In Aeternum Mirabile Lectu 2021
- No tags were found...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
en de week ervoor en er na loopt het niet
zo hard met de proefjes. En als er dan wel
weer wat te doen is, vond ik dat ook weer
leuk. Het is een leuke afwisseling.”
Hoe ben je ooit bij het Stedelijk terecht
gekomen?
“Ik zocht weer een baan toen mijn kinderen
wat ouder werden en toen zei mijn
man: er staat een advertentie in de krant
voor tandartsassistent. Nou dat zocht ik
niet, maar toen ik zelf in de krant keek zag
ik de advertentie van het Stedelijk. Daar
heb ik op gesolliciteerd en na het gesprek
belde Joop Olgers ´s avonds dat
ik het was geworden. Er waren drie kandidaten:
de één was bang voor spinnen en
de ander voor bloed en ik zei dat het me
allemaal niet zoveel uit maakte. Dat was de
reden dat ik werd aangenomen.”
Wat vond je het leukst van jouw banen
bij het Stedelijk?
“In het begin vond ik het klaarzetten van
de practica en alles op tijd in orde hebben
wel spannend. Toen ik dat tien jaar gedaan
had vond ik het wel weer leuk om wat
meer aan vormgeving te gaan doen, want
anders wordt het te veel routine.”
Wat is het grappigst wat je hebt
meegemaakt met leerlingen?
“Met de veldwerkdagen vond ik ze altijd
wel heel erg leuk. Dat waren dagen in de
Kennemerduinen voor vijfdeklassers met
biologie. Dan moeten ze zelf een onderwerp
zoeken waarbij één biotische en één
abiotische factor onderzocht wordt. Je kan
bijvoorbeeld zeggen wordt de duindoorn
groter vlak bij zee dicht bij elkaar dan in
het binnenland of iets dergelijks. Dan trokken
de leerlingen heel leuke conclusies en
legden verbanden die op een gebrek aan
ecologisch inzicht duiden. Maar dat geeft
niet, want daar zijn het leerlingen voor. Dat
was soms lachwekkend.”
Het contact met de leerlingen vond
Inger leuk.
“Het was meestal niet heel intensief, want
het ging toch vaak via de docenten, want
daar kregen ze cijfers van, maar er waren
wel klassen waar het contact beter mee
was. In de vijfde klas heb je de veldwerkdagen
en dat contact blijft dan vaak nog in
de zesde, maar daarna zijn ze natuurlijk van
school af.”
Naast proefjes deed Inger meer, namelijk
onderzoekjes en flash animaties:
“Ik heb ook nog een keer een onderzoekje
gedaan over hoe leerlingen het vonden om
met organisch materiaal te werken. Leerlingen
vonden het altijd heel speciaal om met
dood materiaal van de slager te werken,
bijvoorbeeld een long of een hart. In de
eerste klas begon het dan met kippendijen
voor de gewrichten. Van de eerste tot en
met de zesde klas vonden ze het even leuk
alleen vanaf de vijfde klas kregen ze er een
hekel aan dat ze het moesten tekenen. De
docent dacht als ze het tekenen, dan kijken
ze beter, maar de leerlingen dachten daar
anders over; “dan kijken we goed en dan
moeten we het ook weer tekenen”. Ze waren
echt goed aan het kijkenen vragen wat
is dit en wat is dat en dan moesten het ook
nog tekenen binnen een te kort tijdsbestek
van maar één lesuur.
Daarnaast had je nog leerlingen die vonden
dat ze helemaal niet goed konden tekenen
en die zeiden dan, ach, waar begin ik aan.
Helaas is er niets gebeurd met de uitkomsten
van het onderzoek. Ze vonden de
uitkomsten wel opmerkelijk, maar daar
bleef het bij. ”
Een ander onderzoekje wat ik nog eens
gedaan heb was met groente, die leerlingen
moesten herkennen en vertellen welk deel
van de plant je bij een bepaalde groente
eet. Is dat een blad, of een bladsteel. Bij
rabarber is dat bijvoorbeeld de bladsteel.
Deze les uit het boek van de eerste klas
deden ze best goed, maar ik vroeg het ook
in de derde en zesde klas. Daar kenden
ze de namen van de groente beter, maar
de plantenanatomie begrepen ze niet. Uit
verveling schreven ze dan een naam in de
aardappel. Maar ook dit project is een stille
dood gestorven.”
“Verder hield ik me bezig met flash animaties.
Bijvoorbeeld van de biceps heb ik
tot op de eiwitstructuren getekend hoe
dat beweegt. Die worden nog wel gebruikt,
vooral in de bovenbouw. Ze kunnen
de animaties via html laten zien. Ik had
voorheen nog nooit iets laten bewegen
op een scherm. De eerste keer tekende ik
een rondje met een cirkel eromheen en
toen ging de inhoud ervan door. Je moest
dat allemaal apart aansturen. Ik mocht daar
van school een cursus in doen en daar heb
ik veel profijt van gehad. Docenten keken
dan mee of mijn tekeningen goed waren,
want ik had zelf niet genoeg anatomische
kennis.”
Met wie ging je het meeste om op
het Stedelijk?
“Ik ging eigenlijk het meest om met de
docenten biologie, want docenten hebben
weinig tijd om buiten het drukke werk om
nog af te spreken. Met de administratie
had ik goed contact. ik kwam wel graag in
de docentenkamer. Soms planden we met
de sectie biologie een moment om samen
koffie mee te drinken of met elkaar te gaan
eten.”
Deed je veel aan fotografie naast
jouw baan op het Stedelijk?
“Weinig. Ik had m´n handen vol aan het
Stedelijk en opgroeiende kinderen thuis.
voor de schoolgids en de website maakte
ik later wel foto’s. tot dat de privacywet er
kwam. Toen mocht het niet meer en dat
vond ik niet leuk. Nu werken ze zoveel mogelijk
met een tekening.”
Tot slot, waar ben je nu mee bezig?
“Van de
winter heb ik
een boekje
gemaakt met
groenten en
fruit. erder al
een boekje
met ’zesjes’,
dat zijn
foto’s die in
elkaar doorlopen.,
een
boekje over
Heemsteedse
kunstenaars
en een over
de stad,”
14
15