02.05.2013 Views

EEN VIRTUELE MASSAGE

EEN VIRTUELE MASSAGE

EEN VIRTUELE MASSAGE

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2.2.1 Taal als huis van het zijn<br />

Zoals Heidegger van mening is dat elke denker één grote gedachte heeft, zo is ook<br />

bij hem één centraal thema te vinden: het zijn. In de loop der geschiedenis heeft het<br />

zijn onder meer gedaanten aangenomen als energeia, idea, logos, God, geest, wil,<br />

worden, praxis, substantie, aanwezigheid, etc. De eigenheid van elke wijsgerige<br />

periode zou zelfs aan de hand van haar kwalificering van het zijn afgelezen kunnen<br />

worden. Kenmerkend voor de gehele geschiedenis van het zijn is volgens Heidegger<br />

de veronachtzaming van de ontisch-ontologische differentie. In de gehele<br />

metafysische traditie van de westerse filosofie wordt de vraag naar het zijn begrepen<br />

als de vraag naar het (hoogste) zijnde. ‘De hele filosofie wordt, volgens Heidegger,<br />

gekenmerkt door een onto-theologische structuur, door de bevestiging van alles wat<br />

is als zijnde aanwezig (...) aan een goddelijk of menselijk subject (...)’ (IJsseling,<br />

1972, 107). De geschiedenis van het zijn is er een van ‘zijnsvergetenheid’, doordat<br />

steeds werd gevraagd naar zijnden in plaats van naar het zijn zelf. In Sein und Zeit<br />

(1927) wil Heidegger opnieuw de vraag naar de ‘Sinn von Sein’ stellen (SuZ 2). Zijn<br />

is iets anders dan zijnde: ‘Das Sein des Seienden ‘ist’ nicht selbst ein Seiendes’ (Suz<br />

6). De vraag naar het zijn is geen ontische (zijnden) maar een ontologische (zijn).<br />

Heidegger spreekt van een Fundamental-ontologie, daar de ontologische vraag naar<br />

het zijn betrekking heeft op ‘die Bedingung der Möglichkeit der vor den ontischen<br />

Wissenschaften liegenden und sie fundierenden Ontologien selbst’ (SuZ 11). De weg<br />

naar een verstaan van zijn verloopt in Sein und Zeit via het Dasein. Het Dasein is van<br />

alle zijnden het meest geprivilegieerd tot het beantwoorden van de zijnsvraag, omdat<br />

de mens als mens wordt gekenmerkt door een fundamenteel Seinsverständnis (vgl.<br />

Suz 15). ‘Einzig der Mensch unter allem Seinden erfährt, angerufen von der Stimme<br />

des Seins, das Wunder aller Wunder: daß Seiendes ist’ (GA 9/BüH 307; vgl. SuZ 12).<br />

De zijnsvraag ontwikkelt zich vanaf dit punt tot een Daseinsanalytik, waarin de<br />

grondstructuren (existentialen) van het Dasein worden blootgelegd, op basis<br />

waarvan een verstaan van het zijn mogelijk is. 21 Van belang is de omslag (Kehre) die<br />

plaatsvindt in het denken van Heidegger na Sein und Zeit.<br />

De omslag die Heidegger maakt bestaat erin het zijn niet langer te benaderen vanuit<br />

het Dasein, maar vanuit het zijn zelf. Na de ‘Kehre’ laat Heidegger de ontologische<br />

vraagstelling achter zich, want: ‘Die ‘Seinsfrage’ bleibt immer die Frage nach dem<br />

Seienden. Die Seinsfrage ist noch gar nicht das, was dieser verfängliche Titel<br />

bezeichnet: die Frage nach dem Sein’ (GA 9, 331; vgl. De Mul 1993, 392). Het<br />

Dasein is nog altijd een zijnde, en het zijn laat zich op geen enkele manier vanuit een<br />

zijnde denken: ‘Das Denken des Seins sucht im Seienden keinen Anhalt’ (GA 9,<br />

331). Het is in deze fase van het denken van Heidegger dat de taal een prominente<br />

rol gaat spelen. In tal van publicaties is dit terug te vinden, waarvan Den Brief über<br />

den Humanismus en Unterwegs zur Sprache het meest expliciet zijn. Uitgangspunt<br />

21 De drie momenten van de existentiële structuur zijn: geworpenheid, verstaan en vervallenheid. Het<br />

valt buiten het bereik van deze scriptie om hier verder op in te gaan.<br />

39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!