pdf-version - E-thesis
pdf-version - E-thesis
pdf-version - E-thesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De Theatrale Cyborg<br />
identity, the proper, etc. (…) But through another twist of his text, the most difficult one, Artaud<br />
affirms the cruel (that is to say, in the sense in which he takes this word, necessary) law of<br />
difference; a law that this time is raised to the level of consciousness and is no longer experienced<br />
within metaphysical naïveté” (Derrida:1978:194 origineel cursief).<br />
Uiteindelijk heeft het Theater van de Wreedheid alleen bestaan in tekstuele vorm. De enkele<br />
pogingen die Artaud ondernomen heeft om zijn theater te realiseren, liepen op niets uit en blijken<br />
achteraf gezien voornamelijk voorbeelden van het feit dat ook Artaud zelf nog teveel gevangen<br />
zat in oude tradities om werkelijk tot vernieuwing te komen. Volgens Derrida was Artaud zich<br />
bewust van de onoverkomelijke paradox van zijn streven naar een non-representatief theater en<br />
wist hij dat zijn Theater van de Wreedheid een onmogelijk theater was (Derrida:1978:249).Of dit<br />
ook werkelijk zo is, is naar mijn mening niet met zekerheid te zeggen. Daarvoor kent Artaud’s<br />
werk te weinig kritische zelfreflectie en blijft Artaud toch altijd meer de kunstenaar dan de<br />
wetenschapper. Gezien de aard van dit onderzoek, is dit echter ook niet relevant. Wat wel van<br />
belang is, is dat Artaud’s verzet tegen de geslotenheid en hiërarchie van het systeem van<br />
representatie samengaat met een onderzoek naar de eigenheid van het theater als kunstvorm. De<br />
deconstructie van de formes om zo de forces te kunnen affirmeren, krijgt vorm in een<br />
theatertheorie waarin uitgegaan wordt van de gebondenheid van het theater aan het hier-en-nu, de<br />
fysieke aanwezigheid van acteurs en toeschouwers en het proceskarakter van het theater. Artaud<br />
stelt het principe van representatie ter discussie en plaatst het theatrale lichaam in het centrum<br />
daarvan. Hij legt hiermee de basis voor een nieuwe ontwikkeling binnen het theater die, zoals<br />
later in dit hoofdstuk zal blijken, op veel punten gezien kan worden als een realisatie van de<br />
theorie van het differentiedenken van Deleuze en Derrida.<br />
2.3 Artaud en de performance kunst<br />
Artaud’s Theater van de Wreedheid is in zijn ultieme vorm een onmogelijk theater. Ook Artaud<br />
zelf slaagt er niet in dit theater te verwezenlijken en blijft voornamelijk bij talige omschrijvingen.<br />
Ondanks dat is het Theater van de Wreedheid van grote invloed op de ontwikkeling van het<br />
theater in het vervolg van de twintigste eeuw. Met name op het vlak van de performance kunst –<br />
een kunstvorm die opkomt in de jaren zestig vanuit samenwerkingsverbanden tussen beeldende<br />
kunstenaars, dansers, musici en theatermakers – is de invloed van Artaud duidelijk aanwezig.<br />
Om later in dit onderzoek dieper in te kunnen gaan op de betekenis van het lichaam in de<br />
multitechnologische performance, ga ik in de volgende twee paragrafen kort in op de vraag op<br />
welke wijze Artaud’s theorie van het Theater van de Wreedheid terug te zien is in de<br />
ontwikkeling van het theatrale lichaam binnen de performance kunst 14 . In deze analyse heb ik een<br />
onderscheid gemaakt in twee periodes: van 1960 tot 1975 en van 1975 tot nu 15 . De reden voor dit<br />
onderscheid is dat er binnen deze twee periodes een belangrijk verschil is waar te nemen met<br />
14 Ik gebruik de begrippen performance kunst en experimenteel theater naast elkaar. De reden hiervoor is dat ik me niet<br />
wil beperken tot één specifieke discipline, maar me wil richten op alle artistieke initiatieven waarin gebruik gemaakt<br />
wordt van het theatrale lichaam. In paragraaf 4.1 ga ik hier verder op in.<br />
15 Deze tweedeling ontleen ik aan Philip Auslander die in zijn boek: From Acting to Performance een onderscheid<br />
maakt in de performance kunst van 1964 tot en met 1974 en die van na 1974 (Auslander:1997:62). Omdat het echter<br />
gaat om een geleidelijk proces en er vele verschillende groepen zijn die zich ieder in een ander tempo ontwikkelen, is<br />
de scheidslijn tussen de moderne en de postmoderne performance niet strikt te trekken. Net als voor Joost Raessens is<br />
het onderscheid tussen modern en postmodern voor mij geen historisch, maar een filosofisch onderscheid wat betekent<br />
dat de moderne en de postmoderne performance (of in de context van Raessens’ onderzoek de klassieke en de moderne<br />
film (Raessens:2001:266) naast elkaar kunnen bestaan.<br />
23