten zowel als individuele als team sporten, betreffen alleenvolwassenen en zijn de artikelen <strong>van</strong> Duitse, Engelse of Nederlandse taal.Databanken: Pubmed, Picarta, Science direct, Cochrane library, Cinahl en in devakbibliotheek <strong>van</strong> Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.Tevens is er gebruik gemaakt <strong>van</strong> expert verkregen <strong>modellen</strong> en handsearch.Er is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de zoektermen in verschillende combinaties: rehabilitation, sport,model, physiotherapy, models, physical therapy, guidelines, protocols, training, algorithm,developments, best practice, abilities, expertise, system, length, strenght, speed,coördinaton, treatment, muscles, Dutch, Netherlands, Europe, adults, health, prevention,evidence based.Resultaten: Nationaal en internationale <strong>modellen</strong> zijn gevonden. Nationaal (n=4143) zijn erartikelen gescreend en zijn er <strong>modellen</strong> geïncludeerd die volledig aan de inclusiecriteriavoldeden (n=8).Tevens zijn Internationaal (n= 3406) <strong>modellen</strong> gescreend en zijn er <strong>modellen</strong> geïncludeerddie volledig aan de inclusiecriteria voldeden (n=10).Conclusie: Alle sport revalidatie <strong>modellen</strong> (n=18) hebben een laag wetenschappelijk evidente<strong>kwaliteit</strong>sniveau. <strong>De</strong> <strong>modellen</strong> zijn nooit als geheel hoogstaand wetenschappelijk onderzocht.<strong>De</strong> <strong>modellen</strong> zijn per element regelmatig wel wetenschappelijk onderzocht, waarbij in achtmoet worden genomen dat dit niet per definitie inhoud dat het model als geheel <strong>van</strong>wetenschappelijke evidente <strong>kwaliteit</strong>swaarde is.Discussie: Het verkrijgen <strong>van</strong> bestaande sport revalidatie<strong>modellen</strong> was een obstakel voor dewerkgroep. Na een heldere zoekstrategie te hebben opgezet is er voldoende informatieverkregen. <strong>De</strong> <strong>modellen</strong> zijn niet als geheel te beoordelen op <strong>kwaliteit</strong> en door hetontstaansproces <strong>van</strong> de <strong>modellen</strong> is de huidige <strong>kwaliteit</strong> <strong>van</strong> evidentie slecht.Protocollen, Methodes, curatieve en preventieve <strong>modellen</strong> zijn geïncludeerd.97


Hoofdstuk 8. VerantwoordingOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf HooglandAlissa Mali:Aandeel plan <strong>van</strong> aanpak:Opzet en lay-out, planning, hoofdstuk competentieontwikkeling, akkoord overeenkomst(handtekeningen).Aandeel product:Opzet, (deel) voorwoord, inhoudsopgave, inleiding, methode (het stuk schrijven), resultatennationaal (toevoegingen), Meerdimensionaal Belasting- belastbaarheids model, T-LOR,Physical Rehabilitation Training, Graded Activity (nationaal), feedback op alle stukken (opzinsbouw en inhoud), grammaticacheck eindproduct, literatuurlijst <strong>van</strong>couver/ alfabetischzetten.Kevin Schouten:Aandeel plan <strong>van</strong> aanpak:Opzet en Lay-out, Hoofdstuk 1. Achtergrond.Aandeel product:Opzet en Lay-out <strong>van</strong> het product, Methode (onderdeel: beoordelen wetenschappelijkeonderbouwing), Flowcharts internationaal, tabel internationaal, Hoofdstuk 4. Resultateninternationaal, Methodiek UEFA-model, Methodiek Panjabi, Methodiek Injury risk model,Methodiek Barcelona protocol, Hoofdstuk 6: Discussie, Hoofdstuk 7: Samenvatting,Feedback op de stukken, Ontwikkeling <strong>van</strong> de powerpoint.Nadia <strong>van</strong> DijkAandeel plan <strong>van</strong> aanpak:Opzet en Lay-out, Hoofdstuk 4. Kwaliteitscriteria, Hoofdstuk 6. Samenwerking binnen degroep.Aandeel product:Opzet en Lay-out <strong>van</strong> het product, (deel) inleiding, (deel) voorwoord, Introductie, Figurenflowcharts nationaal en figuur zoekstrategie nationaal, Hoofdstuk 4. Resultaten nationaal,Methodiek Aëroob revalidatie systeem, Methodiek Knierevalidatie, Methodiek Krachtrevalidatie systeem, Methodiek de Rehaboom, Methodiek Revalidatiecirkels, Feedback opde stukken, (Gedeeltelijk) Corrigeren <strong>van</strong> het eindproduct op zinsbouw.Saskia Drijver:Aandeel plan <strong>van</strong> aanpak:Hoofdstuk 5 In- en exclusiecriteria, Hoofdstuk 6 samenwerking binnen de groepAandeel product:Opzet en Lay-out <strong>van</strong> het product, Werkzaam geweest binnen de internationale groep,Methode (onderdeel: beoordelen wetenschappelijke onderbouwing internationaal),Flowcharts internationaal, tabel internationaal, Hoofdstuk 4. Resultaten internationaal,Methodiek Dapre, Methodiek Golf rehabilitation model, Methodiek OPT models, MethodiekReturn to play model, Methodiek Graded activity, Methodiek MCT, Hoofdstuk 6: Discussie,Hoofdstuk 7: Samenvatting, Contact gezocht met Hogescholen die sportfysiotherapie geven,andere instanties gemaild, die fysiotherapeutisch of sport onderlegd zijn.98


ReferentielijstOpdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland1.American College of sports medicine. Progression models in resistance training for healthyadults. Medicine in sports and exercise. 1998;30(6):975-99.1B. Albere Koke et al. Graded Activity een gedragsmatige behandelmethode voor deparamedici.Houten. Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum; 2007; 1911C. Allen Diane D. Proposing 6 Dimensions Within the Construct of Movement in theMovement Continuum Theory, Volume 87 Number 7 Physical Therapy2.Anderson ML. How to study the mind: An introduction to embodied cognition. University ofMaryland, College Park, MD U.S.A, Institute for Ad<strong>van</strong>ced Computer Studies; 2003.3.Backx FJG, <strong>van</strong> der Meulen WJTM. Acuut sportletsel;afwachten of behandelen? Bijblijven.2009;25(6):14-21.4.Bahr R, Krosshaug T. Understanding injury mechanisms: a key component of preventinginjuries in sport. British Journal of Sports Medicine. 2005;39:324–9.5.Bant et al. Sportphysiotherapie. Georg Thieme Verlag. 2011.6.Bant et al. Trainingscirkels. Ca. 2010 [geraadpleegd 2 juni 2011]URL:http://www.scribd.com/doc/40414258/Trainingscirkels.7.Bass G. Nonlinear man, chaos, fractal & homeostatic. Interplay in Human Physiology.1997.8.Bernards ATM, Hagenaars LHA, Oostendorp RAB, Wams HWA. Het meerdimensionaalbelasting belastbaarheidsmodel: een coneptueel model voor de fysiotherapie. Nederlandstijdschrift voor fysiotherapie. 1999;109(3):58-65.9.Boucher M, Huijstee S, Pennewaard M, Weel L, Reewijk A, Vossen H. Multidisciplinairetoepassingen in de revalidatie: <strong>modellen</strong> voor belasting belastbaarheid geanalyseerd.Amsterdam: Vrije universiteit medisch centrum, Wijk aan zee: Revalidatie centrum Heliomareafdeling Research & development. Movemens. 2005.10.Bruijnen T, Toepassing <strong>van</strong> biomechanische berekeningen bij sportief tillen.Krachttraining. 2010;25;10-15.11.Bult H, <strong>van</strong> de Goolberg T. Het Aëroob Revalidatie Systeem (ARS). Sportgericht.2007;61(3):20-24.12.Bult H, <strong>van</strong> de Goolberg T, Trainen met patiënten volgens het Aëroob RevalidatieSysteem (ARS). Sportgericht. 2007;61(4-5):22-25.13.Bult H. <strong>Sportrevalidatie</strong>, kwestie <strong>van</strong> doseren en specifiek belasten. Richting sportgericht.2002;56(3):28-31.14.Bult H. <strong>van</strong> der Poel G. Maximale hartfrequentie: berekent of gemeten? Sportgericht.2007;61(2):6-10.99


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland15.Hirth CJ. Clinical movement analysis to identify muscle imbalances and guide exercise.2007 [geraadpleegd mei/juni 2011]. URL:http://www.nasm.org/uploadedFiles/NASMORG/objects/downloads/NASM_Clinical_Movement_Analysis%20%28PDF,%20411K%29.pdf.16.Creighton et al. Return-to-Play in Sport: A <strong>De</strong>cision-based Model. Clinical Journal of SportMedicine. 2010;20:379–385.17.Croft JL, Button C, Dicks M. The Second International Congress of Complex Systems inSport. Sportscience. 2009;13;15-23.18.<strong>De</strong>schenes MR, Kraemer WJ. Performance and physiologic adaptations to resistancetraining. American journal of Medical rehabilititation. 2002;81:3-16.19.Doevendans R. Conditietraining hoeft niet vervelend te zijn/Toine <strong>van</strong> de Goolberg winthet vertrouwen. <strong>De</strong> Voetbaltrainer. 2009;166:52-55.20.Dikkeboer B. Lineaire isokinesie ... de toekomst ?!. Geneeskunde en Sport 1993;26(6).21.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. <strong>Sportrevalidatie</strong>model Rehaboom (deel 1).Sportgericht. 2003;57(1):4-6.22.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. Verschijningsvormen <strong>van</strong> uithoudingsvermogen volgenshet sportrevalidatiemodel Reha-boom (deel 2). Sportgericht. 2003;57(2):4-10.23.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. Verschijningsvormen <strong>van</strong> uithoudingsvermogen volgenshet sportrevalidatiemodel Reha-boom (deel 3). Sportgericht. 2003;57(3):15-21.24.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. Verschijningsvormen <strong>van</strong> uithoudingsvermogen volgenshet sportrevalidatiemodel Reha-boom (deel 4) Sportgericht. 2003;57(4): 29-35.25.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. <strong>Sportrevalidatie</strong>model, de Rehaboom (deel 1).RichtingSportgericht. 2003;57(1):4-6.26.Edelaar M, <strong>van</strong> de Goolberg T. <strong>Sportrevalidatie</strong>model, de Rehaboom (deel 2). RichtingSportgericht. 2003;57(2):4-10.27.Edelaar MJA, Kruft PJB, Goolberg AAM <strong>van</strong> de. <strong>Sportrevalidatie</strong>model, de Rehaboom(deel 3) Richting Sportgericht. 2003;57(3):15-21.28.Edelaar M, Kruft P, Fritz B. Graded Activity: een trainingswerkwijze binnen gedragsmatigereïntegratietrajecten (deel 1-7). Sportgericht. 2005;59(3-5).29.Fees M, <strong>De</strong>cker T, Snyder-Mackler L, Axe MJ. Upper extremity weight trainingmodifications for injured athlete, a clinical perspective. American Journal of Sports andMedicine. 1998;26(5);732-741.30.Fysio direct. Physical rehabilitation training. Ca. 2005 [geraadpleegd mei-juni 2011] URL:http://www.fysio-direct.nl/specialisaties/prt/index.html100


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland31.<strong>van</strong> Gestel JLM, Hoeksema-Bakker CMC. Paramedische trainingsbegeleiding;trainingsleer en inspanningsfysiologie voor de paramedicus. Houten: Bohn Stafleu <strong>van</strong>Logum, 1997.32.<strong>van</strong> de Goolberg AAM. <strong>De</strong> rehaboom als instrument bij krachtopbouw. Sportfysiotherapiein beeld. 2003;4(1):18-24.33.<strong>van</strong> de Goolberg AAM. <strong>De</strong> Rehaboom als instrument bij uithoudingsvermogen.Sportfysiotherapie in Beeld. 2003;4(2):10-15.34.<strong>van</strong> de Goolberg AAM. <strong>De</strong> Rehaboom: een methodische aanpak in de sportrevalidatie. 1 edr. Maarsen: elsevier gezondheidszorg; 2005. p.43-5435.<strong>van</strong> de Goolberg AAM. <strong>De</strong> uitvoering en toepassing <strong>van</strong> de VIAD-test.RichtingSportgericht. 2004;58(4):15-21.36.<strong>van</strong> de Goolberg AAM. Het Kracht Revalidatie Systeem (KRS). Richting Sportgericht.2004;57(5):46-52.37.Hagenaars LHA, Bernards ATM, Oostendorp RAB. Het meerdimensionaal Belastingbelastbaarheidsmodel.Amersfoort: Nederlands paramedisch instituut; 1996.38.Hagenaars, L.H.A., Bernards, A.T.M. & Oostendorp, R.A.B. Over de kunst <strong>van</strong>hulpverlenen. Het meerdimensionale belasting-belastbaarheidsmodel: een vakfilosofischmodel voor menswaardige gezondheidszorg. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut;2003.39.Hagenaars LHA, Bos JM, Over de kunst <strong>van</strong> het hulpverlenen, het meerdimensionalebelasting-belastbaarheidsmodel; een vakfilosofisch model voor een menswaardigegezondheidszorg 3 e dr. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; 2006.40.Hass CJ, Feigenbaum MS, Franklin BA. Prescription of resistance training for healthypopulations. Sports Med. 2001;31(14):953-964.41.Hägglund M, Waldén M, Bahr R, Ekstrand J. Methods for epidemiological study of injuriesto professional football players: developing the UEFA model. British Journal of SportsMedicine. 2005;39(6):340-6.42.Hein E. Trainen met machines of vrije gewichten? Krachttraining, vakblad voorkrachtsporters, krachttrainers en fitnessprofessionals. 2004;(5);3-5.43.Huijbregts PA et al. Kracht training in revalidatie en sport. Utrecht: <strong>De</strong> Tijdstroom; 1995.44.Hulzebos E, <strong>van</strong> der Loo H. Paramedische trainingsbegeleiding: training <strong>van</strong> hetcardiorespiratoir uithoudingsvermogen. Houten: Bohn en Stafleu Van Logum; 2002.45.International Academy of Sport science. Actieve revalidatie, de PRT approach. Ca. 2003[geraadpleegd mei-juni 2011] URL: http://www.iasacademy.com/dutch/courses/ar/ar_info_3.htm.101


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland46.International Academy of Sport science. Physical Rehabilitation Trainer. Ca. 2003[geraadpleegd mei-juni 2011] URL: http://www.ias-academy.com.47.Jochems AAF, Joosten FWMG. Coëlho zakwoordenboek der geneeskunde, adaptatie.28 e dr. Doetinchem: Elsevier gezondheidzorg; 2006. blz. 12.48.John R. Parziale. Healthy Swing, A Golf Rehabilitation Model. American Journal ofPhysicalMedicine & Rehabilitation; Vol. 81, No. 7.49.John R. Parziale, William J. Mallon. Golf Injuries and Rehabilitation. Physical Medicineand Rehabilitation Clinics of North America. 2006;(17):589–607.50.Jongert T, Benedictus J, Dijkgraaf J, Koers H, Oudhof J, Het gebruik <strong>van</strong> de Borgschaalbij bewegingsactiviteiten voor hartpatienten Hart in beweging. 1 e dr. Doetinchem: Elseviergezondheidzorg; 2004.51.de Jongh R. Waarom ons brein beter werkt door beweging: <strong>De</strong>nken met je lichaam.Intermediair: 2008.52.Kenneth L. Knight. Quadriceps Strengthening with the DAPRE Technique: Case studieswith Neurological Implications [JOSPT]; 1990.53.Lanting LC, Stam C. Hoe vaak komen sportblessures voor en hoe ernstig zijn de letsels?In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:RIVM. 2009 [geraadpleegd juni 2011]. URL: http://www.nationaalkompas.nl> NationaalKompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Letsels envergiftigingen\Sportblessures.54.Lanting LC, Stam C. Wat zijn de mogelijkheden voor diagnostiek en behandeling?Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:RIVM. 2009 [geraadpleegd juni 2011]. http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal KompasVolksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Letsels envergiftigingen\Sportblessures.55.Leenders T. Basisbegrippen krachttraining. Ca. 2010 [geraadpleegd 09-06-2011] URL:http://www.tonleenders.nl/page3.html.56.Leenders T. Krachttraining in de sport deel 1. Ca. 2008 [geraadpleegd 10-06-„11] URL:http://www.tonleenders.nl/page3.html.57.Leenders T. Krachttraining in de sport deel 2. Ca. 2008 [geraadpleegd 10-06-„11] URL:http://www.tonleenders.nl/page3.html.58.Leenders T. Krachttraining in de sport deel 3. Ca. 2008 [geraadpleegd 10-06-„11] URL:http://www.tonleenders.nl/page3.html.59.Leenders T. Krachttraining in de sport deel 4. Ca. 2008 [geraadpleegd 10-06-„11] URL:http://www.tonleenders.nl/page3.html.102


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland59 B. Lindstrom I et al, The Effect of Graded Activity on Patients with Subacute Low BackPain: A Randomized Prospective Clinical Study with an Operant-Conditioning BehavioralApproach; Physical Therapy/Volume 72, Number 4/April 199260.Matthijs et al. Manuelle Therapie der periferen Gelenke Teil 1, Urban Fischer, 2003.61.Medi-sport. Physical rehabilitation training. Ca. 2010 [geraadpleegd 09-06-2011] URL:http://www.medi-sports.nl/main/index.php?option=com_content&view=article&id=87&Itemid=220.62.<strong>van</strong> de Meij J, <strong>van</strong> Wilgen P, Verduin P, Het biopsychosociale model in de fysiotherapie.Jaarboek Fysiotherapie Kinesitherapie; 2004.63.Micheal A. Clark, Scott C. Lucett, Rodney J. Corn. NASM Essentials of Personal Fitnesstraining; Lippincott Williams & Wilkins 3 de dr. 2008:p.543.64.Morree de J.J. Dynamiek <strong>van</strong> het menselijk bindweefsel; functie, beschadiging en herstel.Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 2000.65.Moseley GL, Hodges PW. Reduced variability of postural strategy prevents normalizationof motorchanges induced by back pain: a risk factor for chronic trouble? Behavorialneuroscience. 2006;120(2);474-6.66.National academy of sports Medicine. The OPT Models. Ca. 2010 [geraadplaagd mei/juni2011] URL: http://www.nasm.org/OPT.67.National academy of sports Medicine. New Research Study Validates Benefits ofIntegrated Training and the Optimum Performance Training Model; 2010 [geraadpleegdmei/juni 2011]; Beschikbaar via: http://www.marketwire.com/press-release/new-researchstudy-validates-benefits-integrated-training-optimum-performance-training-1169308.htmofhttp://www.nasm.org/corporate/common.aspx?id=1856&terms=research+opt.68.National academy of sports Medicine. Research Summary: Isolated vs. IntegratedTraining; 2010 [geraadpleegd mei/juni 2011]; URL: http://www.nasm.org/uploadedFiles/NASM_research_summary_integrated_training_2010.pdf.69.<strong>van</strong> Oostrom SH, Huysmans MA, Hoozemans MJM, <strong>van</strong> Dieën JH. Verminderdeproprioceptie bij RSI. Neuroscience. 2002;120(19):474–476.70.Nijs J et al. Long-term functioning following whiplash injury: the role of social support andpersonality traits. Brussel: <strong>De</strong>partment of Human Physiology, Faculty of Physical Education& Physiotherapy, Vrije Universiteit Brussel. Febr. 2011.71.Panjabi MM. The stabilising system of the spine. Part 2. Neutral zone and stabilityhypothesis. Journal of spinal disorders 1992; 5:390-397.72.Panjabi MM. The stabilizing system of the spine. part I. function, dysfunction, adaptation,and enhancement. Journal of spinal disorders & techniques. 1992 5(4);383-89.103


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland73.Panjabi MM. The stabilizing system of the spine. Part II. Neutral zone and instabilityhypothesis. Journal of Spinal Disorders & techniques. 1992;5(4):390-397.74.Reflex fysiotherapie. Sportfysiotherapie. Ca. 2005 [geraadpleegd 10-06-2011] URL:http://www.reflex-fysiotherapie.nl/index.php?page=25&section=14.75.Rumpt J. Op zoek naar de essentie <strong>van</strong> fysiotherapie: een vergelijking tussen hetMeerdimensionaal Belasting-belastbaarheidsmodel en het Model <strong>van</strong> hetbewegingscontinuüm. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie. 2002;112(1):9-16.76.Rondhuis GB. Knie revalidatie, Fysiotherapeutische werk<strong>modellen</strong>. Utrecht: Uitgeverij deTijdstroom. 1996.78.Rhea MR, Phillips WT, Burkett LN. A comparison of linear and daily undulating periodizedprograms with equated volume and intensity for local muscular endurance. J. Strength Cond.Res. 2003;17(1):82–87.79.Rodas G. et al. Clinical practice guide for muscular injuries. Epidemiology, diagnosis,treatment and prevention 4.5 apunts med esport. 2009;164:179-203.80.Sackett DL, Haynes RB, Tugwell P. Clinical epidemiology. Abase science for clinicalmedicine. Toronto: Little, Brown and Company.1985.81.Schoellhorn WI. Applications of systems dynamic principles to technique and strengthtraining. University of Münster / Germany, Acta Academiae Olympiquae estoniae. 2000;8:67-85.82.Schutten M, Hadouchi, M, Rehorst J. <strong>De</strong> „HaReboom‟, een beslisboom bij de revalidatie<strong>van</strong> voetballers met hamstringletsel. Sportgericht. 2009;63(5).83.Scott Dye's Envelope Theory of joint homeostasis: Clin Orthop Relat Res. 1996;325:10-8.84.Shumway-Cook A, Woollacott MH. Motor Control: Translating Research into ClinicalPractice. 3rd ed. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins: 2007.84 B Staal B.J. et al, Graded activity for low back pain in occupational health care,arandomized controlled trial: Annals of internal medicine; 2004; 140, 77-8485.Tanaka H, Monahan DK, Seals DR. Age-predicted maximal heart rate revisited. Journal ofthe American College of Cardiology. 2001;37:153-156.86.Verhulst FJCM. <strong>De</strong> persoon in een model voor fysiotherapie. Nederlands tijdschrift voorfysiotherapie. 2002;112(1):114-122.87.Vries et al. Werken <strong>van</strong>uit handelingsperspectief: hoe doe je dat? Nederlands tijdschriftvoor fysiotherapie. 1999;7(3):74-79.88.Waldén M, Hägglund M, Ekstrand J. UEFA Champions League study: a prospective studyof injuries in professional football during the 2001-2002 season. British Journal of SportsMedicine. 2005;39(8):542-6.104


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland89.Williams en Wilkins American College of Sports Medicine. Guidelines for Exercise Testingand Prescription. 7th edition. Philadelphia, PA Lippincott: 2006.90.Wilmore JH, Costill DL. Inspannings- en sportfysiologie, Elsevier; 2006.91.Wimmers et al. Functionele fysiotherapie. Nederlands tijdschrift voor fysiotherapie; 1992;102(2):47-53.92.Wingerden BAM. Bindweefsel in de revalidatie. Liechtenstein: Scipto Verlag Schaan;1997.93.Wingerden <strong>van</strong> B. International Academy of Sport science. Vrije gewichten versusmachines. 10-10-2002 [geraadpleegd mei-juni 2011] URL: http://www.iasacademy.com/dutch/news/vrije_gewichten_10-02.htm.94.Woo, S.L.Y e.a. Injury and repair of the musculoskeletal soft tissues. Illinois: AmericanAcademy of Orthopedic Surgeons; 1988.95.Wolfram R, Vietoris S, Patiëntenvoorlichting over het PRT-systeem [projectverslag].Amsterdam: Hogeschool <strong>van</strong> Amsterdam; 2005.96.Young A et al. Effects of joint pathology on muscle. Clincal Orthopedics and Relatedresearch; 1987: p.219.97.Zindl F. Duurtraining, basisprincipes, methoden en trainingsbegeleiding. Tirion Sport;1996.105


Opdrachtgever: Michel EdelaarCoach: Rolf Hoogland106

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!