02.05.2013 Views

EEN VIRTUELE MASSAGE

EEN VIRTUELE MASSAGE

EEN VIRTUELE MASSAGE

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1.3.2 De historicus als kunstenaar<br />

De opvatting dat een historicus een kunstenaar is, is in de gehele traditie van de<br />

geschiedschrijving terug te vinden. Zo publiceert bijvoorbeeld G. Droysen in 1857 zijn<br />

Historik. Vorlesungen über die Enzyklopädie und Methodologie der Geschichte,<br />

waarin hij kritiek uit op het positivistische en Rankeaanse objectiviteitsideaal. 11 De<br />

historicus geeft volgens Droysen op subjectieve wijze vorm aan de historische stof,<br />

wat te vergelijken is met het scheppende werk van de kunstenaar (vgl. De Mul 1993,<br />

159). Ook Nietzsche ziet de drang van de mens om het verleden te beschrijven niet<br />

voortkomen uit een drang naar waarheid, maar uit een esthetische drang. Het<br />

verleden kan nooit op objectieve wijze verschijnen, los van de historicus. Nietzsche<br />

zegt hierover: ‘Dit is een mythe en nog een slechte ook. Men vergeet dat zo'n<br />

moment nu juist het meest krachtige en meest creatieve in het innerlijk van een<br />

kunstenaar is, een fundamenteel moment van ordening, waarvan het resultaat wel<br />

een esthetische, maar nooit een historische waarheid zal zijn. Het verleden op deze<br />

wijze objectief te denken is de stille arbeid van de kunstenaar: alles met elkaar in<br />

verband brengen, al het afzonderlijke tot een geheel weven, vanuit de gedachte dat<br />

wanneer in de dingen een planmatige eenheid ontbreekt, deze er in gelegd moet<br />

worden’ (Nietzsche 1983, 74). Eerder is opgemerkt dat ook het narrativisme zich op<br />

het standpunt stelt dat de historicus verbanden en structuren in het verleden legt die<br />

in dat verleden zelf niet voorkomen. De historicus schept een eigen beeld van het<br />

verleden. In de hedendaagse filosofie is er een tendens waar te nemen waarin een<br />

expliciete affiniteit tussen filosofie en kunst aan den dag wordt gelegd.<br />

Een voorbeeld hiervan is het boek La condition postmoderne (1985). Jean-Francois<br />

Lyotard verdedigt hierin het standpunt dat de postmoderne samenleving een<br />

pluraliteit van taalspelen kent. Het postmoderne weten hanteert, in tegenstelling tot<br />

het moderne wetenschappelijke weten, niet langer slechts waarheidscriteria, maar<br />

ook esthetische criteria. Praten is het doen van ‘zetten’ in een taalspel, waarbij het<br />

niet gaat om de waarheid maar om het winnen. Degene die de meeste ‘onverwachte<br />

zetten’ kan doen in het spel zal als winnaar uit de strijd komen. Nu is volgens Lyotard<br />

de kunst, en met name de avant-garde kunst, het beste toegerust om onverwachte<br />

zetten te verzinnen. Schilders en dichters kunnen ons leren hoe ‘te tekenen en te<br />

schilderen met woorden’. Hoe deze relatie tussen kunst en taal is opgepikt door de<br />

historiografie komt tot uiting in Het imaginaire verleden. Beeldende kunst en<br />

geschiedschrijving. Een drietal jaren geleden promoveerde Piet Buunk op dit<br />

proefschrift dat geheel gewijd is aan de relatie tussen kunst en geschiedschrijving. Hij<br />

betoogt dat de geschiedschrijving en de picturale beeldende kunst in hoge mate een<br />

gemeenschappelijke taal spreken: de taal van de verbeelding. In historische teksten<br />

11 L. von Ranke (1795-1886) is een positivist met gevoel voor kunst, zoals blijkt uit deze uitspraak:<br />

‘History is distinguished from all other sciences in that it is also an art. History is a science in<br />

collecting, finding, penetrating; it is art because it recreates and portrays that which it has found and<br />

recognized (zie: Buunk, 10).<br />

25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!