EEN VIRTUELE MASSAGE
EEN VIRTUELE MASSAGE
EEN VIRTUELE MASSAGE
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
de ontwikkeling van de warenproductie analyseert, is er sprake van in het oog<br />
springende overeenkomsten. Foucault legt in Les mots en les choses (1966) de<br />
vinger op de onbewuste vooronderstellingen die het vergaren en beoordelen van<br />
kennis begeleiden. Elke historische periode kent een eigen manier van ‘spreken’, wat<br />
Foucault met discours aanduidt. Andere mogelijke benamingen van discours zijn<br />
‘vertoog’, ‘epistèmè’ of ‘historisch a-priori’. Elk discours heeft impliciete aannames<br />
omtrent het beeld van de werkelijkheid dat de onderzoeker door waarneming krijgt,<br />
een voorstelling van zaken die hiermee gepaard gaat en het oordeel dat naar<br />
aanleiding hiervan wordt geveld (vgl. Bertels, 217). De onbewuste voorwaarde van<br />
kennis is de orde die de betrekkingen regelt tussen de woorden en de dingen.<br />
Foucault legt de epistemologische vooronderstellingen bloot van een drietal<br />
onderscheiden periodes: de Middeleeuwen en de Renaissance (ME-1600), de<br />
klassieke periode (1600-1800) en de Moderne tijd (1800-?). De drie periodes<br />
onderscheiden zich van elkaar door een breuk (rupture) in de opvatting omtrent de<br />
relatie tussen taal en werkelijkheid. In de eerste periode is er sprake van een<br />
analogie tussen de woorden en de dingen; het zijnsbereik ligt in de woorden<br />
besloten. De verwijzing van de taal naar de realiteit is geheel onproblematisch. Dit is<br />
het epistèmè van de gelijkenis. In de klassieke periode ziet men een bemiddeling in<br />
of een representatie van de woorden in de dingen. Een woord roept een voorstelling<br />
op van een ding dat volledig door het woord gegrepen wordt. Deze woorden zijn<br />
geen producten van de mens, maar een orde die door god, gelijktijdig met het<br />
onbelemmerde zicht van de representatie op het gerepresenteerde, is gegeven.<br />
Rond 1800 ontstaat er twijfel aan het transparante karakter van de voorstelling. Waar<br />
de waarheid in het klassieke tijdperk gerelateerd werd aan woorden, gaat in het<br />
derde, moderne epistèmè, de waarheid achter de woorden schuil. De transparantie<br />
van de voorstellingen wordt niet langer door een god gegarandeerd, maar de<br />
voorstellingen zijn van een door de mens geschapen orde. Wat de dingen zelf zijn,<br />
zal voor de eindige mens voor altijd verborgen blijven. Volgens Kant richt de<br />
menselijke kennis zich niet naar de dingen, maar richten de dingen zich naar onze<br />
kennis. De structuur (rasters) van de rede bepaalt de waarneming van de realiteit. 5<br />
Empirische inhouden onthullen hun bestaan in de mens, en niet langer in de door<br />
god bemiddelde voorstelling. Op basis van het overbodig worden van de metafysica<br />
van de oneindigheid typeert Foucault het moderne epistèmè als de analytiek van de<br />
eindigheid (Foucault 1973, 337/44). Daar elke analyse van vertogen in termen van<br />
een ander vertoog geschiedt, zijn de eigen impliciete epistemologische<br />
vooronderstellingen niet te achterhalen. De ‘vertoogschrijver’ Foucault staat dus ook<br />
onder invloed van impliciete kennistheorieën. Dit houdt een teloorgang van de<br />
waarheid in: als onze blik naar het verleden is voorgestructureerd door het heden,<br />
5 In §2.3, alwaar een bespreking van de kerngedachten van McLuhan zal worden gegeven, en in §4.2,<br />
dat handelt over de mogelijkheid van een virtualisering van Kants a-priori’s, ga ik dieper op de<br />
implicaties van deze kantiaanse notie in.<br />
17