een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ijlage 2b: wet- en regelgeving:<br />
reikwijdte bescherming<br />
Inleiding<br />
De reikwijdte van de bescherming van monumenten is dikwijls onderwerp van discussie. Om deze discussie<br />
in goede banen te leiden, bevat hoofdstuk 2B <strong>een</strong> toelichting op <strong>het</strong> wettelijk systeem aan de hand van de<br />
relevante begrippen uit de Monumentenwet 1988 en <strong>het</strong> Burgerlijk Wetboek (hierna BW).<br />
Blijkens de wetsgeschiedenis van de Monumentenwet 1988 en de jurisprudentie is datgene wat als zelfstandige<br />
<strong>een</strong>heid genoemd is in de omschrijving van <strong>het</strong> monument daadwerkelijk beschermd. Daarbij is<br />
<strong>het</strong> civielrechtelijke onderscheid in onroerende en roerende zaken van belang. All<strong>een</strong> onroerende zaken<br />
kunnen worden beschermd op grond van de Monumentenwet 1988.<br />
Alles wat op grond van <strong>het</strong> BW onderdeel uitmaakt van <strong>een</strong> onroerende zaak (lees: monument) of daarmee<br />
hecht is verbonden, deelt in de bescherming van <strong>het</strong> monument waartoe <strong>het</strong> behoort. Onderdelen hoeven<br />
– in tegenstelling tot zelfstandige onroerende zaken - niet expliciet in de omschrijving te worden vermeld<br />
om beschermd te zijn. Of <strong>het</strong> om onderdelen van <strong>het</strong> exterieur of <strong>het</strong> interieur gaat, maakt daarbij g<strong>een</strong><br />
verschil. Ook niet-monumentale gedeelten van <strong>een</strong> beschermde onroerende zaak delen overigens in de<br />
bescherming als monument.<br />
Niet de uitvoerigheid van de omschrijving is dus bepalend <strong>voor</strong> de reikwijdte van de bescherming, maar<br />
welke zelfstandige <strong>een</strong>heden in de omschrijving zijn genoemd en wat daar op grond van <strong>het</strong> BW bestanddeel<br />
van is.<br />
begrippenkader monumentenwet 1988 en burgerlijk Wetboek<br />
Hieronder volgt <strong>een</strong> beknopt overzicht van enkele <strong>voor</strong> de reikwijdte van de bescherming relevante<br />
begrippen.<br />
Zaken en bestanddelen<br />
Voor de reikwijdte van de bescherming van monumenten is <strong>het</strong> uit <strong>het</strong> BW afkomstige begrip zaak bepalend.<br />
Van <strong>het</strong> beschermd monument – de hoofdzaak – maken alle stoffelijke dingen deel uit die in zo’n<br />
nauw verband met hem staan dat zij in <strong>het</strong> recht als onzelfstandig worden aangemerkt. Deze zaaksdelen<br />
worden bestanddelen van de hoofdzaak genoemd. Hoofdzaak en bestanddeel vormen juridisch <strong>een</strong> <strong>een</strong>heid:<br />
de zaak. Het BW (art. 3:4) geeft aan wanneer er sprake is van <strong>een</strong> bestanddeel. Bepalend daar<strong>voor</strong> is<br />
de verkeersopvatting of de onderlinge verbinding.<br />
onroerende en roerende zaken<br />
Het onderscheid in onroerende en roerende zaken is geregeld in artikel 3:3 lid 1 van <strong>het</strong> BW. De grond en de<br />
daarmee (duurzaam) verbonden bouwwerken en beplantingen zijn onroerend en alle niet in dit artikellid<br />
genoemde zaken zijn roerend. De verplaatsbaarheid van deze zaken is <strong>voor</strong> dit onderscheid op zichzelf niet<br />
relevant, omdat tegenwoordig technisch gezien bijna alles verplaatst kan worden. Het gaat bij onroerende<br />
zaken om de gerechtvaardigde verwachting dat de zaak duurzaam ter plaatse blijft.<br />
monumenten<br />
Artikel 1 van de Monumentenwet 1988 verstaat onder <strong>het</strong> begrip monumenten (<strong>voor</strong> zover hier van belang):<br />
‘vervaardigde zaken welke van algem<strong>een</strong> belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis <strong>voor</strong> de wetenschap<br />
of hun cultuurhistorische waarde’.<br />
Bijlage 2 | 77