een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
een toekomst voor kloosters - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
78 |<br />
beschermde monumenten<br />
Onder beschermde monumenten wordt verstaan: ‘onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge<br />
deze wet vastgestelde registers’; ofwel <strong>het</strong> monumentenregister. Een kloostergebouw is onroerend<br />
en kan dus als beschermd monument worden aangewezen.<br />
bestanddeelvorming bij onroerende zaken<br />
De vraag wat als bestanddeel tot <strong>een</strong> onroerende zaak gerekend kan worden is van belang omdat alle bestanddelen<br />
van <strong>een</strong> in <strong>het</strong> kader van de Monumentenwet 1988 beschermd – en dus onroerend – monument<br />
onder de werking van deze wet vallen.<br />
In de aanloop naar de invoering van de <strong>voor</strong>ganger van de Monumentenwet 1988, de Monumentenwet<br />
(1961), noemde de regering <strong>een</strong> aantal objecten die doorgaans als bestanddelen van onroerende monumenten<br />
zouden gelden: ‘(...) standbeelden, gebrandschilderde ramen, graftomben, beelden in of op<br />
gevels, antiek behang (...), orgels, altaren, koperen doopvonten, oude wandtapijten enzo<strong>voor</strong>ts.’ (Kamerstukken<br />
II 1959/60, nr. 4115, nr. 5 (Memorie van Antwoord), p. 2.)<br />
Hiermee is niet gezegd dat genoemde objecten te allen tijde als bestanddelen gelden. Zeker <strong>voor</strong> genoemde<br />
altaren, koperen doopvonten en oude wandtapijten valt nog wel <strong>een</strong> <strong>voor</strong>behoud te maken, gezien de huidige<br />
stand van <strong>het</strong> recht. Maar wel kan deze passage gezien worden als <strong>een</strong> indicatie van mogelijke gevallen<br />
van bestanddeelvorming.<br />
Artikel 3:4 van <strong>het</strong> BW kent, zoals gezegd, twee criteria <strong>voor</strong> bestanddeelvorming: de verkeersopvatting of<br />
de onderlinge verbinding.<br />
verkeersopvatting<br />
Het eerste lid van artikel 3:4 van <strong>het</strong> BW behandelt <strong>het</strong> criterium verkeersopvatting: datgene wat in <strong>het</strong><br />
maatschappelijk verkeer als onderdeel van <strong>een</strong> zaak gezien wordt, geldt juridisch gezien als bestanddeel<br />
van die zaak. Omdat over <strong>een</strong> bepaald onderwerp uit<strong>een</strong>lopende verkeersopvattingen kunnen bestaan, die<br />
bovendien in de loop van de tijd kunnen veranderen, is <strong>het</strong> de rechter die in geval van conflict de verkeersopvatting<br />
vaststelt.<br />
Het criterium verkeersopvatting krijgt inhoud door te beoordelen of de hoofdzaak – in dit verband <strong>het</strong><br />
kloostergebouw – zonder <strong>een</strong> andere zaak (<strong>het</strong> eventuele bestanddeel) niet aan haar maatschappelijke (of<br />
economische) functie zou kunnen voldoen en daarom als incompleet (of onvoltooid) zou moeten worden<br />
beschouwd. Dakpannen en deuren zijn bestanddelen, maar <strong>het</strong>zelfde zou gesteld kunnen worden over<br />
wandafwerkingen, aangebracht op of <strong>voor</strong> onafgewerkte muurvlakken, die zonder beschadiging zijn te<br />
verwijderen.<br />
Het gaat bij de incompleetheid om <strong>het</strong> soort gebouw zelf. Of iets wordt ervaren als onmisbaar <strong>voor</strong> <strong>het</strong> feitelijke<br />
gebruik van <strong>het</strong> gebouw, is <strong>voor</strong> bestanddeelvorming niet relevant: <strong>het</strong> ontbreken van <strong>een</strong> wezenlijk<br />
object <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld de eredienst of de geschiedenis van de geloofsgem<strong>een</strong>schap maakt <strong>het</strong> kloostergebouw<br />
niet incompleet.<br />
Bestanddeelvorming naar verkeersopvatting wordt niet gemakkelijk aangenomen. All<strong>een</strong> als object en<br />
gebouw in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd of als <strong>het</strong> gebouw na verwijdering van<br />
<strong>het</strong> object als incompleet moet worden beschouwd, kan hiervan sprake zijn. Dit werd uitgemaakt in de arresten<br />
van de Hoge Raad van 15 november 1991 (NJ 1993, nr. 316; ‘Dépex’) en 27 november 1992 (NJ 1993, nr.<br />
317; ‘Zaaimachine’).<br />
Een <strong>voor</strong> de monumentenzorg sprekend <strong>voor</strong>beeld van <strong>een</strong> bestanddeel naar verkeersopvatting is te ontlenen<br />
aan de uitspraak van de Raad van State van 22 augustus 1995 (nr. R03.93.3294) over de status van <strong>een</strong><br />
schoorst<strong>een</strong>stuk: