16.09.2013 Views

Duidelijke taal - Sardes

Duidelijke taal - Sardes

Duidelijke taal - Sardes

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


2<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


3<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Het bestrijden en voorkomen van onderwijsachterstand<br />

Effectief <strong>taal</strong>onderwijs<br />

Deze brochure is geschreven door de unit Taal van <strong>Sardes</strong> te Utrecht, in<br />

opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.<br />

Colofon:<br />

Tekst: <strong>Sardes</strong>: Jeroen Aarssen, Kees Broekhof, Hans<br />

Cohen de Lara en Miek Hoogbergen<br />

M.m.v.: Hogeschool van Utrecht, CENTO: Maaike Hajer<br />

Illustraties: Wim Stevenhagen (Comic House)<br />

Uitgave van: Procesmanagement Primair Onderwijs<br />

Vormgeving: Faces Reclame & Marketing bv, Veghel<br />

September 2001


4<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

We danken alle scholen en instellingen voor hun bereidwilligheid om ons te<br />

woord te staan. Ook danken we degenen die hebben meegedacht over de<br />

opzet van deze brochure.


5<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 7<br />

Inleiding 9<br />

Hoofdstuk 1 Effectief <strong>taal</strong>onderwijs 11<br />

1.1 De voor- en vroegschoolse periode 11<br />

1.2 De basisschool 14<br />

1.3 Het voortgezet onderwijs 16<br />

1.4 Ouders 18<br />

Hoofdstuk 2 De schoolportretten 21<br />

2.1 Startblokken: <strong>taal</strong> leren door spelactiviteiten 21<br />

2.2 De Babbeldoos: <strong>taal</strong> leren buiten school 25<br />

2.3 Taalmethode en <strong>taal</strong>beleid 29<br />

2.4 Ict in het <strong>taal</strong>onderwijs 33<br />

2.5 Onderwijs in allochtone levende talen 36<br />

2.6 Interactief lezen en schrijven in de basisschool:<br />

werken in onderzoeksgroepen 41<br />

2.7 De internationale kopklas 46<br />

2.8 Bazar: leesbevordering in het vmbo 50<br />

2.9 Werken aan onderwijskansen 53<br />

Hoofdstuk 3 Een stapsgewijze aanpak voor <strong>taal</strong>beleid 59<br />

3.1 Effectief <strong>taal</strong>onderwijs 59<br />

3.2 Lokaal <strong>taal</strong>beleid 62<br />

Literatuur 65<br />

Overzicht van de geïnterviewde scholen en instellingen 69<br />

Andere belangrijke adressen 74


6<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


7<br />

Voorwoord<br />

D u i d e l i j k e t a a l<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

“Zoveel talen iemand spreekt, zoveel malen is hij mens”, schijnt Karel de<br />

Vijfde ooit gezegd te hebben. Jaren geleden sprak ik een Turkse jongere die<br />

mij uitlegde waarom hij in het Nederlands moest spreken als hij over zijn<br />

eigen gevoelens sprak. Het kwam erop neer dat het in zijn gezin niet gebruikelijk<br />

was om over jezelf te praten en dus had hij de woordjes niet tot zijn<br />

beschikking in het Turks. Aan de andere kant bleek hij het Turks nodig te<br />

hebben om mij uit te leggen hoe het ingewikkelde web van zijn familierelaties<br />

in elkaar zat. Waar we in het Nederlands de woorden oomen tante voor<br />

verschillende familierelaties gebruiken, heeft het Turks de mogelijkheid om<br />

daar veel preciezer over te zijn.<br />

Zonder <strong>taal</strong> zijn we nergens. Om onszelf, onze omgeving en anderen te begrijpen<br />

hebben we <strong>taal</strong> nodig. Taal leren we van anderen. Ook al bezitten we<br />

het vermogen tot <strong>taal</strong> vanaf ons ontstaan.<br />

Kader Abdollah leerde Nederlands via de gedichten van Annie M.G.<br />

Schmidt. Hij wist dat te verbinden met oude Perzische tradities. Voor hem<br />

was het de manier om zichzelf te begrijpen in relatie tot zijn nieuwe omgeving.<br />

Voor ons leidde dat tot prachtige Nederlandse literatuur.<br />

Leerkrachten met leerlingen voor wie het Nederlands niet de moeder<strong>taal</strong> is,<br />

staan voor ingewikkelde uitdagingen. Als de leerlingen nog helemaal geen<br />

Nederlands beheersen, worden de meest simpele instructies niet begrepen en<br />

leg je contact met handen en voeten. Als ze aanspreekbaar zijn, blijkt hun beheersing<br />

van het Nederlands te oppervlakkig om aan de ingewikkelde eisen<br />

van de school<strong>taal</strong> te voldoen. Soms voel je je machteloos, maar vaker voedt<br />

het je beroepstrots als ze vooruitgang maken.<br />

Ooit dachten we dat het voldoende zou zijn om kinderen zo snel mogelijk<br />

aanspreekbaar te maken. Inmiddels weten we beter. Scholen met anderstalige<br />

leerlingen moeten fundamentele veranderingen doorvoeren in methodes en<br />

didactiek, schoolorganisatie en samenwerking met de omgeving om hun leerlingen<br />

te helpen het Nederlands als tweede <strong>taal</strong> te leren. In sommige scholen<br />

en wijken is dat een haast onmenselijke opgave omdat de leerkracht de enige<br />

is met wie de kinderen in het Nederlands communiceren. Die leerlingen ont-


8<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

breekt het bovendien aan ‘kennis van de wereld’: zij leren het woordje zee<br />

maar hebben de zee nog nooit gezien. Juist die scholen hebben een omgeving<br />

nodig die medeverantwoordelijkheid neemt door ook in niet-schoolse omgevingen<br />

te werken aan <strong>taal</strong>ontwikkeling.<br />

In deze brochure vindt u inspirerende voorbeelden van werken aan <strong>taal</strong>. U<br />

zult zien dat de methode ertoe doet, maar dat de kwaliteit van de leerkracht<br />

het grootste verschil van de wereld kan maken. Ik hoop van harte dat deze<br />

voorbeelden ook betekenisvol zijn in uw eigen praktijk. Kijk aan de hand van<br />

deze brochure nog eens goed naar uw eigen <strong>taal</strong>onderwijs, praat met collega’s<br />

binnen en buiten de school en besef hoezeer ú verschil kunt maken in de<br />

kansen van kinderen.<br />

Jantine Kriens<br />

Landelijke procesmanager onderwijskansen


9<br />

Inleiding<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Taalonderwijs is een belangrijk aandachtspunt in het onderwijskansenbeleid.<br />

Zowel in het beleid als in de onderwijspraktijk houden velen zich bezig met<br />

de vraag hoe het <strong>taal</strong>onderwijs op school en in voorzieningen buiten school<br />

versterkt kan worden. Uit onderzoek komt steeds meer informatie naar voren<br />

over ‘wat werkt’ in de praktijk. Een goed voorbeeld op de ene school vindt<br />

echter niet vanzelfsprekend zijn weg naar de andere. Het Ministerie van Onderwijs,<br />

Cultuur en Wetenschappen heeft daarom aan <strong>Sardes</strong> gevraagd een<br />

brochure samen te stellen met een aantal praktijkvoorbeelden van effectief<br />

<strong>taal</strong>onderwijs, zodat zoveel mogelijk scholen en andere instellingen hun<br />

voordeel kunnen doen met diverse effectieve aanpakken waarmee de afgelopen<br />

jaren in het <strong>taal</strong>onderwijs ervaring is opgedaan.<br />

Deze brochure is vooral bedoeld voor beroepskrachten in voorschoolse voorzieningen<br />

en in het primair en voortgezet onderwijs. Wij hopen dat de inzichten<br />

uit onderzoek en de concrete praktijkvoorbeelden hen zullen inspireren<br />

om hun eigen manier van werken eens met andere ogen te bekijken. Wat<br />

doen we goed? Wat kan beter? Hoe moeten we dat aanpakken? Op deze vragen<br />

hopen we in deze brochure een antwoord te geven.<br />

Ook voor beleidsmakers zal de brochure nuttig zijn. Vooral op gemeentelijk<br />

beleidsniveau, waar men vaak belang hecht aan een doorgaande lijn in het<br />

beleid, kan een beargumenteerde beschrijving van de belangrijkste elementen<br />

van een goede doorgaande lijn in het <strong>taal</strong>onderwijs, met concrete voorbeelden<br />

van uitwerkingen, van goed van pas komen.<br />

Het eerste hoofdstuk beschrijft recente inzichten uit onderzoek naar de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

van kinderen. Het accent ligt hierbij op de doorgaande lijn van<br />

de voorschoolse leeftijd tot en met de periode van het voortgezet onderwijs.<br />

Ook wordt gewezen op het vitale belang van het gedrag van de beroepskracht<br />

(peuterspeelzaalleidster of leerkracht). Duidelijk wordt, dat kinderen in alle<br />

leeftijdsgroepen gebaat zijn bij vormen van interactie die het denken en de<br />

<strong>taal</strong>ontwikkeling stimuleren. Dit aspect van het <strong>taal</strong>onderwijs overstijgt de<br />

leeftijdsgerichte programma’s die beschreven worden in het tweede hoofdstuk<br />

en krijgt daarom in hoofdstuk 1 extra aandacht. Beroepskrachten krijgen<br />

concrete suggesties aangereikt om te zorgen voor stimulerende interacties


10<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

met en tussen kinderen. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van een aantal<br />

concrete praktijkvoorbeelden van effectief <strong>taal</strong>onderwijs in de voorschoolse<br />

periode, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Alle portretten hebben<br />

dezelfde globale structuur: er wordt beschreven waaruit de aanpak bestaat,<br />

hoe de aanpak tot stand is gekomen, welke resultaten er worden geboekt<br />

en waarop men moet letten als men deze aanpak in de eigen school of<br />

instelling wil invoeren.<br />

Het derde hoofdstuk beschrijft hoe de school, mede op basis van de informatie<br />

in de twee voorgaande hoofdstukken, stapsgewijs kan werken aan het tot<br />

stand brengen en uitvoeren van effectief <strong>taal</strong>beleid.<br />

Ten slotte is voor scholen en instellingen die meer informatie willen hebben ove r<br />

individuele projecten of producten een lijst opgenomen met contactadressen.


11<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Hoofdstuk 1 Effectief <strong>taal</strong>onderwijs<br />

Scholen doen veel moeite om hun <strong>taal</strong>onderwijs voor Nederlandse en<br />

allochtone achterstandsleerlingen effectiever te maken. De ene school slaagt<br />

daar echter veel beter in dan de andere (Emmelot, Schooten & Timman,<br />

2001). Dit verschil in effectiviteit kan verklaard worden vanuit twee typen<br />

onderzoek: onderzoek naar algemene kenmerken van de effectieve school en<br />

– meer specifiek – onderzoek naar de effectieve vormen van <strong>taal</strong>onderwijs.<br />

Uit onderzoek naar algemene kenmerken van effectieve scholen (ESI team,<br />

2000) komt een aantal belangrijke gemeenschappelijke kenmerken naar vo re n :<br />

- de school heeft een deskundige leiding<br />

- het gehele team is het eens over de doelen en uitgangspunten van het<br />

onderwijs<br />

- de school heeft een krachtig onderwijsprogramma<br />

- de leraren hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen<br />

- de school toetst de prestaties van de leerlingen regelmatig<br />

Uit deze algemene kenmerken kan afgeleid worden dat een school die leerlingen<br />

goed Nederlands wil leren, het <strong>taal</strong>onderwijs eensgezind en resultaatgericht<br />

zal moeten vormgeven. Scholen die hiermee willen beginnen kunnen<br />

daarbij gebruik maken van bestaande ervaringen, want er is inmiddels veel<br />

bekend over succesvolle aanpakken. Hieronder volgt een beknopt overzicht<br />

van ‘wat werkt’.<br />

1 . 1 D e v o o r - e n v r o e g s c h o o l s e p e r i o d e<br />

De waarde van vroege <strong>taal</strong>stimulering wordt algemeen erkend. Daarom is het<br />

van groot belang dat zoveel mogelijk achterstandskinderen peuterspeelzalen<br />

bezoeken die hier veel aandacht aan besteden. De kwaliteit van <strong>taal</strong>stimulering<br />

wordt vooral bepaald door de volgende drie elementen:<br />

- de juiste accenten in het stimuleringsprogramma<br />

- uitdagende situaties<br />

- intensieve interactie (tussen leidsters en kinderen en tussen kinderen<br />

onderling)


12<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Accenten<br />

Kinderen met een <strong>taal</strong>achterstand profiteren het meest van <strong>taal</strong>stimulering als<br />

het accent ligt op de ontwikkeling van woordenschat en verhaalbegrip. Dit<br />

zijn de onderdelen waarmee deze leerlingen de meeste moeite hebben en die<br />

ze het hardst nodig hebben in hun schoolloopbaan. Om de teksten die zij<br />

krijgen op de basisschool en in het voortgezet onderwijs te kunnen begrijpen<br />

moeten ze immers over een grote woordenschat beschikken (aan het eind van<br />

de basisschool zo’n 15.000 woorden) en een goed inzicht in tekststructuur<br />

hebben ontwikkeld. Voor dat laatste kan de peuterspeelzaal een basis leggen<br />

met behulp van prentenboeken, die gebruikt kunnen worden om het verhaalbegrip<br />

bij kinderen te stimuleren (Mason, 1992; Sulzby & Teale, 1991).<br />

Een ander belangrijk accent is het bevorderen van de mondelinge <strong>taal</strong>ontwikkeling.<br />

Dit is niet alleen een doel op zich, maar het heeft ook een positief<br />

effect op latere prestaties bij begrijpend lezen. Stimulerende gesprekken met<br />

kinderen, bijvoorbeeld in spel of bij het oplossen van vragen, vergroten<br />

namelijk het <strong>taal</strong>begrip dat nodig is bij begrijpend lezen (Leseman en De<br />

Jong, 2000). De inzet waarmee kinderen aan dit soort gesprekken deelnemen<br />

(en daarmee ook het effect), hangt af van de situatie: hoe uitdagender die is,<br />

hoe groter de kans dat alle kinderen een actieve bijdrage willen leveren.<br />

Uitdagende situaties<br />

Kinderen vinden het spannend en uitdagend om in spel hun fantasie uit te<br />

leven. Dit soort situaties biedt veel kansen om de <strong>taal</strong>- en de denkontwikkeling<br />

te stimuleren. De leidster moet de kinderen dan wel prikkelen om te<br />

praten over wat er tijdens het spel in hun hoofd omgaat. Dat kan op een<br />

natuurlijke manier door met de kinderen mee te spelen. In deze brochure


13 <strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

laat het portret van De Loopplank zien hoe het klassieke idee ‘spelen is leren’<br />

- dat al te vinden is bij Pestalozzi, Fröbel en Montessori - ingezet kan<br />

worden bij achterstandskinderen (zie Janssen-Vos en Pompert, 2001). Het<br />

portret van De Babbeldoostoont aan dat dit ook mogelijk is in de buitenschoolse<br />

opvang.<br />

Bij spelsituaties die zich goed lenen om de <strong>taal</strong>ontwikkeling te stimuleren<br />

gaat het niet alleen om poppenspel, toneelspel en dergelijke. Ook het spelen<br />

aan de zandtafel, bij het kleien of in de bouwhoek kan aangegrepen worden<br />

om kinderen op een stimulerende manier met <strong>taal</strong> bezig te laten zijn. Vragen<br />

als Zou deze toren nog hoger kunnen? en Zullen we eens kijken of dit blok ook<br />

blijft drijven?zijn het begin van gesprekken met kinderen waarin hun denken<br />

en <strong>taal</strong> allerlei impulsen krijgen.<br />

Ook het behandelen van prentenboeken is een goed middel om de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

van kinderen te bevorderen (Verhoeven en Aarnoutse, 2000).<br />

Vooral verhalen met veel spannende elementen, onverwachte gebeurtenissen<br />

en komische momenten houden de aandacht van kinderen goed vast en<br />

prikkelen hen om er van alles over te vragen en te zeggen. Het behandelen<br />

van prentenboeken is daarmee een krachtig instrument om verhaalbegrip,<br />

mondelinge <strong>taal</strong> en woordenschat te ontwikkelen. Maar ook hier geldt dat de<br />

leerwinst afhangt van de manier waarop leidsters en leerkrachten met de<br />

kinderen praten. Met andere woorden: de effectiviteit van <strong>taal</strong>stimulering, in<br />

welke situatie dan ook, hangt vooral af van de kwaliteit van de interactie.<br />

Interactie<br />

Wat bepaalt de kwaliteit van de interactie? Dickinson en Smith (1994) en De<br />

Temple en Sn ow (2001) beantwoorden deze vraag voor het behandelen va n<br />

een prentenboek. Dat blijkt in het ene geval veel meer op te leveren voor de<br />

<strong>taal</strong>ontwikkeling dan in het andere. Positieve effecten treden vooral op als er<br />

sprake is van ‘child involved analytic talk’, dat wil zeggen: gesprekken die het<br />

denken van de kinderen stimuleren. Het blijkt bijvoorbeeld dat vragen als<br />

Wat zou jij doen als …? Waarom vindt hij dat vervelend? Waarom denk je dat<br />

hij dat doet?de <strong>taal</strong>ontwikkeling veel sterker bevorderen dan vragen als Wat is<br />

dat? Wat zie je op dit plaatje? Waar zie je een varkentje?Het eerste type vragen<br />

stimuleert overigens niet alleen de <strong>taal</strong>ontwikkeling het best, maar ook de<br />

denkontwikkeling. Die combinatie is precies wat deze aanpak zo effectief<br />

maakt: als de stimulering van de <strong>taal</strong> en het denken hand in hand gaan,<br />

l e ve rt dat voor beide gebieden het meeste op (Dwye r, e.a., 2000). De Mu l t a t ulischool,<br />

die in deze bro c h u re is geport re t t e e rd, brengt deze aanpak in praktijk<br />

door principes van de denktraining L e e r K ra c h tin <strong>taal</strong>stimulering te integre re n .


14<br />

1 . 2 D e b a s i s s c h o o l<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Uit het bovenstaande blijkt dat de inzet van stimuleringsprogramma’s alleen<br />

niet voldoende is. Succes is vooral het resultaat van de deskundigheid van<br />

leidsters en leerkrachten om bij kinderen ‘het onderste uit de kan te halen’.<br />

Het is raadzaam om dat bij het lezen van de portretten in deze brochure in<br />

gedachten te houden. Een programma biedt een kader, methodische<br />

uitgangspunten en materialen, maar het is uiteindelijk de leidster of de<br />

leerkracht die door interactie met het kind resultaten moet zien te behalen.<br />

De <strong>taal</strong>ontwikkeling van kinderen krijgt de beste kansen als de lijn uit de<br />

voor- en vroegschoolse periode in de basisschool wordt doorgezet. Dat betekent<br />

dat dezelfde accenten in de <strong>taal</strong>stimulering steeds weer terug moeten<br />

komen: woordenschatstimulering en begrijpend lezen (de voortzetting van<br />

het begrijpend luisteren).<br />

Mutluluk<br />

Woordenschatstimulering is vooral belangrijk voor allochtone kinderen, die<br />

gemiddeld over een veel kleinere Nederlandstalige woordenschat beschikken<br />

dan autochtone Nederlandse kinderen. Om dit effectief aan te pakken, is een<br />

goede samenwerking tussen de Nederlandse leerkracht en de OALT-leerkracht<br />

essentieel. Het volgende voorbeeld (uit Cohen de Lara e.a., 1999)<br />

maakt dit duidelijk. Als Marokkaanse leerlingen het Tarifit-woord koezina<br />

(keuken) al hebben geleerd en dus al weten wat een keuken is, hoeft de<br />

Nederlandse leerkracht niet lang stil te staan bij het begrip keuken. De<br />

Marokkaanse leerlingen hoeven dan alleen nog te leren dat je zoiets in het<br />

Nederlands keukennoemt. Maar dan moeten de leerkrachten natuurlijk wel<br />

van elkaar weten dat dit begrip in de lessen aan de orde komt.<br />

Het leren van het Nederlands wordt door de afstemming met OALT niet<br />

alleen efficiënter, het wint ook aan kwaliteit. Turkse leerlingen kunnen<br />

bijvoorbeeld leren dat het Nederlandse woord gelukmeerdere betekenissen<br />

heeft, als ze van de Turkse leerkracht horen dat het Turks voor deze betekenissen<br />

verschillende woorden heeft: mutluluk(een aangename situatie, bijvoorbeeld<br />

huiselijk geluk) en sans(succes, bijvoorbeeld: geluk in de loterij).<br />

In het portret van de Jules Verneschool wordt beschreven hoe deze zogenoemde<br />

‘ondersteunende functie’ van OALT in de praktijk vorm kan krijgen.<br />

Woordenschatstimulering in het kader van <strong>taal</strong>ondersteuning kan een nuttig<br />

onderdeel zijn van een longitudinale lijn voor woordenschatonderwijs.


15<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Voor succesvol <strong>taal</strong>onderwijs aan achterstandsleerlingen is zo’n lijn onontbeerlijk<br />

(zie o.a. Appel en Vermeer; 1997; Verhallen en Verhallen, 1994).<br />

Gelukkig zijn er inmiddels diverse <strong>taal</strong>methoden op de markt waarin die<br />

woordenschatlijn is uitgewerkt.<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

Wat voor de voor- en vroegschoolse periode werd benadrukt, geldt ook hier:<br />

uiteindelijk is niet de kwaliteit van het programma of de methode doorslaggevend<br />

voor leerresultaten, maar de kwaliteit van de interactie in de klas. Om<br />

de prestaties van de leerlingen te verbeteren, zal daarom in veel gevallen ook<br />

deskundigheidsbevordering van leerkrachten nodig zijn. Op het punt van<br />

woordenschatonderwijs zijn hiervoor inspirerende suggesties te vinden bij<br />

Verhallen en Verhallen (1994) en voor de kwaliteitsverbetering van de interactie<br />

over de hele breedte in Verhallen en Walst (2001). Leerkrachten blijken<br />

overigens ook goed van elkaar te kunnen leren door middel van ‘peer<br />

coaching’, waarbij leerkrachten elkaar in de klas observeren en elkaar op basis<br />

daarvan suggesties geven voor verbetering.<br />

Begrijpend lezen<br />

Bij onderwijs in begrijpend lezen gaat het erom om met leerlingen op een<br />

enthousiasmerende en prikkelende manier over teksten te praten en om ook<br />

tussen leerlingen onderling discussies over teksten goed op gang te brengen.<br />

Fielding en Pearson hebben dat in 1994 nog eens duidelijk onderstreept in<br />

een meta-onderzoek waarin ze de uitkomsten van zo’n tachtig studies met elkaar


16<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

1 . 3 H e t v o o r t g e z e t o n d e r w i j s<br />

vergeleken: het blijkt steeds weer te gaan om veel interactie die het denken van<br />

de leerlingen stimuleert. Het portret van De Rolpaal laat zien hoe dat kan en<br />

welke rol informatie- en communicatietechnologie hierbij kan spelen.<br />

Onderwijs in begrijpend lezen hoeft overigens niet beperkt te worden tot de<br />

<strong>taal</strong>lessen. Ook in de zaakvakken kan gewerkt worden aan begrijpend lezen.<br />

Er zijn zelfs scholen die daar het zwaartepunt van hun leesonderwijs leggen,<br />

zoals het portret van De Prinsehaghe laat zien. Het werken met informatieve<br />

teksten blijkt een uitstekend uitgangspunt te zijn om het begrijpend lezen<br />

van de leerlingen op een hoger plan te brengen. Leerlingen die zelf op zoek<br />

gaan naar antwoorden op hun vragen zijn zeer gemotiveerd om informatie<br />

uit teksten (boeken, tijdschriften, internet) te halen (Guthrie e.a., 1996).<br />

Ook dit type onderwijs werkt het best als er veel interactie aan te pas komt:<br />

leerkrachten die de leerlingen op weg helpen en leerlingen die samenwerken<br />

om tot oplossingen te komen. Mercer (1995) wijst erop hoe belangrijk de rol<br />

van de leerkracht hierbij is: hij of zij moet de leerlingen met prikkelende<br />

(‘socratische’) vragen aan het denken zetten en hun zoveel mogelijk ruimte<br />

geven om met eigen ideeën en interpretaties te komen.<br />

Deze vorm van onderwijs, die wel <strong>taal</strong>gericht zaakvakonderwijs wordt genoemd,<br />

krijgt steeds meer aandacht in de basisschool. Dat is terecht, want de<br />

<strong>taal</strong>achterstanden van leerlingen zijn soms zo groot dat een school alle mogelijkheden<br />

moet gebruiken om die weg te werken: niet alleen in de <strong>taal</strong>- en<br />

leeslessen dus, maar ook bij de andere vakken.<br />

Het aantal achterstandsleerlingen dat doorstroomt naar het havo/vwo kan<br />

groeien als de <strong>taal</strong>stimulering in de voor- en vroegschoolse periode en in de<br />

basisschool wordt versterkt. Voor allochtone leerlingen kan daarnaast een<br />

extra jaar in een zogenaamde Kopklas (zie het portret verderop in deze brochure)<br />

ervoor zorgen dat zij beter voorbereid, en dus met een grotere kans op<br />

succes, de overstap naar hogere vormen van voortgezet onderwijs maken. Dat<br />

blijkt uit het verhaal van de Utrechtse kopklasleerling die, na tienen (!)<br />

gehaald te hebben in het schoolonderzoek havo, doorging naar een hboopleiding<br />

journalistiek.<br />

Ondanks deze successen zitten de meeste leerlingen met achterstanden nu<br />

nog op het vmbo. Docenten op deze scholen hebben de laatste jaren op dive r s e<br />

manier geprobeerd om de <strong>taal</strong>achterstanden van deze leerlingen aan te pakken<br />

en te verkleinen. In eerste instantie zocht men de oplossing in nieuwe


17<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

methoden Nederlands: methoden die veel aandacht besteden aan woordenschat<br />

en begrijpend lezen. Dat was een behoorlijke stap vooruit, want dit zijn<br />

- zoals we eerder zagen - precies de onderdelen waar achterstandsleerlingen<br />

moeite mee hebben. Toch bleek het gebruik van deze methoden onvo l d o e n d e<br />

op te leve ren. De meeste leerlingen hielden problemen met het begrijpen van<br />

ingewikkelde teksten en van instructie bij de verschillende vakken.<br />

De volgende stap was daarom om bij de vakken zèlf extra aandacht te besteden<br />

aan de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van de lessen, onder meer door in<br />

de vaklessen het Posterproject(woordenschatprogramma) in te voeren en een<br />

vast stramien voor het behandelen van teksten af te spreken.<br />

Taaldoelen<br />

Ondanks de goede effecten van deze vernieuwingen, wordt duidelijk dat er<br />

meer nodig is om de <strong>taal</strong>achterstanden van vmbo-leerlingen aan te pakken.<br />

Om de vaklessen hierbij optimaal te gebruiken, moet in die lessen niet alleen<br />

rekening gehouden worden met de <strong>taal</strong>achterstand van leerlingen, maar<br />

kunnen de lessen ook ingezet worden voor het we g we rken van die achterstand.<br />

Scholen zoals het Vader Rijn College laten zich hierbij inspireren door een<br />

succesvolle Amerikaanse aanpak, ‘the content based approach’ (Snow en<br />

Brinton, 1997). Kenmerkend voor deze benadering is, dat vakdoelen èn<br />

<strong>taal</strong>doelen gelijktijdig worden nagestreefd. Dit betekent bijvoorbeeld dat een<br />

vakleerkracht bij leerlingen inzicht ontwikkelt in de oorzaken van milieuverontreiniging<br />

door ze hierover met elkaar te laten discussiëren, ze te ondersteunen<br />

om op een doelgerichte manier - in teksten of op het internet - naar<br />

informatie te zoeken en samen met hen een stramien te ontwikkelen om<br />

hierover op een begrijpelijke manier te rapporteren. Het mes snijdt zo aan<br />

t wee kanten: leerlingen raken beter thuis in het onderwerp en ontwikkelen<br />

t e g e l i j k e rtijd allerlei <strong>taal</strong>va a rdigheden die ze in alle vakken hard nodig hebben.<br />

Samenwerkend leren<br />

Voor dit ‘<strong>taal</strong>gericht vakonderwijs’ (een voortzetting van het <strong>taal</strong>gericht zaakvakonderwijs<br />

op de basisschool dat eerder aan de orde kwam) geven Hajer,<br />

Meestringa en Miedema (2000) een overzicht van allerlei verschillende werkvormen.<br />

Die variëteit is hard nodig: alleen het lezen van een tekst en het<br />

luisteren naar de uitleg van de leerkracht – nu nog vaak de kern van een<br />

vakles – is voor veel leerlingen volstrekt onbevredigend. Ze begrijpen de<br />

uitleg niet en de tekst is voor hen een ondoordringbaar oerwoud met veel<br />

onbekende woorden. Daarom pleiten Hajer c.s. voor de inzet van bijvoorbeeld<br />

audiovisuele middelen, experimenten en demonstraties. Leerlingen


18<br />

1 . 4 O u d e r s<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

krijgen daarmee een beter inzicht in het onderwerp en hebben meer kansen<br />

om hun <strong>taal</strong>vaardigheid te ontwikkelen. Ze worden in zo’n rijke context<br />

immers meer uitgedaagd om met elkaar te overleggen, om op zoek te gaan<br />

naar informatie en om verslagen te maken, dan in de situatie waarin ze alleen<br />

een tekst en wat theoretische uitleg krijgen.<br />

Een van de meest werkzame bestanddelen van <strong>taal</strong>gericht vakonderwijs is het<br />

laten samenwerken van leerlingen. Meestringa (2000) pleit er zelfs voor om<br />

hiervoor ongeveer de helft van de lestijd te reserveren. Het praktijkboek van<br />

Ebbens e.a. (1996) geeft goede aanwijzingen over de wijze waarop leraren<br />

deze samenwerking kunnen stimuleren. Daaruit blijkt overigens duidelijk dat<br />

de rol van de leraar onmiskenbaar meer is dan die van ‘regelaar’ van het<br />

groepsproces. Samenwerkend leren is het meest effectief als de leraar het<br />

groepswerk voedt met stimulerende vragen en aanvullende informatie. Een<br />

inhoudelijke inbreng is dus essentieel. Er is inmiddels een overtuigende hoeveelheid<br />

onderzoek (zie onder meer Mercer, 1995 en Granott en Gardner,<br />

1994) die aantoont dat puur zelfstandig werk (individueel of in groepen) in<br />

de meeste gevallen veel te weinig oplevert, zeker voor achterstandsleerlingen.<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

Voor de meeste leraren betekent het geven van <strong>taal</strong>gericht vakonderwijs een<br />

behoorlijke koerswijziging in hun lespraktijk, die zonder scholing en begeleiding<br />

niet makkelijk is te realiseren. Net als in de voor- en vroegschoolse periode<br />

en in de basisschool, is ook het <strong>taal</strong>onderwijs in het voortgezet onderwijs<br />

niet substantieel te verbeteren zonder deskundigheidsbevordering van de<br />

docenten. Alleen met deskundige docenten, die gebruik maken van goede<br />

methodieken en goede materialen - zoals beschreven in deze brochure - kan<br />

een school erin slagen om een ‘<strong>taal</strong>gevoelige’ school te worden (Miedema,<br />

2000): een school die niet alleen in de lessen Nederlands, maar door het hele<br />

curriculum heen, de kansen benut om bij hun leerlingen de ontwikkeling<br />

van het Nederlands te stimuleren.<br />

Een kort woord over de rol van de ouders. Uit de schoolportretten blijkt dat<br />

scholen veel belang hechten aan een goed contact met de ouders en dat zij<br />

ouders bij diverse activiteiten betrekken. De Jules Verneschool spreekt zelfs<br />

van de ‘gouden driehoek’ van school - kind - ouders. Een dergelijke expliciete<br />

aandacht voor de ouders is een goede zaak, want de betrokkenheid van


19<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

ouders is een aanwijsbare factor in het schoolsucces van kinderen.<br />

Met betrekking tot de <strong>taal</strong>ontwikkeling van kinderen is er voor ouders in de<br />

voorschoolse periode en in het basisonderwijs een sterkere rol weggelegd dan<br />

in het voortgezet onderwijs. In de voorschoolse periode valt de meeste winst<br />

te boeken. Er zijn voor deze periode diverse landelijke programma’s voor kinderen<br />

die risico lopen een <strong>taal</strong>achterstand op te lopen. Bij sommige daarvan<br />

zijn de ouders (met name de moeders) betrokken als actieve uitvoerders.<br />

Voorbeelden van deze zogenoemde gezinsgerichte programma’s zijn de Stapprojecten,<br />

waarmee met name op de kortere termijn positieve resultaten<br />

worden geboekt, ondanks diverse belemmerende factoren bij de uitvoering<br />

(Leseman, 2000). Om de positieve effecten ook op de langere termijn vast te<br />

houden lijkt extra aandacht voor de kinderen op de basisschool noodzakelijk.<br />

Voorbeeldgedrag<br />

Op de basisschool wordt de <strong>taal</strong>ontwikkeling van de kinderen de formele<br />

verantwoordelijkheid van de school. De school kan de ouders daar op<br />

verschillende manieren bij betrekken, met name in de vorm van voorlichting<br />

via informatiebijeenkomsten, nieuwsbrieven of de schoolgids. De school kan<br />

ouders bijvoorbeeld wijzen op het belang van voorlezen voor de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

van het kind. Dat is vooral zinvol als ouders daarbij ook tips krijgen<br />

over de wijze waarop zij interactief kunnen vo o r l ezen (zie het eerder genoemde<br />

voorbeeld van ‘child involved analytic talk’). Ook kan de school ouders<br />

wijzen op het belang van voorbeeldgedrag (zelf lezen en daarover praten met<br />

huisgenoten) en op de talloze mogelijkheden die allerlei dagelijkse situaties<br />

bieden om spelenderwijs met kinderen over <strong>taal</strong> te praten. Uit de schoolportretten<br />

blijkt dat veel scholen hun <strong>taal</strong>onderwijs, of zelfs het hele onderwijs,<br />

thematisch inrichten. Wat is eenvoudiger dan de ouders van te voren te laten<br />

weten dat in de komende weken ‘het menselijk lichaam’ in de lessen centraal<br />

zal staan en ouders tegelijkertijd te vragen daar thuis eens op in te gaan in<br />

situaties die zich daar goed voor lenen (bijvoorbeeld in bad, of bij het aan-<br />

en uitkleden)?<br />

Blijven stimuleren<br />

In het voortgezet onderwijs zijn de mogelijkheden om ouders bij de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

van kinderen te betrekken beperkter. De sturende rol van de<br />

ouders neemt in deze periode sowieso af, ten gunste van de ontwikkeling<br />

van de eigen identiteit en de autonomie van het kind (Van den Boom,<br />

1999). Ouders zijn in deze periode dan ook minder direct betrokken, en<br />

worden bijvoorbeeld op school uitgenodigd als toeschouwer bij een poëzie-


20<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

of vertelfestival. Dat neemt echter niet weg dat ouders ook bij deze leeftijdsgroep<br />

een stimulerende rol kunnen blijven spelen, bijvoorbeeld door<br />

voorbeeldgedrag en door gesprekken.


21<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Hoofdstuk 2 De schoolportretten<br />

Dit hoofdstuk laat aan de hand van negen portretten zien hoe scholen in de<br />

praktijk bezig zijn om hun <strong>taal</strong>onderwijs te verbeteren. De scholen zijn<br />

geselecteerd om een zo breed mogelijk palet te laten zien van aanpakken in<br />

deelaspecten van het <strong>taal</strong>onderwijs, variërend van spelstimulering in de vooren<br />

vroegschoolse periode tot leesbevordering in het voortgezet onderwijs.<br />

2 . 1 S t a r t b l o k k e n : t a a l l e r e n d o o r s p e l a c t i v i t e i t e n<br />

De christelijke basisschool De Loopplank in Zaandam telt 220 leerlingen,<br />

waarvan 180 allochtonen. Meer dan tweederde van de allochtone leerlingen<br />

is van Turkse afkomst. De school werkt nauw samen met Het Touwladdertje,<br />

een peuterspeelzaal-plus, die binnen de school is gehuisvest.<br />

Veilig en stimulerend<br />

De Loopplank werkt volgens de methodiek van ontwikkelingsgericht onderwijs.<br />

Een van de uitgangspunten van dit onderwijs is het individuele kind<br />

met zijn of haar mogelijkheden en moeilijkheden. Een kind kan pas groeien<br />

en zich ontwikkelen als het zich gekend en gerespecteerd weet. Dat betekent<br />

dat de directe omgeving (de groep en de school) veilig en stimulerend moet<br />

zijn. De sfeer waarin een kind opgroeit is van groot belang voor de ontwikkeling<br />

tot volwaardig mens. “Daarom vinden wij een vriendelijk en veilig<br />

klimaat met orde en regelmaat heel belangrijk”, zegt directeur Alida Joachim.<br />

Voor veel peuters en jonge kleuters is het nog moeilijk om zich in het Nederlands<br />

uit te drukken. Driekwart van de peutergroep is niet of nauwelijks<br />

vertrouwd met de Nederlandse <strong>taal</strong>. Deze kinderen worden op school opgevangen<br />

in hun eigen <strong>taal</strong>. “Op deze manier leren kinderen beter Nederlands<br />

spreken”, stelt Alida Joachim, “Turkse kinderen die vanaf hun vierde<br />

gedwongen worden om alleen Nederlands te spreken zullen zich onveilig<br />

voelen en geen open leerhouding ontwikkelen. Pas als een kind zich veilig<br />

voelt kan het zich ontwikkelen.” Daarom zijn er in de peuterspeelzaal en in<br />

de groepen 1 tot en met 3 tweetalige klassenassistenten aanwezig. Die kunnen<br />

een brug slaan tussen de kinderen en de peuterleidsters of leerkrachten.


22<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Ook kunnen zij de kinderen spelenderwijs Nederlandse woorden aanleren.<br />

Vanaf groep 1 krijgt de eigen <strong>taal</strong> binnen de school een plaats binnen het<br />

OALT-onderwijs. Op De Loopplank we rken twee OA LT- l e e rkrachten. De<br />

l e e rkracht in groep 1 tot en met 4 is in de klas aanwezig en kan zo beoord e l e n<br />

welke kinderen hij het beste kan ondersteunen. De leerlingen van groep 5 tot<br />

en met 8 krijgen buiten schooltijd les in de eigen <strong>taal</strong>.<br />

Startblokken als basis<br />

Het project Startblokkenis een belangrijk element in het beleid van de school<br />

om de kansen van jonge kinderen te vergroten. Startblokkenis bedoeld voor<br />

peuters en wordt gecombineerd met Basisontwikkelingvoor groep 1 en 2, dat<br />

volgens dezelfde uitgangspunten werkt. Binnen de school verwijst men met<br />

de benaming Startblokkennaar de gecombineerde aanpak voor de peuters tot<br />

en met groep 2. Het project heeft als doel de ontwikkeling van kinderen, met<br />

name de <strong>taal</strong>ontwikkeling, te stimuleren via diverse spelactiviteiten rond<br />

thema's.<br />

Binnen St a rt b l o k k e nzorgen kinderen en leerkrachten voor veel interessante en<br />

o n t w i k k e l i n g s b e vo rd e rende activiteiten. De peuterleidster en de leerk r a c h t e n<br />

bepalen de thema’s, die zoveel mogelijk echte situaties weerspiegelen. Een<br />

thema duurt zes weken. Bij ieder thema wordt een <strong>taal</strong>aanbod bedacht dat de<br />

basis vormt voor spel- en leeractiviteiten. Voor de jongste kinderen is het<br />

spelen met zand en water heel belangrijk en niet meer weg te denken.<br />

Kinderen doen ook nieuwe ervaringen op met rollenspel en met constructief<br />

spel. Daarbinnen is men ook heel bewust met <strong>taal</strong> bezig: samen praten,<br />

boekjes lezen en platen bekijken. Bij de activiteiten wordt zowel gedrukte als<br />

geschreven <strong>taal</strong> gebruikt.<br />

De activiteiten op het gebied van <strong>taal</strong> en beginnende geletterdheid worden<br />

voortgezet in groep 1 en 2. Ook hier worden samen boekjes gelezen en er<br />

vinden naar aanleiding van verhalen gesprekjes plaats tussen de leerkracht en<br />

de kinderen. Kinderen maken zelf teksten door woorden te knippen, te plakken<br />

en te stempelen. Zo raken ze al bekend met allerlei aspecten van geschreven<br />

<strong>taal</strong> voordat het ‘echte’ leren lezen in groep 3 begint. Ze leren bijvoorbeeld<br />

spelenderwijs dat letters woorden vormen, dat woorden een betekenis<br />

hebben en dat je tekst moet lezen van links naar rechts.<br />

In groep 3 tot en met 8 wordt vo o rt g e b o u wd op wat de kinderen in de kleuterg<br />

roepen hebben geleerd. Dat betekent dat de kinderen blijven werken aan de<br />

hand van thema’s. Ze krijgen opdrachten die passen bij hun denkniveau en<br />

bij de vaardigheden waar ze aan toe zijn. Een kind wordt beoordeeld op wat<br />

het al kan, en niet op wat het nog niet kan. Door zoveel mogelijk aan te slui-


23<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

ten bij de interesse van de kinderen, worden ze toch gestimuleerd iedere keer<br />

een stapje verder te komen. Alida Joachim: “Een kind dat graag voetbalt,<br />

maar moeite heeft met schrijven, wordt meer uitgedaagd als het mag schrijve n<br />

over een voetbalwedstrijd. Die relatie met de eigen ervaring is voor het leren<br />

erg belangrijk.”<br />

Ouders<br />

De Loopplank organiseert door het jaar heen verschillende activiteiten en<br />

overlegmomenten om een goede band met de ouders te onderhouden. “Een<br />

goede verstandhouding met de ouders vinden wij heel belangrijk omdat we<br />

als het ware partners zijn in de zorg voor kinderen”, zegt Alida Joachim. Er<br />

zijn koffie-ochtenden ingevoerd om allerlei zaken op een informele manier<br />

met elkaar te bespreken. Huisbezoeken zijn daar een goede aanvulling op.<br />

Verschillende keren per jaar verzorgt de school bovendien ouderbijeenkomsten,<br />

die druk worden bezocht: een opkomst van honderd ouders is geen<br />

uitzondering. Daar wordt bijvoorbeeld ook gesproken over de wijze waarop<br />

ouders de <strong>taal</strong>ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren. Ook zijn er<br />

ouders die zelf meehelpen bij activiteiten. Zo gaan ze mee met uitstapjes die<br />

de school organiseert in het kader van het werken aan een thema.<br />

Een eigen visie<br />

Een aantal jaren geleden maakte Alida Joachim deel uit van de Commissie<br />

Van Eijndhoven, die het kabinet heeft geadviseerd over klassenverkleining.<br />

Door de contacten met wetenschappers en beleidsmakers over de vo o r s c h o o l s e<br />

periode groeide bij haar het idee om vanuit de school meer aandacht te<br />

besteden aan de voorschoolse periode. “Doordat je uit de school komt”,<br />

vertelt Joachim, “neem je afstand en ontstaat er meer ruimte voor iets


24<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

nieuws. Het belang van <strong>taal</strong>stimulering van kinderen in de voor- en vro e gschoolse<br />

periode wordt inmiddels steeds meer erkend.”<br />

Er was wel al contact met de peuterspeelzalen in de gemeente, maar daar was<br />

Joachim niet tevreden over: “De inhoudelijke visie sloot niet aan bij die van<br />

de school. De kinderen kwamen met te weinig bagage de school binnen. Er<br />

werd niet voldoende aandacht besteed aan <strong>taal</strong> en sociale vaardigheden. De<br />

gevoelige periode van kinderen werd niet of nauwelijks benut.” Ze wilde<br />

graag een ‘eigen’ peuterspeelzaal. En dat is gelukt. Onderwijs Voorrang Zaanstad<br />

(OVZ), de Stichting Welsaen en De Loopplank zijn gezamenlijk een<br />

peuterspeelzaal-plus gestart, die binnen de school is gehuisvest. “Binnen de<br />

peuterzaal-plus en de kleutergroepen wilden we werken aan een betere start<br />

voor de jongste kinderen, zodat ze meer kans hebben op een goede schoolloopbaan”,<br />

zegt Joachim. “We kozen voor een brede ondersteuning van de<br />

ontwikkeling van peuters en kleuters: zorgen dat kinderen zich veilig voelen,<br />

dat ze actief deelnemen aan activiteiten en dat ze binnen die activiteiten veel<br />

met <strong>taal</strong> bezig zijn. Dat kan door het spel als ontwikkelingsinstrument te<br />

zien. Dit is de kern van Startblokken: leidsters en leerkrachten lokken sociale<br />

ontwikkeling en <strong>taal</strong>ontwikkeling uit en sturen die ontwikkeling binnen de<br />

spelactiviteit.” Daarnaast stelde de school tweetalige klassenassistenten aan<br />

om kinderen in hun eigen <strong>taal</strong> te kunnen opvangen.<br />

Ontwikkelingsgericht onderwijs<br />

Het ontwikkelingsgericht onderwijs, waarop Startblokkenis gebaseerd,<br />

betrekt kinderen bij de keuze en de planning van activiteiten. Hun inbreng is<br />

het uitgangspunt. Door die actieve betrokkenheid leren kinderen veel meer.<br />

Er komt wel heel wat bij kijken om deze methodiek op school te introduceren.<br />

Een goede scholing van de leerkrachten en goede samenwerking binnen<br />

het team zijn een absolute vereiste. Ook is het belangrijk dat de leerkrachten<br />

goed op de hoogte zijn van hoe kinderen zich ontwikkelen. “Bij het werken<br />

volgens deze visie moeten leerkrachten heel wat afleren”, zegt Alida Joachim.<br />

“Ze moeten goed naar de kinderen leren luisteren en leren observeren. Iedere<br />

leerkracht is in feite een begeleider en coach van het proces van ontwikkelingsgericht<br />

onderwijs.” De leerkrachten worden daarin begeleid door de<br />

Hogeschool Alkmaar en het APS. “Die begeleiding blijft noodzakelijk, niet<br />

alleen voor het inwerken van nieuwe leerkrachten, maar ook om je als school<br />

steeds verder te kunnen ontwikkelen”, vindt Joachim. “Inmiddels mogen we<br />

ons ervaren noemen, en is het ontwikkelingsgericht werken als een rode lijn<br />

door de school te herkennen.”


25<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Meer bagage<br />

Het verschil is volgens Alida Joachim enorm: “We zien een duidelijke verandering<br />

bij de kinderen die uit onze peuterspeelzaal de kleutergroep binnenkomen.<br />

Ze spelen beter en zijn verder in hun spelontwikkeling. Ze zijn zelfstandiger<br />

en langer achter elkaar actief bezig. Ze uiten zich mondeling beter.<br />

Ook in groep 3 signaleren de leerkrachten deze verschillen. De winst is dat<br />

de kinderen veel meer bagage hebben en met een open blik in de school<br />

rondlopen.”<br />

Uit het Cito-leerlingvolgsysteem voor <strong>taal</strong> is af te leiden dat de resultaten<br />

beter zijn. Maar er kunnen nog geen harde conclusies worden getrokken<br />

omdat dan over een langere periode gekeken moet worden.<br />

Verder ontwikkelen<br />

De Loopplank wil doorgaan met het verder implementeren van het ontwikkelingsgericht<br />

onderwijs en vooral ook van observatie en evaluatie. “Dit<br />

proces is nooit afgerond”, zegt Alida Joachim. “Steeds wordt er een nieuw<br />

onderwerp onder de loep genomen, bijvoorbeeld hoe verloopt de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

bij kinderen. Iedere keer gaan de leidster en de leerkrachten dan weer<br />

gezamenlijk op cursus. Het ontwikkelingsgericht werken is alleen mogelijk<br />

als je als school op een andere manier naar je onderwijs en naar jezelf durft te<br />

kijken en dat ook constant blijft doen.”<br />

Joachim zou graag samen met andere instellingen een brede school opzetten<br />

volgens de visie waarmee De Loopplank werkt.<br />

2 . 2 D e B a b b e l d o o s : t a a l l e r e n b u i t e n s c h o o l<br />

Het schoolopbouwwerk in het Vlaamse Maasmechelen wil samen met de<br />

school en de ouders de groeikansen van kinderen verbeteren in de buurt<br />

waarin zij opgroeien. De Babbeldoosis een samenwerkingsproject van het<br />

buurt- en kinder/jongerenwerk, de openbare bibliotheek, het onderwijs en<br />

het schoolopbouwwerk, dat het geheel coördineert. Het project slaagt erin de<br />

<strong>taal</strong>achterstand van met name allochtone kinderen terug te brengen. De<br />

Babbeldooskan ingezet worden op school, in het buurtwerk, in de openbare<br />

bibliotheek en in de na- en buitenschoolse opvang. Het project werd in<br />

januari 2001 onderscheiden met de Taalunie-onderwijsprijs.


26<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Spelenderwijs <strong>taal</strong> leren<br />

De Babbeldoosis een <strong>taal</strong>cursus in de vorm van een spel voor kinderen van<br />

zes tot acht jaar. De bedoeling is om via spel interactief <strong>taal</strong>gebruik uit te<br />

lokken bij kinderen zonder dat zij zich ervan bewust zijn dat zij met <strong>taal</strong><br />

bezig zijn. De kinderen ervaren alle activiteiten als spel en niet als ‘<strong>taal</strong> leren’.<br />

De Ba b b e l d o o sis bestemd voor autochtone en allochtone kinderen die moeite<br />

hebben met de Nederlandse <strong>taal</strong>.<br />

De Babbeldoosbestaat uit tien grote dozen vol spel- en knutselmateriaal.<br />

Iedere doos heeft een eigen thema en bevat materiaal voor een vast stramien<br />

van zes activiteiten. De thema’s staan in relatie tot het onderwijs dat in die<br />

periode wordt gegeven. De thema’s zijn: mijn buurt, vuur, voeding, vervoer,<br />

natuur, kunst, beeld en geluid, boeken, water en sprookjes. De thema’s zijn<br />

op een speelse manier uitgewerkt. Rond elk thema is een speurtocht<br />

gemaakt, een gezelschapsspel en een knutselactiviteit. Ook wordt er een stuk<br />

voorgelezen uit een kinderboek, wat verder uitgewerkt wordt in een creatieve<br />

activiteit. Bij een aantal activiteiten zijn ook de ouders betrokken.<br />

Ieder thema begint voor de kinderen met een spectaculaire kennismaking<br />

met het onderwerp, bijvoorbeeld een bezoek aan een schaatsbaan. “Als wij<br />

naar de schaatsbaan gaan, dan schaatsen wij niet alleen, maar gaan we ook<br />

kijken hoe het ijs gemaakt wordt en mogen we meehelpen bij het slijpen. De<br />

kinderen komen dus waar anderen nooit komen en dat geeft hun al heel snel<br />

een statusverhoging binnen de klas”, vertelt coördinator schoolopbouwwerk<br />

Toon Voorjans. “Bovendien werkt zo’n kennismaking motiverend voor de<br />

volgende bijeenkomst.”<br />

De kinderen die mogen meedoen met De Babbeldoosworden door hun<br />

school opgegeven bij het buurtwerk. Oo r s p ronkelijk bestond de doelgroep alleen<br />

uit allochtone kinderen, maar op ve rzoek van de scholen is dat criterium<br />

verlaten. Nu is deelname ook mogelijk voor Vlaamse kinderen met een <strong>taal</strong>achterstand<br />

of kinderen die erg gesloten zijn.


27<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

De ontwikkeling van De Babbeldoos<br />

De Babbeldoosis ontstaan vanuit de ervaringen van het buurtwerk. Anderstalige<br />

kinderen bleken uitleg over een spel vaak niet te begrijpen en konden<br />

mede daardoor vaak niet met spel- en knutselmateriaal omgaan. Daarnaast<br />

bleek dat, ondanks de inspanningen van het onderwijs, de Nederlandse <strong>taal</strong><br />

voor veel kinderen – ook autochtone - een groot struikelblok blijft.<br />

Het project De Babbeldoosging vier jaar geleden als experiment van start met<br />

twee groepen van elk tien kinderen. In de eerste twee jaar werden van alle activiteiten<br />

video-opnamen gemaakt, die bekeken werden door <strong>taal</strong>specialisten<br />

van het steunpunt NT2 (Nederlands als tweede Taal) van de Universiteit van<br />

Leuven en van het Onderwijsvoorrangsgebied Limburg. “Zij hebben erop<br />

toegezien dat we niet te schools bezig zijn en dat we geen verkeerde <strong>taal</strong>kundige<br />

eisen aan de kinderen stellen”, vertelt Voorjans, “en ze gaven ook praktische<br />

tips. Zo is het direct verbeteren van fouten, zoals ‘ik loopte’, verbannen<br />

uit De Babbeldoos. Wij willen de kinderen vooral aanmoedigen om te praten.<br />

Vaak is hun passieve woordenschat groot, maar durven kinderen die woorden<br />

zelf niet te gebruiken. Daarom benoemen we alles wat we doen. Ik pak<br />

de dobbelsteen, ik ga gooien, kijk ik heb drie gegooid, nu ga ik mijn pion zetten,<br />

een, twee, drie. Dat is belangrijk, want uit onderzoek weten we dat een kind<br />

<strong>taal</strong> hoofdzakelijk verwerft via interactie. Maar in het onderwijs zijn de momenten<br />

dat een kind interactief bezig is vaak beperkt. De uitdaging is dus<br />

om kinderen een langere tijd per week interactief bezig te laten zijn.”<br />

Het eerste jaar werden de kinderen geselecteerd op basis van de <strong>taal</strong>achterstand<br />

die werd vastgesteld door mensen die in buurtverband met de kinderen<br />

werkten en mensen van de plaatselijke spelotheek. Het tweede jaar vond de<br />

selectie plaats op basis van gesprekken met leraren.<br />

Naast het hoofdexperiment zijn in het tweede jaar de eerste vijf thema’s ook<br />

uitgetest met kinderen van 6 tot 12 jaar, die niet altijd samenwerkten in vaste<br />

groepjes. Ook hier sprak het werken met de thema’s sterk aan. Het materiaal<br />

was echter te eenvoudig voor de oudere kinderen. Dit is opgevangen door de<br />

oudere kinderen te laten voorlezen aan de kleintjes.<br />

Belangrijke aspecten bij de uitvoering<br />

Bij het werken met De Babbeldoosis de speciale sfeer waarin de activiteiten<br />

plaatsvinden van groot belang. Die sfeer kan gecreëerd worden door bijvoorbeeld<br />

speciale uitnodigingen, de aankleding van het lokaal, de ontvangst van<br />

ouders of de presentatie van de eindresultaten. De begeleiders geven de uitnodigingen<br />

persoonlijk af aan de kinderen bij een huisbezoek. Zo worden de


28<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

ouders vanaf het begin betrokken bij de activiteiten.<br />

Het is ook noodzakelijk om de leerkrachten van de kinderen in te lichten<br />

over de achtergrond van het project en hen op de hoogte te houden van de<br />

activiteiten waaraan de kinderen deelnemen. Het moment waarop ouders<br />

aanwezig zijn bij een aantal activiteiten leent zich hier uitstekend toe. Op die<br />

manier krijgen leerkrachten de kans om vanuit een andere betrokkenheid<br />

met de kinderen én hun ouders te communiceren.<br />

Het blijkt dat het werken met een groepje van tien à twaalf kinderen onder<br />

leiding van drie begeleiders voldoende mogelijkheden biedt om interactief<br />

bezig te zijn. De kinderen moeten de activiteiten wel erva ren als spelactiviteiten<br />

en niet als <strong>taal</strong>activiteiten. De begeleiders daarentegen zullen er continu bewust<br />

van moeten zijn dat <strong>taal</strong> centraal staat in de activiteiten. Ze moeten een<br />

reflex ontwikkelen om kinderen als vanzelf te ondersteunen in hun talige<br />

verkenning van de wereld: de spelactiviteiten vormen het kader waarbinnen<br />

met <strong>taal</strong> kan worden geëxperimenteerd. Voorjans: “De begeleider moet zich<br />

continu bewust zijn van zijn eigen gedrag met de kinderen: zeg bijvoorbeeld<br />

altijd wat je doet en doe dat dan ook, stel alleen open vragen, vraag door en<br />

wijs kinderen niet meteen op <strong>taal</strong>fouten.”<br />

Voorjans wijst er ook op dat De Babbeldooszo getrouw mogelijk uitgevoerd<br />

moet worden: “Respecteer de activiteiten zoals ze er in staan, anders bereik je<br />

niet de bedoelde effecten. En schenk veel aandacht aan de sfeer waarin de<br />

activiteiten plaatsvinden; sleutel bijvoorbeeld niet aan de uitnodigingen. En<br />

ga als buitenschoolse instelling zeker niet op de stoel van het onderwijs zitten.”<br />

Ten slotte is het ook belangrijk dat de begeleiders zicht houden op de vorderingen.<br />

Dit kan bijvoorbeeld door te observeren hoe goed de kinderen het<br />

doen in een quiz. Dat geeft een indicatie van de vorderingen zonder dat<br />

kinderen het gevoel hebben dat ze worden geëvalueerd.<br />

Resultaten op verschillende fronten<br />

“De resultaten van het project zijn boven alle verwachtingen”, vertelt Toon<br />

Voorjans. “De evaluaties met ouders en leerkrachten laten duidelijk zien dat<br />

er positieve veranderingen zijn bij de kinderen. Kinderen durven zich te<br />

uiten, praten meer en beter en worden zelfverzekerder. Heel gesloten kinderen<br />

praten al na drie, vier keer volop mee. Ook valt op dat Turkse kinderen<br />

onderling meer gaan communiceren in het Nederlands. Van de leerkrachten<br />

horen wij dat de werkhouding van de kinderen is verbeterd, dat ze meer betrokken<br />

zijn bij de les.”<br />

In de klas praten de kinderen geregeld over De Babbeldoosof verwijzen zij<br />

ernaar. Omdat de leerkrachten weten wat er de voorgaande spelmiddag is


29<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

2 . 3 Ta a l m e t h o d e e n t a a l b e l e i d<br />

gebeurd, gaan ze gemakkelijk met de kinderen een gesprek aan. Er ontstaat<br />

bij de leerkrachten een spontane nieuwsgierigheid en betrokkenheid waardoor<br />

hun manier van werken met de kinderen in de klas verbetert.<br />

Opvallend is bovendien dat er uit het project ook dingen naar voren komen<br />

die niet als doelstelling zijn opgenomen. De vertrouwensband tussen de leerkracht<br />

en de ouders van kinderen die deelnemen aan De Babbeldooswordt<br />

bijvoorbeeld sterker. En De Babbeldoosdraagt door de uitstapjes met de<br />

kinderen ook bij aan de integratie van allochtonen in Maasmechelen.<br />

Ook de samenwerking met de vier instellingen rond De Babbeldoosheeft een<br />

onverwachte meerwaarde opgeleverd. Men heeft door het project elkaars<br />

werkwijzen beter leren kennen, wat weer bevorderlijk is voor een<br />

toekomstige samenwerking.<br />

Ondanks de opvallende resultaten, stellen de makers van De Babbeldoosdat<br />

het vooral het proces, en niet het resultaat van de activiteiten centraal moet<br />

staan. Het gaat om de talige ontwikkeling van de kinderen, de interactie, het<br />

proces. De ervaring leert echter dat de resultaten van de activiteiten soms belangrijker<br />

worden gevonden dan de aandacht voor de <strong>taal</strong>ontwikkeling. Dit<br />

is volgens Voorjans de grootste valkuil van De Babbeldoos.<br />

De toekomst<br />

Nu De Ba b b e l d o o sals project is afgerond is het de bedoeling dat de ‘re g u l i e re’<br />

instellingen het gaan uitvo e ren en dat het schoolopbouwwe rk weer nieuwe<br />

i n i t i a t i e ven ontplooit. Op de wat langere termijn wil het schoolopbouwwerk<br />

een <strong>taal</strong>programma ontwikkelen voor jongeren van 15 à 16 jaar, ter voorbereiding<br />

op het toekomstig werk, wellicht in de vorm van sollicitatietraining<br />

en training in communicatieve technieken.<br />

De Multatulischool is een openbare basisschool in het Amsterdamse stadsdeel<br />

Bos en Lommer met ongeveer 300 leerlingen, van wie ruim 90 procent<br />

een allochtone achtergrond heeft. De meeste zijn van Marokkaanse of Turkse<br />

afkomst.<br />

Brede <strong>taal</strong>aanpak<br />

De school werkt sinds een aantal jaren met een gerichte aanpak van het <strong>taal</strong>onderwijs.<br />

Er is een <strong>taal</strong>coördinator aangesteld, in de persoon van Marijke<br />

Paulusma, er is een nieuwe <strong>taal</strong>methode aangeschaft en er is veel aandacht


30<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

voor de scholing van leerkrachten op het terrein van <strong>taal</strong>. De Stichting<br />

Advies- en Begeleidingscentrum voor het Onderwijs in Amsterdam (ABC)<br />

ondersteunt de school bij de aanpak van het <strong>taal</strong>onderwijs.<br />

De school heeft gekozen voor de methode Taalleesland, die bestemd is voor<br />

de groepen 1 tot en met 8. In deze methode komen alle <strong>taal</strong>vaardigheden aan<br />

bod. De methode is opgebouwd rond thema’s die ieder jaar verschillend zijn.<br />

Daarnaast wordt het woordenschatprogramma Schateilandgebruikt voor<br />

leerlingen met een achterstand in het Nederlands.<br />

Eigen niveau<br />

“Veel kinderen die op de Multatulischool komen kennen weinig of geen<br />

Nederlands”, vertelt Marijke Paulusma. “Het is belangrijk dat de kinderen in<br />

groep 1 en 2 goed Nederlands leren. Daarom hebben we gekozen voor de<br />

methoden Knoop het in je orenen Laat wat van je horen.” De kinderen<br />

krijgen zoveel mogelijk op hun eigen niveau les. Daarom zijn er twee<br />

groepen: een met een hoog niveau en een met een laag niveau.<br />

Ook OALT maakt deel uit van het <strong>taal</strong>beleid van deze school. Er zijn vier<br />

OALT-leerkrachten voor Arabisch en Turks. In de onderbouw wordt OALT<br />

één uur als ondersteuning gegeven en één uur als zelfstandig vak buiten de<br />

klas. In de bovenbouw krijgen de leerlingen één uur per week OALT.<br />

De school verzorgt ook de opvang van nieuwkomers, die niet terecht kunnen<br />

op de centrale opvang. De nieuwkomers volgen een opvangprogramma bij<br />

een leerkracht die speciaal voor deze doelgroep is aangesteld. Iedere ochtend


31<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

zitten de leerlingen bij deze leerkracht om met de Nederlandse <strong>taal</strong> te<br />

oefenen. Ook maken ze kennis met allerlei aspecten van de Nederlandse<br />

samenleving. ‘s Middags zitten de leerlingen in de reguliere klas, waar ze een<br />

eigen programma volgen.<br />

Taal en ouders<br />

De school vindt het belangrijk om ouders te betrekken bij de <strong>taal</strong>ontwikkeling<br />

van de kinderen. Verschillende activiteiten met ouders vinden plaats in<br />

s a m e n we rking met het project Ca p a b e l(Continue Aandacht in Pro j e c t m a t i g e<br />

Aanpak Bos en Lommer), zoals Speluitleenen Opstap. Een keer per week<br />

komt de Opstap-buurtmoeder met een aantal ouders op school om te praten<br />

over zaken die met school te maken hebben. Daarnaast worden ouders<br />

gestimuleerd om deel te nemen aan Nederlandse <strong>taal</strong>lessen.<br />

De bibliotheek is zeer actief op deze school. De bibliotheekmedewerker laat<br />

ouders van de jongste kleuters bijvoorbeeld een prentenboek zien en vertelt<br />

erbij hoe ze dat boek thuis met hun kind kunnen bespreken. Als de ouders<br />

dat willen krijgen ze het verhaal op een cassettebandje in hun eigen <strong>taal</strong>.<br />

Taalbeleid ontwikkelen en uitvoeren<br />

Samen met het ABC is de school een aantal jaren geleden begonnen met het<br />

opzetten van een <strong>taal</strong>beleid. Marijke Paulusma werd binnen de school aangesteld<br />

als <strong>taal</strong>coördinator. “De voornaamste reden om een <strong>taal</strong>beleid op te<br />

zetten was de veranderende samenstelling van de schoolbevolking”, licht zij<br />

toe. “Het <strong>taal</strong>onderwijs moest meer afgestemd worden op de allochtone leerlingen.<br />

En bovendien werkte de school met een <strong>taal</strong>methode die absoluut<br />

niet meer voldeed, zelfs niet voor autochtone leerlingen.” Met een stapsgewijze<br />

aanpak werd het <strong>taal</strong>beleid onder hand genomen. “Eerst hebben we de<br />

bestaande situatie van het <strong>taal</strong>onderwijs in kaart gebracht. We hebben geïnventariseerd<br />

wat er goed ging, welke onderdelen aan verbetering toe waren en<br />

waar zich knelpunten voordeden. Vervolgens hebben we vastgesteld aan<br />

welke speerpunten de school de komende jaren gaat werken en hoe dat gaat<br />

gebeuren.”<br />

Als eerste aandachtspunt werd ervoor gekozen om de deskundigheid van het<br />

team op het gebied van <strong>taal</strong> te vergroten. Om effectief <strong>taal</strong>onderwijs te<br />

kunnen geven aan allochtone leerlingen hebben de leerkrachten deelgenomen<br />

aan cursussen die zich met name richtten op woordenschatonderwijs.<br />

Daarnaast heeft de school een nieuwe <strong>taal</strong>methode aangeschaft. Samen met<br />

Marijke Paulusma heeft het team de criteria opgesteld waaraan de nieuwe<br />

<strong>taal</strong>methode moest voldoen, uitgaande van de situatie van de Multatuli-


32<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

school. De methode moest in ieder geval geschikt zijn voor allochtone leerlingen<br />

en begrijpend lezen moest in de methode geïntegreerd zijn. Slecht<br />

twee of drie methoden voldeden aan deze criteria. De school koos uiteindelijk<br />

voor de methode Taalleesland, die gefaseerd wordt ingevoerd. In het<br />

schooljaar 1998-1999 zijn de groepen 3 en 4 ermee gestart. Daar wordt de<br />

methode gecombineerd met Veilig Leren Lezen, waarmee het aanvankelijk<br />

lezen wordt geoefend. “Deze combinatie sluit het beste aan bij onze kinderen<br />

en levert goede resultaten op”, vindt Marijke Paulusma.<br />

Proces<br />

De methode Taalleeslandbrengt veel werk met zich mee, volgens Paulusma.<br />

Het kost haar en de leerkrachten behoorlijk wat tijd om de methode in te<br />

voeren. Samen met de leerkrachten stelt zij een planning op, zodat per dag<br />

vastligt waaraan aandacht wordt besteed. Paulusma bewaakt dat proces,<br />

probeert knelpunten op te lossen en helpt leerkrachten als ze vragen hebben.<br />

Iedere week staat <strong>taal</strong> als vast punt op de agenda van de bouwvergaderingen.<br />

Wat heel goed heeft gewerkt is het bezoeken van een andere school in Bos en<br />

Lommer met een soortgelijke leerlingpopulatie die al werkte met Taalleesland.<br />

Paulusma: “Daaruit is een zeker enthousiasme ontstaan om er ook<br />

op deze school tegenaan te gaan. Je ziet in de praktijk hoe positief een<br />

methode werkt.”<br />

School<strong>taal</strong>woorden<br />

De leerkrachten proberen om ook binnen de andere vakken, zoals aardrijkskunde,<br />

geschiedenis, en biologie en beeldende vorming, aandacht te besteden<br />

aan <strong>taal</strong>. Dat is nodig omdat leerlingen in de bovenbouw vaak moeite<br />

hebben de stof te begrijpen doordat hun kennis van de <strong>taal</strong>, met name van<br />

school<strong>taal</strong>woorden, tekort schiet. “Het is heel goed om ook in andere vakken<br />

aan <strong>taal</strong> te werken”, zegt Marijke Paulusma, “al zie je in de praktijk dat<br />

sommige leerkrachten dit makkelijker oppakken dan andere.”<br />

De school is continu bezig om het <strong>taal</strong>onderwijs te verbeteren. In het kader<br />

van Capabelwerkt men bijvoorbeeld met het project LeerKracht, waarin<br />

leerkrachten van groep 1 tot en met 5 onder begeleiding werken aan het<br />

verbeteren van de interactie tussen leerkracht en leerlingen en tussen de leerlingen<br />

onderling. Om de principes van effectieve interactie toe te passen<br />

wordt het <strong>taal</strong>onderwijs als lesstof gebruikt.


33<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Behoorlijk pittig<br />

De school legt de vo rderingen van de leerlingen vast in het leerlingvo l g s y s t e e m .<br />

Op technisch lezen scoren de leerlingen hoog, boven het landelijk gemiddelde.<br />

Bij begrijpend lezen is een verbetering zichtbaar. “We verwachten dat Taalleeslandverdere<br />

verbeteringen gaat opleveren, maar omdat de methode nog<br />

niet volledig is ingevoerd, zie je dat nog niet terug in de toetsresultaten”, zegt<br />

Paulusma, “Het niveau van de methode is trouwens hoog voor allochtone<br />

leerlingen, het is voor hen behoorlijk pittig om ermee te werken.” Geen<br />

wonder dus dat er veel tijd gaat zitten in het <strong>taal</strong>onderwijs. “Soms heb ik het<br />

gevoel dat dat ten koste gaat van activiteiten als tekenen en muziek. Het<br />

programma voor <strong>taal</strong> is zo omvangrijk dat het een groot deel van het onderwijsprogramma<br />

in beslag neemt.”<br />

Verder verbeteren<br />

Naast de verdere invoering van Taalleesland, geeft de school voor de korte<br />

termijn prioriteit aan het verder verbeteren van de leesprestaties in groep 3 en<br />

4. Marijke Paulusma werkt daarbij samen met Kees Vernooy van het BOVinterventieproject<br />

(Beginnend Lezen en Omgaan met Verschillen). Dit project<br />

heeft tot doel in drie jaar tijd de leesuitval in groep 3 en 4 te minimalisere n .<br />

Specifieke aandacht voor deze groepen is belangrijk, omdat uit onderzoek<br />

blijkt dat de leerlingen die in groep 3 en 4 achterop raken met hun leesvaardigheid<br />

steeds grotere problemen krijgen naarmate de leerstof moeilijker<br />

wordt en uiteindelijk minder kans maken op een geslaagde schoolloopbaan<br />

en een plaats op de arbeidsmarkt.<br />

Voor een goede aanpak van het <strong>taal</strong>onderwijs binnen een school is volgens<br />

Paulusma een aantal voortrekkers nodig, mensen die nieuwe dingen oppakken<br />

en dit op een inspirerende manier onder de aandacht brengen bij de<br />

collega’s. Ook is het belangrijk om alle leerkrachten nauw bij het <strong>taal</strong>beleid te<br />

betrekken, vanaf de eerste stap tot het tot stand komen van het <strong>taal</strong>beleidsplan.<br />

“En kies je een nieuwe methode”, zegt Paulusma, “stel dan eerst samen<br />

een lijst met criteria op waaraan de nieuwe methode moet voldoen. Ga vervolgens<br />

gewoon eens kijken op een school hoe die methode in de praktijk<br />

werkt. Dat kan collega’s die nog niet erg enthousiast zijn over de drempel<br />

heen helpen.”<br />

Paulusma raadt scholen die werk willen gaan maken van <strong>taal</strong>beleid sterk aan<br />

om een <strong>taal</strong>coördinator aan te stellen, die aanspreekpunt is, het proces<br />

bewaakt, knelpunten oplost en leerkrachten ondersteunt. Om voeling te<br />

houden met de lespraktijk, is het goed als de <strong>taal</strong>coördinator de functie van<br />

<strong>taal</strong>coördinator combineert met lesgeven.


34<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

2 . 4 I c t i n h e t t a a l o n d e r w i j s<br />

De Rolpaal is een kleine openbare basisschool in Blokzijl. De school telt<br />

zeventig leerlingen, allen van Nederlandse afkomst. Ongeveer één op de vijf<br />

leerlingen behoort tot de zogenoemde ‘autochtone doelgroepleerlingen’ van<br />

het achter-standenbeleid.<br />

Een eigen visie op <strong>taal</strong>onderwijs<br />

De Rolpaal steekt al zo’n negen jaar extra energie in het <strong>taal</strong>onderwijs, zowel<br />

wat betreft het mondeling als schriftelijk <strong>taal</strong>gebruik. In die periode hebben<br />

veel veranderingen plaatsgevonden. Het <strong>taal</strong>onderwijs kent momenteel veel<br />

verschillende facetten. Er worden kringgesprekken gevoerd, de leerlingen<br />

maken teksten over eigen ervaringen en belevingen en iedere week wordt een<br />

tekst van een leerling besproken. Het schrijven van teksten wordt ook op<br />

andere manieren gestimuleerd, bijvoorbeeld via een groepskrant, die op de<br />

computer wordt gemaakt. Bij we reldoriëntatie schrijven en mailen de leerlingen<br />

met andere scholen.<br />

Sinds 1 januari heeft De Rolpaal zelf de leiding van een nieuw project.<br />

Samen met tien andere vernieuwingsscholen uit heel Nederland ontwikkelt<br />

de school een website waarop leerlingen hun werk kunnen plaatsen, waarover<br />

ze vervolgens met elkaar kunnen mailen en chatten.<br />

Een belangrijk element van het <strong>taal</strong>onderwijs is het stimuleren van plezier in<br />

l ezen. “We kregen voor ons succesvolle On d e rwijs Vo o r r a n g s g e b i e d - l e e s p ro j e c t<br />

Bieb 2000 de Nationale Onderwijsprijs”, vertelt directeur Jeroen Tans trots.<br />

In dit project lezen leerlingen van acht scholen dezelfde boeken. Da a rove r<br />

mailen ze met elkaar, met leerkrachten en met de plaatselijke bibliothecarissen.<br />

Eens per jaar werken de leerlingen een week lang samen met docenten en<br />

studenten van de Hogeschool Voor de Kunsten in Utrecht (HKU), afdeling<br />

literaire vorming. “In die week zijn we intensief met allerlei vormen van<br />

<strong>taal</strong> bezig. Zowel de studenten als de docenten van de HKU geven dan les”,<br />

zegt Tans.<br />

Kringgesprekken en geduldige computers<br />

De Rolpaal maakte vroeger deel uit van het onderwijsvoorrangsgebied<br />

Noordwest-Overijssel. De school had veel leerlingen met een <strong>taal</strong>achterstand<br />

en er werd bijna dagelijks gevochten tussen leerlingen. Het team vond dat er<br />

meer energie in het <strong>taal</strong>onderwijs gestoken moest worden. “Eerst zijn we in<br />

alle groepen begonnen met zinvolle kringgesprekken. Door dit veel te doen,<br />

leren leerlingen steeds beter praten. Ze vertellen over wat ze hebben meege-


35<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

maakt en ze nemen voorwerpen mee om over te vertellen. Ook ruzies<br />

worden in de kring besproken. We zoeken dan samen naar een oplossing. De<br />

kringgesprekken zijn nu een centraal deel van ons onderwijs”, zegt Jeroen<br />

Tans. “In ons schrijfonderwijs hebben we de schrijfopdrachten uit de methode<br />

vervangen door opdrachten waarbij de leerlingen schrijven over hun eigen<br />

belevingen. Als je eerst wat in de kring hebt verteld, is de drempel om daarover<br />

te schrijven lager. Om leerlingen meer greep op het schrijven te laten<br />

krijgen, wordt iedere week de inhoud, stijl en spelling van een tekst van een<br />

leerling klassikaal besproken.”<br />

Vanuit het Comeniusproject kreeg de school voor het eerst de beschikking<br />

over een computer. Via de ouderraad kwamen er nog twee computers bij. De<br />

computers werden direct ingezet bij <strong>taal</strong>onderwijs. Inmiddels is het gebruik<br />

van computers niet meer weg te denken. De school beschikt nu over twintig<br />

computers (ruim één per vier leerlingen), waarvan de meeste aangesloten zijn<br />

op een netwe rk. Leerlingen gebruiken de computer voor allerlei <strong>taal</strong>opdrachten,<br />

maar ook om te oefenen met de <strong>taal</strong>onderdelen waarmee zij moeite hebben.<br />

Dat biedt veel voordelen volgens Tans: “Het oefenen gaat veel sneller. Als ze<br />

de stof doorhebben kunnen ze meteen verder en als ze iets fout doen, worden<br />

ze ‘op de vingers getikt’ tot het goed gaat. Computers hebben eindeloos<br />

geduld.” De computer maakt het ook makkelijker om rekening te houden<br />

met individuele verschillen, zegt Tans: “Met behulp van de computer kunnen<br />

we ons beter richten op de individuele mogelijkheden van de kinderen.<br />

Leerkrachten kunnen meer individuele ondersteuning bieden. Leerlingen<br />

kunnen makkelijker schrijven, corresponderen, oefenen en zelfstandig<br />

informatie verwerven.”


36<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

De groepskrant<br />

Een jaar of zes geleden zag Jeroen Tans op een basisschool in Emmen een<br />

groepskrant hangen. Hij nam hem mee naar Blokzijl en sindsdien verschijnt<br />

er in alle groepen een eigen krant: een A-4 met teksten van leerlingen die<br />

iedere vrijdagmiddag mee naar huis gaat en per post of e-mail naar andere<br />

groepen wordt verzonden. De school heeft het afgelopen jaar groepskranten<br />

uitgewisseld met basisschool De Horizon uit Ens, basisschool De Carrousel<br />

uit Dalfsen, de Pabo in Meppel en de Hogeschool van Utrecht. Teksten worden<br />

door de verschillende deelnemers van commentaar voorzien. Voor dit<br />

project heeft De Rolpaal in 2001 de Nationale Onderwijsprijs gekregen.<br />

Actief en gemotiveerd<br />

Leerlingen zijn actief en gemotiveerd en ontwikkelen door deze manier van<br />

werken een grote mate van zelfstandigheid. Dat wordt ook geconstateerd<br />

door de scholen voor voortgezet onderwijs waar de leerlingen naar toe gaan.<br />

De Rolplank houdt de leerprestaties scherp in de gaten. Ze kijkt niet alleen<br />

naar de resultaten voor rekenen, lezen, spellen en tekstschrijven, maar ook<br />

naar samenwerken en eventuele problemen. Minstens twee keer per jaar worden<br />

methode-onafhankelijke reken-, <strong>taal</strong>- en leestoetsen afgenomen; mede<br />

op basis hiervan vinden leerlingbesprekingen plaats om te bezien of extra<br />

aandacht nodig is en of dat in de groep kan plaatsvinden.<br />

Werken zonder methode?<br />

Jeroen Tans verwacht dat de school in de toekomst zonder <strong>taal</strong>methode gaat<br />

werken. In de kringgesprekken wordt al nauw aangesloten bij de directe beleving<br />

van leerlingen. Het gaat steeds minder om aanbod van de leerkracht of<br />

vanuit de methode. De school wil graag een portfolio opzetten om leerlingen<br />

beter in hun ontwikkeling te kunnen volgen. Het invoeren van zo’n systeem<br />

kost tijd. Tans hoopt dat De Rolpaal er volgend schooljaar aan toekomt. Hij<br />

is continu op zoek naar nieuwe ideeën. Hij neemt deel aan landelijke dagen,<br />

congressen en beurzen om inspiratie op te doen.<br />

Taalonderwijs vernieuwen lukt volgens Jeroen Tans alleen als het team het<br />

unaniem eens is over de aanpak: “Deze manier van werken neemt veel tijd in<br />

beslag. Het lukt omdat we een klein hecht team vormen. We hebben allemaal<br />

plezier in ons werk. We hebben samen een visie ontwikkeld en we<br />

evalueren regelmatig wat we doen. We zijn steeds bezig om ons onderwijs te<br />

verbeteren.” De schoolbegeleidingsdienst kan dit proces ondersteunen, waarbij<br />

de schoolbegeleider functioneert als praatpaal voor het team: “We werken<br />

samen met de schoolbegeleidingsdienst in Steenwijk. Het afgelopen jaar


37<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

heeft het kringgesprek centraal gestaan; in alle groepen zijn kringgesprekken<br />

opgenomen, geanalyseerd en besproken.”<br />

De Rolpaal heeft vooral gekozen voor projecten die met weinig tijd en middelen<br />

ingevo e rd kunnen worden. Door de eenvoud van de aanpak kan vo l g e n s<br />

Tans een aantal ideeën vlot door andere scholen overgenomen worden.<br />

Groepskranten zijn bijvoorbeeld in haast iedere groep naast de methode te<br />

gebruiken. Daarnaast is het belangrijk om de manier van werken in te passen<br />

in het weekritme van de kinderen. De aanpak moet een structurele plek<br />

krijgen in de school, anders komt de continuïteit in gevaar wanneer het<br />

project is afgelopen. Het advies van Tans is dan ook: “Houd het eenvoudig<br />

en maak het structureel.”<br />

2 . 5 O n d e r w i j s i n a l l o c h t o n e l e v e n d e t a l e n<br />

“Dit moet je even zien”, lacht Rien Stout, directeur van basisschool Jules<br />

Verne in Hoorn, terwijl hij de deur opent van het Turkse OALT-lokaal.<br />

Helaas, in het gloednieuwe gebouw heeft de leerkracht nog niet de slogan<br />

Eigen Taal Eerstop het prikbord gehangen. “Die geeft precies weer hoe we er<br />

hier over denken”, aldus Stout.<br />

Schoolbord<br />

De Jules Verneschool, een school met 85 procent allochtone leerlingen, voornamelijk<br />

van Turkse en Marokkaanse herkomst, zit sinds kort in een nieuw<br />

gebouw met veertien lokalen, plus drie aparte OALT-lokalen en een lokaal<br />

waar kinderen van nieuwkomers uit heel Hoorn worden opgevangen. De<br />

school heeft het karakter van een ontmoetingsplaats. In de aula leest een<br />

Turkse vader de krant. Verderop in een lokaal hebben Marokkaanse moeders<br />

het hoorbaar naar hun zin bij het project Bij de hand en Rugzak waar ze<br />

onder begeleiding leren de (<strong>taal</strong>)ontwikkeling van hun jonge kinderen te<br />

stimuleren met behulp van spelmateriaal en werkbladen. Hun kinderen<br />

spelen intussen in de peuterspeelzaal in het lokaal ernaast.<br />

Bij het inrichten van de lokalen is rekening gehouden met de lichtinval op<br />

het schoolbord: het is prettiger om ‘van het licht af’ te schrijven. Gelukkig<br />

bedacht Stout net op tijd dat het Arabisch van rechts naar links geschreven<br />

wordt. Ook het bord in het Arabische OALT-lokaal hangt nu aan de juiste<br />

kant van de klas!


38<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

In 1998 werd wettelijk vastgelegd dat eigen-<strong>taal</strong>onderwijs (onderwijs in<br />

allochtone levende talen, of OALT) een eigen, zelfstandige functie heeft.<br />

Het belang van het leren van de eigen <strong>taal</strong> is daarmee erkend. De consequentie<br />

van de wet is echter ook dat OALT niet als apart, zelfstandig vak<br />

onder schooltijd mag worden gegeven.<br />

Wel kunnen scholen onder schooltijd OALT in de onderbouw inzetten als<br />

vorm van ondersteuning voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende<br />

beheersen om het onderwijs te volgen. OALT wordt dan ingezet als ondersteuning<br />

voor met name Nederlandse <strong>taal</strong>, lezen en rekenen binnen het<br />

reguliere lesprogramma. Door de ondersteuning in de eigen <strong>taal</strong> kunnen<br />

de leerlingen de reguliere lesstof beter verwerken. OALT als <strong>taal</strong>ondersteuning<br />

komt voor in verschillende varianten:<br />

- gelijktijdige ondersteuning binnen de klas<br />

- ‘pre-teaching’ binnen de klas: de OALT-leerkracht bereidt de leerlingen<br />

voor op wat in de les aan de orde komt<br />

- ‘pre-teaching’ buiten de klas: net als 2, maar in aparte ruimte<br />

- remedial teaching (remediëren in de eigen <strong>taal</strong> binnen of buiten de klas)<br />

OALT als <strong>taal</strong>ondersteuning<br />

Ei g e n - t a a l o n d e rwijs wordt op de Jules Verneschool al zo’n dertig jaar gegeve n ,<br />

eerst alleen Turks, later ook Arabisch. “Veel kinderen komen op school<br />

zonder dat we ze goed kunnen aanspreken in het Nederlands. Ons onderwijsaanbod<br />

is daarop afgestemd. Daar zetten we OALT voor in”, zegt Stout.<br />

De school heeft voor groep 1 tot en met 4 gekozen voor een mengvorm<br />

van de genoemde varianten voor <strong>taal</strong>ondersteuning, met een accent op ‘preteaching<br />

buiten de klas’. De OALT-leerkracht sluit aan bij de sterkst ontwikkelde<br />

<strong>taal</strong> van het kind. Het eigen-<strong>taal</strong>onderwijs en het reguliere onderwijs<br />

zijn inhoudelijk en didactisch op elkaar afgestemd. Thema’s en werkvormen<br />

komen ove reen. Binnen de gekozen thema’s stelt de OA LT- l e e rkracht woord e n<br />

en begrippen aan de orde, doet <strong>taal</strong>-spel-activiteiten en speelse oefeningen<br />

parallel aan de activiteiten van de groepsleerkracht. Maar OALT is meer dan<br />

een oplossing voor problemen. Leerlingen die wat verder zijn kunnen aanvullende<br />

lesstof krijgen, ze kunnen bijvoorbeeld al beginnen met leren lezen<br />

en schrijven.<br />

Taalondersteuning wordt ook gegeven in groep 5 tot en met 8, elke dag een<br />

half uur. In de bovenbouw wordt dan veel aandacht besteed aan begrijpend<br />

lezen. Bepaalde elementen uit de lessen begrijpend lezen worden voorbereid<br />

in de eigen <strong>taal</strong>, met name woordenschat en kennis van begrippen. De voor-


39<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

kennis die leerlingen over een onderwerp hebben wordt eerst in de eigen <strong>taal</strong><br />

besproken en geactiveerd. Als de Nederlandse groepsleerkracht dat onderwerp<br />

daarna bij het begrijpend lezen weer aan de orde stelt, kunnen de leerlingen<br />

die OALT gevolgd hebben profiteren van hun voorkennis. Dat geeft<br />

hun een veilig en trots gevoel.<br />

OALT als zelfstandig vak<br />

Alle Turkse en Marokkaanse leerlingen in groep 5 tot en met 8 volgen OALT<br />

buiten schooltijd, maar wel in school. Stout: “We laten OALT dan niet om<br />

kwart over drie beginnen, maar om tien over. Daarmee voorkom je dat er één<br />

stroom leerlingen naar buiten gaat en een andere stroom het OALT-lokaal in<br />

verdwijnt. Ja, leerlingen weten natuurlijk wel hoe het zit, maar het gaat om<br />

het idee.”<br />

De school heeft drie aparte lokalen voor OA LT, met plaats voor zo’n tien tot<br />

twaalf kinderen. Een eigen ruimte is belangrijk, vooral voor de jongste kindere n ,<br />

omdat die dan meer durven dan wanneer ze <strong>taal</strong>ondersteuning in de re g u l i e re<br />

klas krijgen.<br />

OA LT is dus meer dan woorden en begrippen leren. Er worden ook cognitieve<br />

vaardigheden gestimuleerd en het draagt bij aan het zelfvertrouwen van leerlingen.<br />

Omdat de lessen aansluiten bij wat een kind al kan, voelt het zich<br />

zekerder en beter thuis op school.<br />

Behoeftepeiling<br />

De Jules Verneschool houdt geen behoeftepeiling onder de ouders van kindere n<br />

in de jongste vier groepen, omdat voor die leerlingen OALT standaard in het<br />

pakket van de school zit. Wel wordt bij ouders van Turkse en Marokkaanse<br />

leerlingen in groep 5 tot en met 8 de behoefte gepeild aan OALT buiten<br />

schooltijd; alle ouders blijken dan OALT te willen. OALT is daarmee een<br />

sterke stimulans voor de betrokkenheid van de ouders.<br />

OALT als onderdeel van het <strong>taal</strong>beleid<br />

“We willen trouwens niet ‘de OALT-school’ zijn”, stelt extern begeleider Piet<br />

Terpstra van de onderwijsbegeleidingsdienst Noordwest-Holland. “We doen<br />

veel meer dan dat. OALT past gewoon prima in het <strong>taal</strong>beleidsplan van de<br />

school, is daar een logisch onderdeel van. En het werkt hier uitstekend.”<br />

Het <strong>taal</strong>beleidsplan van de Jules Verneschool kent verschillende leerlijnen,<br />

die van groep 1 tot en met groep 8 worden gevolgd:<br />

- een basislijn met de basisvaardigheden, van woordenschat via technisch<br />

lezen tot begrijpend lezen


40<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

- een tweede <strong>taal</strong>lijn voor kinderen voor wie Nederlands niet de eerste <strong>taal</strong> is<br />

- een OALT-lijn<br />

- een magneet-lijn, waarin ouders worden betrokken bij de <strong>taal</strong>ontwikkeling,<br />

in het programma’s Bij de hand en Rugzak voor kinderen onder de 6<br />

jaar en in thuispro g r a m m a’s als O ve r s t a pen Stap Do o rvoor oudere kindere n<br />

- eerste opvang van neveninstromers in een nieuwkomersklas<br />

Alle lijnen hangen samen. Dat is mede zichtbaar in het materiaal. Zo wordt<br />

naast de Nederlandse versie van Schatkistook de Turkse versie gebruikt, in<br />

OALT-lessen worden Knoop het in je oren, Laat wat van je horenen de verschillende<br />

<strong>taal</strong>versies van TRIAS gebruikt.<br />

Ook ontwikkelingsgericht<br />

De school heeft gekozen voor een samenhangend onderwijsaanbod, waarbij<br />

voor een programmatische insteek is gekozen. Thema’s worden echter op een<br />

ontwikkelingsgerichte wijze verder uitgewerkt en ingevuld. Er wordt dan<br />

zoveel mogelijk aangesloten bij de inbreng van de leerlingen, maar soms is<br />

het noodzakelijk activerend vanuit een aantrekkelijk en uitdagend onderwijsaanbod<br />

de leerlingen te stimuleren.<br />

In plaats van te denken in termen van tekorten en achterstanden worden<br />

leerlingen benaderd vanuit hun mogelijkheden en kwaliteiten. Er wordt ve e l<br />

aandacht besteed aan coaching en individuele begeleiding van de leerk r a c h t e n<br />

op de werkplek. Dit gebeurt onder andere op basis van de principes en<br />

werkwijze van het KEA-model. Het van oorsprong Rotterdamse project<br />

Kleinschalig Experiment Acherstandbestrijding is daarvoor aangepast aan de<br />

Hoornse situatie.<br />

Stout daarover: “Het is niet zo dat we zomaar een nieuwe aanpak aankondigen<br />

in de teamvergadering en mensen min of meer voor het blok zetten. Als we<br />

inhoudelijk achter een bepaalde aanpak staan, proberen we door onderling<br />

overleg en individuele gesprekken mensen te overtuigen. Natuurlijk gaan<br />

dingen niet altijd even soepel. Soms kan het bijvoorbeeld lang duren voordat<br />

nieuw aangeschaft materiaal wordt ingevoerd. Dat materiaal staat dan eerst<br />

bovenin de kast, maar het komt telkens een plankje lager te liggen. Die<br />

tijd moet je nemen en moet je anderen, degenen die ermee moeten werken,<br />

ook gunnen.”


41<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Vasthoudend en constructief<br />

Het <strong>taal</strong>beleidsplan is niet in één dag geschreven. Het document dat er nu<br />

ligt moet gezien worden als een momentopname van <strong>taal</strong>beleid in ontwikkeling.<br />

Het is door de jaren heen ontstaan. Het bundelen van alle activiteiten is<br />

een langdurig proces geweest van vallen en opstaan. Piet Terpstra: “We denken<br />

en handelen hier altijd constructief in termen van oplossingen en mogelijkheden.<br />

Als we merken dat er ergens een probleem is, gaan we met elkaar op<br />

zoek naar een oplossing. Dan ben je eigenlijk bezig met een puzzel die steeds<br />

completer wordt. Soms zit je heel lang met een stukje in je hand, maar op<br />

een gegeven moment past het. We toetsen en observeren voortdurend of een<br />

bepaalde aanpak werkt en stellen, als het nodig is, gekozen oplossingen bij.”<br />

Maar puzzelstukjes passen nooit zomaar. Passende stukjes liggen in de lijn<br />

van de door de school gekozen uitgangspunten: <strong>taal</strong>verwerving is een actief<br />

proces, waarbij betrokkenheid van leerlingen en ouders een grote rol speelt;<br />

gerichte <strong>taal</strong>stimuleringsactiviteiten zijn nodig; woordenschatactiviteiten<br />

mogen ook op een kindvriendelijke manier, binnen een thema gebracht,<br />

meer gestuurd worden aangeboden.<br />

De samenhang in de activiteiten speelt voortdurend een belangrijke rol,<br />

waarbij leerlijnen verbinding hebben met wat ouders samen met school voor<br />

de ontwikkeling van hun kind kunnen betekenen.<br />

Een nieuw puzzelstuk is hoe een goede aansluiting is te realiseren met de in<br />

de school nieuw opgenomen peuterspeelzaal. Voor het eerst gaan daar ook<br />

Turkse en Marokkaanse peuters naar toe. Er zijn Turkse en Marokkaanse<br />

leidsters die kinderen in hun eigen <strong>taal</strong> kunnen opvangen. Er wordt gewerkt<br />

met Pi ra m i d e. Terpstra: “De uitdaging is nu om uit te vinden hoe we Pi ra m i d e<br />

het best tot zijn recht kunnen laten komen in onze <strong>taal</strong>leerlijn en onze<br />

manier van werken.”


42<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Gouden driehoek<br />

De school hecht veel belang aan de betrokkenheid van ouders en investeert<br />

dan ook veel tijd en aandacht in de ‘gouden driehoek’ school-kind-ouders.<br />

De betrokkenheid van ouders is zeer sterk, voor een deel omdat met name<br />

Turkse ouders vaak oud-leerlingen zijn. Stout: “Ouders konden hier op<br />

school een cursus opvoedingsondersteuning volgen. Dit jaar hadden we<br />

zeventig Turkse ouders die acht weken lang elke dinsdagavond op cursus<br />

kwamen.” Ouders zijn ook opgenomen in de ‘magneetlijn’ van het <strong>taal</strong>beleid<br />

van de school, die hun een duidelijke rol geeft in het ondersteunen van de<br />

<strong>taal</strong>ontwikkeling van hun kind. De school wil een ‘magneet’ zijn die ouders<br />

aantrekt en geeft de ouders een eigen plek in de school.<br />

Openstaan en tijd nemen<br />

Stout: “We zeggen altijd tegen ouders: ‘Als je kind in Turkije op school had<br />

gezeten dan was het naar hetzelfde type voortgezet onderwijs gegaan als hier<br />

in Nederland.’ We halen uit een kind wat erin zit. De schoolprestaties van<br />

allochtone leerlingen zijn niet beter of slechter dan die van de Nederlandse.<br />

Een belangrijke voorwaarde voor een goed resultaat is je houding. Je moet<br />

een multicultureel besef hebben. Je moet openstaan voor nieuwe zaken,<br />

dingen durven aanpakken én ermee doorgaan. Niet na een jaar al denken<br />

dat het niks wordt. Zo had onze <strong>taal</strong>aanpak in de kleutergroepen een lange<br />

incubatietijd.”<br />

Piet Terpstra: “Natuurlijk heb je ook jaren waarin het beter gaat dan in andere.<br />

En dan moeten wij ons weer afvragen waar het probleem zit. Zo’n <strong>taal</strong>beleidsplan<br />

is dus nooit af. Je moet de vinger aan de pols blijven houden.” Hij<br />

voegt daaraan toe: “En vergeet niet het belang van een bevlogen directeur:<br />

iemand die gericht is op de ontwikkeling van het team, die kan sturen, die<br />

lijnen kan uitzetten en die op tijd kan delegeren.”<br />

Toekomst<br />

Eén vrees heeft Stout voor de toekomst. Omdat de OALT-gelden worden<br />

berekend op basis van criteria als nationaliteit of geboorteland, bestaat de<br />

kans dat leerlingen vanaf de derde generatie geen recht meer zullen hebben<br />

op OALT-faciliteiten. Stout: “Ik zeg wel eens tegen Turkse en Marokkaanse<br />

ouders dat ze ervoor moeten zorgen dat hun kind vooral trouwt met iemand<br />

uit Turkije of Marokko. Anders komt het OALT in de problemen. Niet<br />

inhoudelijk, maar financieel!”


43<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

2 . 6 I n t e r a c t i e f l e z e n e n s c h r i j v e n i n d e b a s i s s c h o o l :<br />

w e r k e n i n o n d e r z o e k s g r o e p e n<br />

De Prinsehaghe is een Protestants-Christelijke basisschool in de binnenstad<br />

van Den Haag. De school heeft 270 leerlingen, bijna allemaal met een<br />

allochtone achtergrond. De school is krap behuisd, maar met behulp van<br />

schuifwanden in de school en een noodgebouw op het schoolterrein is er<br />

voor iedere klas een eigen lokaal. Ondanks de krappe behuizing maakt de<br />

school een ordelijke, plezierige en open indruk. Die indruk wordt bevestigd<br />

in de gesprekken met de leerkrachten en de schoolleiding. Het hele<br />

team werkt samen om te zorgen voor een stimulerende <strong>taal</strong>omgeving voor<br />

alle kinderen.<br />

Werken aan <strong>taal</strong> in alle groepen<br />

De <strong>taal</strong>ontwikkeling van de kinderen staat centraal in De Prinsehaghe.<br />

Uitgangspunten in het <strong>taal</strong>onderwijs van de school zijn interactiviteit en<br />

betrokkenheid. Interactie met de leerkracht en tussen de leerlingen prikkelt<br />

de kinderen om actief met <strong>taal</strong> bezig te zijn; aansprekende thema's zorgen<br />

ervoor dat de kinderen betrokken blijven bij wat ze leren. Via deze uitgangspunten<br />

werken de leerkrachten systematisch aan de <strong>taal</strong>ontwikkeling van de<br />

kinderen, vooral aan de woordenschat en de begrijpende luister- en leesvaardigheid.<br />

Om deze uitgangspunten in alle groepen vorm te geven is geen eenvoudige<br />

opgave. Maar door goede scholing, geregeld overleg en deskundige<br />

begeleiding slaagt het team er toch in om een consequente lijn aan te<br />

brengen in het <strong>taal</strong>onderwijs.<br />

De leerkrachten in groep 1 en 2 werken met Piramide (Cito). De kinderen<br />

werken in groepjes en individueel aan een thema dat ongeveer twee weken<br />

duurt. Per jaar kunnen zo twaalf thema’s behandeld worden. Het programma<br />

is speciaal ontwikkeld voor kinderen met achterstanden en besteedt niet<br />

alleen aan <strong>taal</strong>, maar ook aan de sociaal-emotionele, motorische en creatieve<br />

ontwikkeling en de oriëntatie op ruimte en tijd.<br />

Werken in onderzoeksgroepen<br />

Vanaf groep 3 wordt er gewerkt in onderzoeksgroepen (zie kader). Net als in<br />

de onderbouw er is ook hier veel aandacht voor woordenschat en is het<br />

onderwijs opgebouwd rond thema's. Het thema (bijvoorbeeld het menselijk<br />

lichaam, ruimtevaart, landen) wordt gekozen door de leerkracht. De leerkracht<br />

laat de klas kennismaken met het thema door er geregeld over te praten,


44<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

voor te lezen uit boeken, klassikaal teksten te behandelen, afbeeldingen te<br />

laten zien en de kernwoorden op te prikken aan de muur. De kinderen lezen<br />

in deze periode ook zelf veel over het thema, in verhalende en informatieve<br />

boeken. Na deze algemene kennismaking kiezen de kinderen zelf een onderwerp<br />

binnen het thema om verder te onderzoeken. De leerkracht deelt de<br />

k i n d e ren daarna in in kleine groepjes. Binnen hun groepje kiezen de kindere n<br />

een voorzitter, een schrijver en materiaalverzorger en een waarnemer (deze<br />

rollen kunnen in volgende lessen weer opnieuw verdeeld worden.) De leerlingen<br />

bedenken nu een aantal vragen bij hun onderwerp. Met behulp van<br />

de leerkracht wordt een aantal vragen uitgekozen. Daarna verdelen de leerlingen<br />

de vragen en gaan zij op zoek naar het antwoord met behulp van de<br />

bronnen binnen en buiten de school, zoals boeken, informatiemappen, het<br />

internet (in ieder lokaal staat een aantal computers met internetaansluiting),<br />

de wijkbibliotheek, een bekende die veel van het thema weet, enzovoort. De<br />

antwoorden worden uiteindelijk verzameld en gepresenteerd in de vorm van<br />

een individueel werkstuk en/of een presentatie door het groepje. Op deze<br />

w i j ze worden in de loop van het schooljaar in iedere klas drie thema’s behandeld;<br />

een thema kan twee tot zes weken in beslag nemen.<br />

We rken in onderzo e k s g roepen is een onderdeel van het programma In t e ra ctief<br />

lezen en schrijve n, dat ontwikkeld is in een samenwe rk i n g s ve r b a n dvan<br />

het Expertisecentrum Nederlands, het Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding<br />

(HCO) en Stichting Lezen. Het doel van het werken in onderzoeksgroepen<br />

is het begrijpend en studerend lezen te verbeteren, door kinderen<br />

veel teksten over een inhoudelijk interessant onderwerp te laten<br />

l ezen en door ze actief met deze teksten te laten we rken. De aanpak is gebas<br />

e e rd op de principes van Concept Oriented Reading In s t ruction (Gu t h r i e ,<br />

1996) en van samenwerkend leren en interactief <strong>taal</strong>onderwijs. Centraal in<br />

deze aanpak is werken rond ‘ankerthema’s’, die een betekenisvolle context<br />

bieden voor het leren. Dit versterkt de motivatie en maakt het gemakkelijker<br />

voor kinderen om netwerken van samenhangende concepten op te<br />

bouwen. Door samen te werken in groepjes worden de kinderen bovendien<br />

voortdurend geprikkeld om (inter)actief met <strong>taal</strong> bezig te zijn, bijvoorbeeld<br />

door te overleggen over de inhoud van teksten en de betekenis<br />

van woorden. Op deze wijze wordt op verschillende fronten tegelijk winst<br />

geboekt, want de kinderen ontwikkelen niet alleen hun lees- en spreekvaardigheid,<br />

maar breiden tegelijkertijd hun woordenschat en hun kennis<br />

van de wereld uit. De materialen van In t e ractief lezen en schrijve nw o rden gep<br />

u b l i c e e rd door het Ex p e rt i s e c e n t rum Nederlands, dat verbonden is aan de<br />

Katholieke Un i versiteit Ni j m e g e n .


45<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Van experiment naar schoolbrede aanpak<br />

Waarom heeft De Prinsehaghe eigenlijk voor deze aanpak gekozen? “We<br />

waren op zoek naar een goede aanpak voor begrijpend lezen die aansloot bij<br />

de principes van adaptief onderwijs”, vertelt adjunct-directeur Simon Sparreboom.<br />

“Vier jaar geleden werden we uitgenodigd om deel te nemen aan het<br />

experimentele project A New Waveen dat zag er veelbelovend uit. Dat<br />

project is hier toen met veel enthousiasme opgepakt. Wat we nu doen is daar<br />

in feite een voortzetting van.” Er was dus een goed draagvlak voor de nieuwe<br />

aanpak, zowel bij de directie als bij de leerkrachten. Eén van de leerkrachten<br />

speelde hierbij een voortrekkersrol – een rol die later overgenomen werd<br />

door <strong>taal</strong>coördinator Henk van Groen.<br />

Omdat een schoolbrede aanpak betrokkenheid vereist van het hele team<br />

hebben alle leerkrachten een cursus bij het HCO gevolgd, zodat iedereen<br />

goed op de hoogte was van wat er ve rwacht we rd. Ook van nieuwe leerk r a c h t e n<br />

wordt verwacht dat zij een cursus volgen om bekend te raken met het<br />

programma. Onderlinge afstemming tussen de leerkrachten vindt voor een<br />

belangrijk deel plaats in bouwvergaderingen.<br />

Bij de les blijven<br />

De school wordt van buitenaf begeleid door Willy van Elsäcker van het<br />

HCO, die het programma heeft ontwikkeld samen met Ludo Verhoeven van<br />

het Expertisecentrum Nederlands. “Die begeleiding is heel belangrijk”, zegt<br />

Henk van Groen, “Willy zorgt ervoor dat we allemaal bij de les blijven.<br />

We hebben allemaal een map waarin alles beschreven staat, maar er zitten zoveel<br />

facetten aan deze aanpak, dat het gemakkelijk kan gebeuren dat iets aan<br />

de aandacht ontsnapt.” Van Elsäcker observeert geregeld de lessen, evalueert<br />

de lessen met de leerkrachten en zorgt er zo voor dat alle elementen in het<br />

programma voldoende aandacht blijven krijgen.<br />

Van Elsäcker ziet zelf dat de leerkrachten de aanpak steeds beter in de vingers<br />

krijgen. “Het is natuurlijk toch wel even wennen, omdat de aanpak in feite<br />

losstaat van bestaande methoden. Voor een leerkracht die liever het hele jaar<br />

uit hetzelfde boek werkt, is het werken in onderzoeksgroepen daarom niet<br />

geschikt. Er komt best wat extra werk bij kijken, zoals het verzamelen van<br />

informatie over een thema. En daarnaast vraagt de didactiek iets heel anders<br />

dan wat veel leerkrachten gewend zijn.” Die didactiek is erop gericht zoveel<br />

mogelijk interactie teweeg te brengen, zowel tussen de leerkracht en de leerling<br />

als tussen de leerlingen onderling. Daarnaast hebben de kinderen goede<br />

begeleiding nodig bij het bedenken en selecteren van goede vragen bij het<br />

onderwerp dat zij gekozen hebben. En vervolgens moeten de geselecteerde


46<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

vragen omgezet worden in zoekstrategieën. “Dat is voor sommige kinderen<br />

echt heel moeilijk”, zegt één van de leerkrachten. “Je kunt ze wel leren om<br />

een register in een boek te gebruiken of om de belangrijkste woorden uit een<br />

vraag in te voeren in een internet-zoekprogramma, maar bij sommige vragen<br />

gaat dat gewoon niet. Daarom help ik ze om vooral meer concrete vragen te<br />

selecteren, zodat de kans groter is dat ze een antwoord vinden. En lopen ze<br />

dan toch vast, dan help ik ze bedenken waar ze kunnen vinden wat ze zoeken.”<br />

Keuzevrijheid motiveert<br />

Wat voor resultaten ziet de school bij de kinderen? “Ik zie de winst vooral in<br />

de betrokkenheid bij het leren”, zegt Henk van Groen. “Het werken met<br />

thema’s is heel motiverend en je ziet gewoon dat iedereen in de klas voor<br />

honderd procent bezig is met zo’n onderwerp.” Ook Willy van Elsäcker<br />

vindt dit een sterk ingrediënt van het programma: “Die keuzevrijheid van<br />

kinderen, dat zien we bijna nergens in het onderwijs. En dat de kinderen die<br />

vrijheid weten te waarderen zie je wel aan de enthousiaste manier waarop ze<br />

aan de slag gaan met hun onderwerp.” Volgens van Elsäcker draait het programma<br />

nog te kort om concrete resultaten te zien in termen van toetsscores.<br />

“En bovendien moet je van drie thema’s per jaar ook niet alles verwachten.<br />

Daarom proberen wij ook tussen de thema’s bezig te zijn met <strong>taal</strong> op een<br />

manier die aansluit bij de werkwijze van de onderzoeksgroepen, bijvoorbeeld<br />

door thematisch te werken aan de woordenschat en door veel aandacht te<br />

besteden aan denkstrategieën bij het lezen.”


47<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

2 . 7 D e i n t e r n a t i o n a l e k o p k l a s<br />

Op de goede weg<br />

Het team heeft het gevoel dat de school op de goede weg is met het <strong>taal</strong>onderwijs.<br />

De leerlingen vinden het leuk om in onderzoeksgroepen te<br />

werken en er is ruimschoots draagvlak voor de aanpak bij het team. Maar er<br />

moet ook nog het een en ander gebeuren. De manier van werken moet nog<br />

meer ‘eigen’ worden; het gevaar bestaat nog steeds dat leerkrachten het gaan<br />

zien als projectonderwijs, terwijl het juist gaat om de overstijgende zaken, de<br />

constante aandacht voor interactie en voor een actieve betrokkenheid van alle<br />

kinderen. Ook moeten de verschillende onderdelen van het <strong>taal</strong>onderwijs<br />

beter met elkaar verbonden worden. Dit jaar heeft vooral het woordenschatonderwijs<br />

extra aandacht gekregen in het kader van het Haagse Leeswijzerproject.Volgend<br />

jaar wil de school de instructie in lees- en denkstrategieën<br />

verbeteren. De Prinsehaghe werkt aan een <strong>taal</strong>beleidsplan waarbinnen ieder<br />

onderdeel van het <strong>taal</strong>onderwijs een duidelijke plaats heeft.<br />

Voorwaarden voor succes<br />

Het team re a l i s e e rt zich, dat de invoering van het we rken in onderzo e k s g ro e p e n<br />

is geslaagd, omdat aan de belangrijkste voorwaarden is voldaan:<br />

- er zijn voldoende middelen beschikbaar, met name uit het Haagse GOAbudget,<br />

waardoor het bijvoorbeeld mogelijk is om de schoolbibliotheek uit<br />

te breiden en de nieuwe media een plaats te geven in ieder klaslokaal<br />

- de school heeft een <strong>taal</strong>coördinator, die het programma continu volgt en<br />

onder de aandacht houdt<br />

- het hele team staat achter het programma<br />

- er was voldoende tijd om het programma in te voeren<br />

- de uitvoering wordt deskundig en inspirerend begeleid<br />

- de leerkrachten hebben positieve verwachtingen van de kinderen.<br />

In één jaar op niveau<br />

De kopklas is een bijzonder initiatief dat nog slechts op beperkte schaal van<br />

de grond is gekomen. Er zijn momenteel drie kopklassen: één in Leiden en<br />

twee in Utrecht; in het schooljaar 2001-2002 start een nieuwe kopklas in<br />

Almere. De kinderen in de kopklas hebben de capaciteiten voor vmbo-t<br />

(theoretische leerweg), havo of vwo, maar hun beperkte beheersing van het<br />

Nederlands staat een succesvolle loopbaan in dat type onderwijs in de weg.<br />

George Vermaak, leraar en coördinator van de kopklas in Utrecht, legt uit


48<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

dat het doel van de kopklas dan ook is om het Nederlands van allochtone<br />

leerlingen in één jaar op een goed niveau te brengen. Nederlands neemt met<br />

zo’n tachtig procent van lestijd de belangrijkste plaats in binnen het<br />

programma van kopklas. Er ligt veel nadruk op woordenschat en begrijpend<br />

lezen, maar ook technisch lezen en spelling worden niet vergeten. Het lesrooster<br />

bestaat verder uit rekenen, wereldoriëntatie, Engels en gymnastiek.<br />

De internationale kopklas is een extra jaar basisonderwijs voor talentvolle<br />

allochtone leerlingen. Zij worden in dat jaar bijgeschoold in de Ne d e r l a n d s e<br />

<strong>taal</strong> om zo de theoretische leerweg van het vmbo, havo of vwo voor hen<br />

b e reikbaar te maken.<br />

Selectie<br />

Een kind belandt niet zomaar in de kopklas. Het Utrechtse Schooladviescentrum<br />

(SAC), de docenten en de coördinator van de kopklas selecteren de<br />

allochtone leerlingen voor de kopklas. George Vermaak: “Eind oktober gaat<br />

er een brief naar alle basisscholen in Utrecht voor de vooraanmelding. Als de<br />

gegevens van de HAGO- en Cito-toetsen bekend zijn, vragen we die gegevens<br />

op. Op grond van het advies van de leraar van groep 8 en de toetsresultaten<br />

bepalen we of een kind geschikt is voor de kopklas. Dat is het geval als<br />

een leerling veel capaciteiten heeft, maar op Nederlands laag scoort, terwijl<br />

het rekenen op niveau is.”<br />

Huisvesting<br />

De Utrechtse kopklassen zijn gehuisvest in scholen voor voortgezet onderwijs.<br />

De klas van George Vermaak vindt bijvoorbeeld onderdak in het dr.<br />

F.H. de Bruijne Lyceum in Utrecht-Zuid. Deze scholen hebben ook zelf<br />

voordeel van de kopklas, want de praktijk leert dat de meeste leerlingen op<br />

de school blijven waar zij de kopklas hebben gevolgd. Administratief is de<br />

kopklas verbonden aan een basisschool. Dat betekent dat de leerlingen niet<br />

te oud mogen zijn. In het kopklasjaar mogen ze nog 14 jaar worden. Dat de<br />

kopklas basisonderwijs is, betekent ook dat dit jaar niet meetelt voor de<br />

maximale verblijfsduur in het voortgezet onderwijs.<br />

Een doordachte start<br />

In Utrecht besloten drie basisscholen in de wijk Kanaleneiland ruim acht jaar<br />

geleden een kopklas te starten. Aanleiding was het feit dat veel leerkrachten<br />

van groep 8 de ervaring hadden dat voor allochtone kinderen die veel in hun


49<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

mars hadden het vbo-advies uiteindelijk toch het hoogst haalbare was. De<br />

toenmalige staatssecretaris Wallage wees bij een werkbezoek aan Kanaleneiland<br />

op het Leidse initiatief van de kopklas. Men bracht een bezoek aan<br />

Leiden en ging met de voorbereiding aan de slag. Na een jaar startte in 1993-<br />

1994 de eerste kopklas, met zeven kinderen. Inmiddels heeft Utrecht twee<br />

kopklassen met elk 17 kinderen, toegankelijk voor alle basisschoolleerlingen<br />

in Utrecht. “Eigenlijk wat te vol”, vindt George Vermaak, “maar omdat een<br />

derde kopklas er dit jaar nog niet in zat, werden er 34 kinderen toegelaten<br />

in plaats van 30. En desondanks heb ik toch nog een aantal kinderen moeten<br />

afwijzen.”<br />

Onderwijsprogramma internationale kopklas<br />

Nederlandse <strong>taal</strong>: 75-80%<br />

Accent op: woordenschat (school<strong>taal</strong>), begrijpend en studerend lezen,<br />

strategie-aanpak leesteksten<br />

Daarnaast: spelling, spreken/luisteren, <strong>taal</strong>beschouwing.<br />

Zonodig: technisch lezen, uitspraak<br />

Rekenen: circa 10%<br />

Wereldoriëntatie (met name talige kant): circa 5%<br />

Overig (Engels, gym): circa 10%<br />

Het programma<br />

De kopklas is vanaf het begin intensief begeleid door het SAC, dat samen<br />

met de SLO een curriculum heeft samengesteld. Het curriculum is sterk<br />

gericht op de leemtes in de kennis van de leerlingen. Het is geen herhaling<br />

van groep 8, maar er is ook zo min mogelijk overlap met de brugklas. De<br />

nadruk in de lessen ligt op woordenschat en begrijpend en studerend lezen.<br />

Daarnaast wordt de eerste tijd veel aandacht besteed aan spelling en leesstrateg<br />

i e ë n . De methode Klimopis de rode draad in het programma. K l i m o pis<br />

ontwikkeld door de Un i versiteit van Leuven voor Belgische bru g k l a s l e e r l i n g e n<br />

met een <strong>taal</strong>achterstand. De methode legt de nadruk op het begrijpend lezen<br />

van informatieve teksten, waarbij ‘school<strong>taal</strong>woorden’ centraal staan. Dat zijn<br />

de woorden die de kinderen buiten school niet tegenkomen, maar die ze in


50<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

de brugklas hard nodig hebben om de lessen goed te kunnen volgen. Daarnaast<br />

wordt gewerkt met het Posterproject basisonderwijs , een programma met<br />

veel school<strong>taal</strong>woorden, en met Woorddetective , een programma voor leerlingen<br />

die moeite hebben met het afleiden van woordbetekenissen uit de context.<br />

Naast veel klassikaal onderwijs biedt de kopklas individuele begeleiding om<br />

persoonlijke achterstanden weg te werken. Overigens moeten alle vakken behalve<br />

Nederlands al wel op niveau zijn, omdat voor het bijwerken van andere<br />

achterstanden in de kopklas geen tijd is.<br />

Gratis boeken<br />

Boeken en schriften worden gratis beschikbaar gesteld door de school. De<br />

ouders van de leerlingen betalen een ouderbijdrage van 130 gulden voor<br />

kopieerkosten. Het SAC en de docenten van de kopklas volgen nieuwe<br />

ontwikkelingen op het gebied van <strong>taal</strong>verwerving nauwgezet om er gebruik<br />

van te kunnen maken in de kopklas.<br />

Wanneer de kinderen aan de kopklas beginnen organiseert George Vermaak<br />

een bijeenkomst met ouders en leerlingen. Hij vertelt dan dat de kinderen<br />

goed hun best moeten doen. Doen ze dat niet, dan is de kopklas voor hen<br />

niet geschikt.


51<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Motivatie en prestatie<br />

De resultaten zijn volgens George Vermaak erg goed: “Een extra jaar voor<br />

deze leerlingen met zoveel aandacht voor het Nederlands heeft een enorm<br />

effect. Dat weten we omdat we werken met een leerlingvolgsysteem waarin<br />

veel toetsgegevens in zijn opgenomen. De leerlingen maken aan het begin en<br />

aan het einde van het schooljaar dezelfde toetsen, zodat we een goed beeld<br />

krijgen van de vorderingen. In februari doen de kinderen een Cito-toets.<br />

Daarbij scoorde de klas in 2001 gemiddeld 542,8. Dat is 7,9 punten hoger<br />

dan het landelijk gemiddelde.”<br />

De vorderingen van de leerlingen worden bijgehouden op een Cijferkaart.<br />

Wanneer die vol is, gaat hij mee naar huis om door de ouders ondertekend te<br />

worden. Twee tot drie keer per jaar wordt het rapport met de ouders en de<br />

leerling besproken.<br />

Er wordt hard gewerkt in de kopklas. De leerlingen zijn zeer gemotiveerd,<br />

omdat ze graag naar havo of vwo willen. “Het doel is om de leerlingen te laten<br />

d o o r s t romen naar mavo / h a vo of havo / v w o. In de meeste gevallen gebeurt dat<br />

ook”, vertelt George Vermaak. “Op één na gaan alle 17 leerlingen uit mijn<br />

kopklas door naar deze onderwijstypen.” Gemiddeld gaat ongeveer zestig<br />

procent van de leerlingen door naar havo/vwo; zo’n veertig procent krijgt een<br />

mavo/havo-advies.<br />

Hoewel er in de kopklas veel vooruitgang wordt geboekt, betekent dat niet<br />

dat in een jaar tijd alle achterstand is weggewerkt. De beperkte woordenschat<br />

blijft een probleem. De school voor voortgezet onderwijs zal dus ook moeten<br />

investeren in deze leerlingen. In de brugklas worden de prestaties van de leerlingen<br />

nog gevolgd. Uiteindelijk slagen verreweg de meeste leerlingen voor<br />

het eindexamen. “Een van mijn oud-leerlingen heeft vorig jaar havo-examen<br />

gedaan. Hij had bij zijn schoolonderzoeken een 10 voor Nederlands en een<br />

10 voor geschiedenis. Dit jaar is hij begonnen op de School voor Journalistiek”,<br />

vertelt Vermaak trots.<br />

Suggesties<br />

Voor het starten van een kopklas geven George Vermaak en Paul Stassen van<br />

het SAC de volgende suggesties:<br />

- Probeer ervoor te zorgen dat een kopklas niet meer dan 15 leerlingen<br />

heeft.<br />

- Neem ten minste een jaar de tijd om een kopklas goed voor te bereiden;<br />

overleg met alle betrokkenen, zoals de schoolbesturen, en houd er rekening<br />

mee dat je weerstanden moet overwinnen.


52<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

- Zoek een locatie voor de kopklas op een school voor voortgezet onderwijs<br />

met een havo/vwo-afdeling en zoek een leerkracht die veel ervaring heeft<br />

met allochtone kinderen en met lesgeven in groep 8.<br />

- Besteed samen met de schoolbegeleidingsdienst veel aandacht aan de voorbereiding<br />

van het lesprogramma. Een bezoek aan een bestaande kopklas<br />

kan daarbij behulpzaam zijn.<br />

De toekomst<br />

De kopklas krijgt steeds meer bekendheid. Ook andere steden tonen belangstelling.<br />

Er zijn contacten met Amsterdam, Haarlem en Rotterdam en<br />

binnenkort komen drie Engelsen op bezoek die overwegen de kopklas in<br />

Engeland in te voeren. Vermaak is niettemin nuchter over de toekomst van<br />

zijn kopklas: “Als we niet meer nodig zijn, dan heffen we ons op. Maar ik<br />

verwacht dat dit voorlopig nog niet het geval zal zijn. De vraag groeit alleen<br />

maar, omdat het aantal allochtonen nog steeds toeneemt in het onderwijs.”<br />

Hij zal het einde van de kopklas dan ook niet meemaken, want hij is bezig<br />

aan zijn laatste onderwijsjaar. Deze zomer heeft hij er veertig dienstjaren<br />

opzitten en zwaait hij af.<br />

2 . 8 B a z a r : l e e s b e v o r d e r i n g i n h e t V M B O<br />

De vmbo-locatie van het No o rd zee College aan de Ve r s p ro n c k weg in Ha a r l e m<br />

is gehuisvest in een oud maar sfeervol gebouw dat onderdak biedt aan<br />

ongeveer 800 leerlingen, waarvan ongeveer tien procent allochtoon is. Het<br />

gebouw is naar huidige maatstaven te groot om efficiënt te kunnen onderhouden<br />

en de verwachting is dan ook dat er binnen afzienbare tijd een nieuw<br />

gebouw zal komen.<br />

Bazar is een leesbevorderingsproject van Stichting Lezen voor het vmbo.<br />

Het pakket bestaat uit meer dan dertig modules die ve r s p reid over vier leerj<br />

a ren i n g ezet kunnen worden naast de methode Nederlands. De modules<br />

bestrijken diverse media, genres en activiteiten: boeken, kranten, tijdschriften,<br />

film, theater, poëzie, strips, vertellen, bibliotheekbezoek, et cetera.<br />

Het pakket wordt eind 2001 op de markt gebracht.


53<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Werken met Bazar<br />

De sectie Nederlands werkt sinds het begin van het schooljaar 2000-2001<br />

met een proefversie van het vmbo-leesbevorderingsproject Bazar. Een keer<br />

per week besteden alle docenten Nederlands een lesuur aan de Bazar-module<br />

die op dat moment centraal staat. Verspreid over het schooljaar worden vijf<br />

typen modules behandeld: lezen rond een thema (bijvoorbeeld vriendschap<br />

of spanning & avontuur), film (inclusief een filmvoorstelling), theater (inclusief<br />

een theatervoorstelling), poëzie (zelf gedichten schrijven) en non-fictie<br />

(kranten en tijdschriften). In principe worden deze modules in alle leerjaren<br />

aangeboden. Daarnaast worden in sommige leerjaren ook andersoortige modules<br />

aangeboden, zoals een bibliotheekbezoek, een bezoek van een schrijver<br />

aan de school en een module over verhalen vertellen.<br />

Het materiaal dat in de Bazar-lessen wordt gebruikt bestaat uit uitgewerkte<br />

lesbeschrijvingen voor de docent en kopieerbladen met teksten en opdrachten<br />

voor de leerlingen. In de lesbeschrijving ziet de docent welke doelen centraal<br />

staan, welke materialen hij nodig heeft, welke voorbereiding nodig is en hoe<br />

de lessen zijn ingedeeld. De kopieerbladen voor de leerlingen bevatten boekfragmenten,<br />

gedichten, afbeeldingen en opdrachten. Daarnaast komt allerlei<br />

‘authentiek’ materiaal de klas in: pakketten nieuwe tijdschriften en kranten,<br />

boeken uit de bibliotheek, folders van theatergroepen, posters van De Jonge<br />

Jury. De gedachte hierachter is dat authentiek materiaal zorgt voor een<br />

stimulerender leesomgeving dan afbeeldingen en tekstfragmenten in de<br />

reguliere lesmethode. Dat betekent uiteraard niet dat de reguliere lesmethode<br />

volledig terzijde wordt geschoven. In de lesuren waarin niet met Bazar wordt<br />

gewerkt, volgen de docenten gewoon het boek; de elementen die al in de<br />

Bazar-modules aan de orde komen kunnen zij dan overslaan.<br />

Binnen de sectie Nederlands op het Noordzee College wordt het project<br />

gecoördineerd door docenten Judith Haak en Artur Hollander. Die coördinatie<br />

is noodzakelijk, omdat diverse zaken voor verschillende klassen tegelijk<br />

g e regeld moeten worden. Als er bijvoorbeeld afspraken gemaakt moeten word e n<br />

om de bioscoop te reserveren, om een theatergroep op school te krijgen of<br />

om themacollecties bij de bibliotheek te lenen is het handig als dat vanuit<br />

een centraal punt gebeurt en niet door iedere docent afzonderlijk. De coördinatoren<br />

bekommeren zich ook om de planning van de modules, de evaluatie<br />

van ervaringen en de logistiek die met het project gepaard gaat, met name<br />

waar het gaat om leerlingmateriaal. Omdat het project in het schooljaar<br />

2000-2001 nog in een proeffase verkeerde, hebben de coördinatoren ook<br />

geregeld overleg gehad met de landelijke coördinator van het project.


54<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Bibliotheek<br />

De samenwerking met de bibliotheek is van groot belang binnen het project.<br />

De bibliotheek is in diverse rollen bij Bazar betrokken: in de eerste plaats als<br />

leverancier van boeken bij de projecten waarin de leerlingen boeken lezen<br />

rond thema’s, in de tweede plaats als adviseur bij het selecteren van geschikte<br />

boeken bij projecten als De Jonge Juryen in de derde plaats als onderwerp<br />

van projecten, zoals Bibliospel, dat wordt uitgevoerd in de brugklas. “Het is<br />

best even wennen, die samenwerking, voor beide partijen trouwens”, vindt<br />

Judith Haak. “De bibliotheek had bij sommige projecten moeite met het<br />

leveren van grote aantallen boeken, dat had ik niet verwacht. Alleen voor de<br />

module De Jonge Juryhadden ze grote kisten met boeken klaarstaan, want<br />

dat doen ze ook op andere scholen. En Bibliospelwas een groot succes. Dan<br />

kun je zien dat ze zoiets wel vaker doen.”<br />

Iets anders<br />

Bazar is via Stichting Lezen bij het Noordzee College terechtgekomen.<br />

“Dat was eigenlijk in het kader van een heel andere activiteit”, vertelt Artur<br />

Hollander, “maar wij wilden al lang eens aan de slag met iets anders dan het<br />

vaste boek en toen we de materialen van Bazar zagen dachten we: dit is echt<br />

iets voor onze leerlingen. Kijk, voor de brugklas kun je altijd van alles<br />

vinden, maar voor de oudere leerlingen is dat veel moeilijker. Met dit materiaal<br />

heb je iets in handen voor alle leerjaren.” Overigens waren niet alle docenten<br />

meteen even enthousiast, maar ook de aanvankelijke twijfelaars werken<br />

inmiddels met het project. Ze blijven kritisch, maar zien tegelijkertijd dat de<br />

meeste leerlingen met veel plezier bezig zijn met Bazar.


55<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Variëteit<br />

“De leerlingen zijn erg enthousiast over het project”, zegt Judith Haak.<br />

“Soms lopen ze helemaal warm voor een thema en dan lezen ze in plaats van<br />

één boek wel twee of zelfs drie boeken, gewoon omdat ze het leuk vinden. Ik<br />

had dat eerlijk gezegd niet verwacht. Je kunt deze leerlingen dus best aan het<br />

lezen krijgen, als je maar de juiste boeken aanbiedt.”<br />

De grote variëteit binnen het pakket zorgt ervoor dat het niet saai wordt.<br />

Wie niet zo gek is op het lezen van boeken, kan altijd zijn hart nog ophalen<br />

bij het filmproject of bij de theatervoorstelling: “In samenwerking met<br />

Kreater, de regionale steunfunctie cultuureducatie, hebben we de voorstelling<br />

The Stonesvan het Mustheater op school gehaald. Dat was voor het eerst dat<br />

we zoiets deden voor de tweede klas. Ademloos zaten ze te kijken en ook bij<br />

de nabespreking waren ze heel sterk betro k k e n”, zegt Haak. Ook het schrijve n<br />

van gedichten is een succes. Docente Ingrid Blankert: “Zo’n stapsgewijze<br />

aanpak levert heel verassende resultaten op. De leerlingen schrijven een<br />

gedicht bijna zonder dat ze het zelf in de gaten hebben.” De poëziemodule is<br />

nog niet helemaal afgerond, maar de eerste resultaten zijn zo aardig, dat de<br />

sectie al heeft besloten om de gedichten te bundelen.<br />

Animo<br />

Haak en Hollander vinden het niet altijd makkelijk om tijd te vinden voor de<br />

c o ö rdinatie van het project. “We krijgen er op dit moment geen extra ure n<br />

vo o r, maar die heb je absoluut nodig. Het coörd i n e ren van zo’n project kost<br />

g ewoon erg veel tijd. Ik hoop dat we dat volgend jaar anders kunnen re g e l e n . ”<br />

Een ander minpunt is, dat de school niet beschikt over een goed uitgeruste mediatheek.<br />

De brugklassers weten nu wel de weg naar de openbare bibliotheek te<br />

vinden, maar binnen de school zijn de mogelijkheden om boeken te lenen en<br />

i n f o r m a t i e b ronnen te raadplegen nog veel te beperkt, ve rtelt Artur Ho l l a n d e r :<br />

“Eén ochtend per week kunnen de leerlingen bij ons in de bibliotheek. Da a r<br />

komt dan speciaal iemand vo o r. Dat kan natuurlijk eigenlijk niet meer in deze<br />

tijd.” Ook daar is dus nog winst te boeken het komende jaar. Aan de animo<br />

van de docenten zal het niet liggen. En gelukkig is er ook op managementniveau<br />

steun voor het project: “Dit project geeft een stevige impuls aan ons <strong>taal</strong>beleid,<br />

we gaan hier absoluut mee door”, zegt vmbo-directeur André van Zo n .


56<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

2 . 9 W e r k e n a a n o n d e r w i j s k a n s e n<br />

Een modern gebouw naast het spoor in de Utrechtse wijk Overvecht biedt<br />

onderdak aan het Vader Rijn College, een openbare school voor vmbo met<br />

ruim 700 leerlingen. Ongeveer een kwart van de leerlingen is van Marokkaanse<br />

origine, een kwart autochtoon Nederlands, een kwart Turks en de rest<br />

is uit vele andere etnische groepen afkomstig. Ook veel docenten komen uit<br />

etnische minderheidsgroepen, een resultaat van gericht personeelsbeleid. ‘We<br />

zijn een multi-etnische school en daar zijn we trots op’, dat is wat de school<br />

wil uitstralen. Ook het aanbieden van Turks en Arabisch als examenvak<br />

hoort daarbij.<br />

De leerlingen kunnen kiezen uit de sectoren techniek (me<strong>taal</strong>, bouw, vo e rt u i g e n<br />

en elektro) en economie (handel, administratie en verkoop). Er is leerwegondersteunend<br />

onderwijs voor leerlingen die dat nodig hebben. In een aparte<br />

<strong>taal</strong>klas kunnen kinderen tijdens het eerste leerjaar hun <strong>taal</strong>vaardigheid in het<br />

Nederlands versterken zodat ze in de loop van het schooljaar verder kunnen<br />

op het niveau dat past bij hun cognitieve capaciteiten en niet bij hun door<br />

omstandigheden achtergebleven <strong>taal</strong>vaardigheid.<br />

Het project Taalgericht Vakonderwijs<br />

Alle docenten lopen aan tegen de barrière tussen de vak<strong>taal</strong> in hun lesboek en<br />

het beperkte Nederlands van hun leerlingen. In de lessen Nederlands krijgen<br />

schoolse <strong>taal</strong>vaardigheden als tekstbegrip en woordenschat daarom extra aandacht.<br />

Als onderdeel van het <strong>taal</strong>beleid is de school bovendien betrokken bij<br />

het project Taalgericht Vakonderwijs, een samenwerking tussen het Centrum<br />

voor Onderwijsontwikkeling (CENTO) van de Hogeschool van Utrecht, het<br />

Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS), het Projectbureau Rotterdam<br />

en het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO). In dit project zoeken<br />

docenten en begeleiders samen naar een didactiek waarin vakdoelen en <strong>taal</strong>vaardigheidsdoelen<br />

tegelijk gerealiseerd kunnen worden. Het project is<br />

gebaseerd op de theoretische inzichten in (tweede-) <strong>taal</strong>verwerving van de<br />

‘content-based appro a c h .’ Kinderen worden hierin aangezet tot actieve inb<br />

re n g in de les op basis van hun eigen voorkennis, en tot praten en schrijven<br />

over de leerstof, ondanks hun beperkte <strong>taal</strong>vaardigheid. Dit is een fundamentele<br />

breuk met de trend om de lessen voor meertalige klassen juist te versimpelen,<br />

met minder tekst en minder nadruk op <strong>taal</strong>productie. Je kunt lezen<br />

over ‘fasen van stoffen’ bij natuurkunde en luisteren naar uitleg, maar diezelfde<br />

inzichten en vak<strong>taal</strong> kun je beter verwerven wanneer je zelf proefjes uitvoert,<br />

daarover samen nadenkt en praat en verslagjes schrijft om vervolgens


57<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

pas die schoolboektekst erbij te halen. Een grotere variatie aan werkvormen,<br />

concrete invalshoeken bij ingewikkelde stof, veel interactie tussen leerlingen<br />

onderling en tussen leerling en docent, dat zijn enkele kenmerken van<br />

<strong>taal</strong>gericht vakonderwijs.<br />

Op zoek naar een <strong>taal</strong>gerichte vakdidactiek in je eigen les<br />

Het project is niet opgezet als scholingstraject. Uitgangspunt is dat elke docent<br />

eigen didactische routines, opvattingen en voorkeuren heeft waarbinnen je<br />

moet zoeken naar nuttige veranderingen. Observeren bij elkaar brengt je<br />

daarover aan de praat. In het eerste half jaar kwamen enkele docenten en de<br />

<strong>taal</strong>coördinator een aantal keren bij elkaar met collega’s van een zusterschool.<br />

In deze werkbijeenkomsten werd het begrip <strong>taal</strong>gericht vakonderwijs toegelicht<br />

en besproken. In aansluiting daarop gingen de <strong>taal</strong>coördinatoren en<br />

begeleiders van CENTO binnen de school bij de betrokken docenten in de<br />

les kijken. De lessen werden nabesproken, waarbij bijvoorbeeld de vraag<br />

werd gesteld hoe je leerlingen meer aan de praat kunt krijgen over de lesstof.<br />

Op die vraag is geen eenduidig antwoord te geven. Een aardrijkskundedocent<br />

bedacht voor zijn 2vbo-klas de opdracht om na het bekijken van weerberichten<br />

op de televisie in duo’s een weerbericht op te stellen en voor de klas<br />

te presenteren. Ook zocht hij manieren om bij de start van nieuwe thema's<br />

de voorkennis van kinderen te activeren, bijvoorbeeld aan de hand van<br />

woordspinnen; zo probeerde hij over bekende en onbekende begrippen aan<br />

de praat te raken. Een biologiedocente startte juist met het veranderen van<br />

haar organisatie: in plaats van klassikaal te werken deelde zij de klas in groepjes<br />

in om hun groepsopdrachten te geven die discussie over de lesstof zouden<br />

uitlokken. Toen dat goed bleek te werken nam zij groepswerk voor alle klassen<br />

als basisvorm.<br />

De rol van de <strong>taal</strong>coördinator en begeleider was om ideeën te leveren en<br />

praktische steun te geven bij het realiseren daarvan. “Groepsopdrachten zou<br />

je op papier moeten hebben, met een tijdsindeling erbij,” luidde zo’n advies,<br />

en: “Geef bij de presentatie van het weerbericht tevoren aan waarop de leerlingen<br />

beoordeeld worden en laat de luisterende leerlingen mee-beoordelen.”<br />

Niet alleen in de werkbijeenkomsten en de individuele contacten binnen de<br />

school kregen de docenten nieuwe ideeën. Aan het eind van elk schooljaar<br />

organiseert het landelijke project een werkconferentie waarop alle betrokken<br />

docenten een presentatie van hun experimenten inbrengen. De eerste keer<br />

reuze spannend, maar ook een prima stok achter de deur om jaarlijks de<br />

balans op te maken en positieve ervaringen aan collega’s door te geven. Op<br />

zo’n conferentie ontdekte de biologiedocente bijvoorbeeld het project Taal-


58<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

spellenvan het Projectbureau Rotterdam. Hierdoor aangestoken besteedde ze<br />

vele uren aan het zelf uitwerken van kwartetten en andere spellen om haar<br />

groepjes aan de praat te krijgen over ‘groei en ontwikkeling’ of ‘het menselijk<br />

lichaam’. Soms is een klein zetje genoeg om een grote verandering in<br />

beweging te zetten.<br />

Oude patronen doorbreken<br />

De docenten die meedoen aan het traject hebben allen een eigen antwoord<br />

op de vraag ‘wat heb je geleerd?’. Voor de een gaat het om kleine stapjes, voor<br />

anderen om een wezenlijke breuk met het onderwijs zoals ze dat eerder<br />

gaven. Door na te denken over de lessen, over het nut ervan voor juist deze<br />

leerlingen doorbreken de docenten oude patronen waarbij leerlingen ongeïnteresseerd<br />

of onrustig in de klas zaten en de docenten zich moe en gefrustreerd<br />

van les naar les sleepten. “Het kost meer tijd als je werkt volgens het<br />

<strong>taal</strong>project, maar uiteindelijk blijft de stof beter hangen bij de leerlingen en<br />

werk je samen in de klas met meer plezier en daar gaat het toch om.” En<br />

leerlingen zelf zeggen: “Ik vind het veel leuker om zo afwisselend te werken<br />

dan steeds die teksten en vragen uit het boek te moeten maken.”


59<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Verbreding in de school<br />

Een enthousiaste kern van docenten met een gedreven <strong>taal</strong>coördinator, dat is<br />

pas een begin. Nieuwsgierig door de positieve verhalen, kwamen collega's de<br />

<strong>taal</strong>coördinator vragen ook bij hen in de les te komen kijken en adviezen te<br />

geven. Daarnaast deden de projectdocenten zelf verslag aan hun collega’s.<br />

Enkele videofilmpjes kwamen daarbij goed van pas. Maar een echte ve r b re d i n g<br />

van de zoektocht naar een geschikte didactiek is daarmee nog niet bere i k t.<br />

Parallel aan het <strong>taal</strong>project was intussen echter een intervisietraject in de onderbouw<br />

in voorbereiding. De klassenteamcoördinatoren zijn daarin de spil:<br />

zij hebben zich laten trainen in het begeleiden van intervisie. Alle onderbouwdocenten<br />

hebben aangegeven over welke aspecten van didactiek zij<br />

meer van hun collega’s willen leren en waarmee zij zelf collega’s zouden kunnen<br />

helpen. Hier ligt de start van een brede discussie over didactiek, waarbinnen<br />

ook het <strong>taal</strong>gericht vakonderwijs een plaats moet krijgen.<br />

Het Vader Rijn College is inmiddels aangewezen als Onderwijskansenschool.<br />

Dat betekent dat de school in vier jaar tijd systematisch de kwaliteit van het<br />

onderwijs wil verbeteren. De gemeente geeft duidelijke richtlijnen en organiseert<br />

extra ondersteuning op <strong>taal</strong>beleid, gericht op verbeteringen in de vaklessen.<br />

Het project Taalgericht Vakonderwijswordt in het veranderplan van de<br />

school opgenomen en wordt ver<strong>taal</strong>d in een professionaliseringsbeleid. Over<br />

hoe dat kan gebeuren, leven vele ideeën: vaksectiegerichte scholing<br />

gecombineerd met observatie en persoonlijke adviezen, het inrichten van een<br />

onderwijswerkplaats waarin docenten bij hun lesvoorbereiding concrete hulp<br />

en tips kunnen vragen, het verder benutten van de intervisiebezoeken en<br />

goed letten op de uitwisseling van ervaringen. De onderbouw- en bove nbouwstaf<br />

bekijken die mogelijkheden om vanaf de zomer van 2001 ve r s t e rking<br />

van de didactiek in alle vaklessen onderdeel te maken van een schoolb<br />

reed <strong>taal</strong>beleid. Ook over de rol van de <strong>taal</strong>coördinator moeten afspraken<br />

w o rden gemaakt.<br />

Lessen voor andere scholen<br />

De twee sleutelbegrippen voor deze school en andere scholen lijken te zijn<br />

maatwerk in professionaliseringekoppeld aan een voortgaande discussie over<br />

didactiek in de school . Wat betreft maatwerk: docenten leren op verschillende<br />

manieren. De een leest een artikel, de ander zit graag in de cursus-banken, de<br />

volgende wil vooral voorbeelden bij collega's zien. Ook de verschillende aspecten<br />

van <strong>taal</strong>gericht vakonderwijs zijn in wisselende mate van belang voor<br />

docenten: de een zal tekstgebruik als aanknopingspunt zien, de ander werkt<br />

helemaal niet met teksten maar ziet de manier van toetsen als aangrijpings-


60<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

punt. Het gaat erom dat dit maatwerk en een keuzevrijheid in de vorm va n<br />

p rofessionalisering worden gekoppeld aan een vo o rtgaande discussie in de<br />

school over didactiek. Praat over je lessen, zorg dat je elkaars resultaten en<br />

knelpunten hoort en ziet. Teammiddagen, vlootschouwen aan het eind van<br />

het schooljaar (binnen de school of de stad), rubrieken ‘mijn idee’ in de personeelskrant<br />

of op de muur van de docentenkamer, er zijn legio mogelijkheden<br />

om meer van elkaars werk te zien. Video-opnames maken in de les gebeurt<br />

steeds vaker; de kunst is om de bespreking ervan te gebruiken voor<br />

de gezamenlijke visieontwikkeling: hoe willen we dat ons onderwijs eruit<br />

ziet? Hier zal ook het onderwijskundig leiderschap van de schoolleiding<br />

moeten blijken.


61<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Hoofdstuk 3 Een stapsgewijze aanpak voor<br />

<strong>taal</strong>beleid<br />

3 . 1 E f f e c t i e f t a a l o n d e r w i j s<br />

De portretten laten zien dat scholen en peuterspeelzalen ieder op een eigen<br />

wijze bezig zijn het <strong>taal</strong>onderwijs effectiever te maken. Het effectief maken<br />

van <strong>taal</strong>onderwijs neemt vaak vele jaren in beslag. Iedereen in de school is<br />

erbij betrokken. Het raakt alle groepen/klassen en leergebieden/vakken. Het<br />

is vaak een ingewikkeld proces omdat het een fundamentele verandering van<br />

ieders gedrag vereist. Het is daarom van belang zorgvuldig te werk te gaan.<br />

Een school die wil komen tot effectief <strong>taal</strong>onderwijs doorloopt de volgende fasen:<br />

- de huidige situatie in kaart brengen<br />

Allereerst gaat het erom een duidelijk beeld te krijgen van de huidige situatie<br />

van het <strong>taal</strong>onderwijs op school. De school inventariseert wat er al goed gaat<br />

en welke onderdelen aan verbetering toe zijn. De inventarisatie vindt plaats<br />

op verschillende niveaus: het niveau van de school, van de groepen/klassen<br />

en leerkrachten en van de leerlingen.<br />

De analyse moet zicht geven op de aard en omvang van de <strong>taal</strong>problematiek<br />

van de leerlingen, de mogelijkheden van de leerkrachten om aan problemen<br />

te werken, de sterke en minder sterke kanten van de huidige praktijk, de<br />

ontwikkelingen die op de school afkomen en de aansluiting binnen de doorgaande<br />

lijn voorschools-basisonderwijs-voortgezet onderwijs. De inzichten<br />

die beschreven worden in hoofdstuk 1 van de brochure kunnen daarbij mede<br />

als leidraad dienen.<br />

Het beschrijven van de huidige situatie kan het beste gecoördineerd worden<br />

door een werkgroep van leraren en – indien aanwezig – de <strong>taal</strong>coördinator.<br />

De werkgroep kan ondersteuning inroepen van een extern begeleider. De<br />

directie moet van meet af aan bij het proces betrokken worden. In veel gevallen<br />

zal de directie zelf de initiatiefnemer zijn in het proces. Het is belangrijk<br />

dat de directie het werk van de werkgroep in ieder geval ondersteunt en op<br />

de hoogte wordt gehouden van iedere stap.<br />

Om de beginsituatie te bepalen kan een school kiezen voor een korte snelle


62<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

werkwijze of voor een meer intensieve procedure. Een meer intensieve oriëntatie<br />

is bijvoorbeeld nodig op scholen die al lang bezig zijn met het effectieve r<br />

maken van het <strong>taal</strong>onderwijs en die geen verbetering van resultaten zien.<br />

- een plan voor effectief <strong>taal</strong>onderwijs opstellen<br />

De knelpunten die uit de bovenstaande analyse naar voren komen vragen om<br />

oplossingen. Vaak kunnen problemen op verschillende manieren aangepakt<br />

worden, zoals de praktijkvoorbeelden in deze brochure ook laten zien. De<br />

werkgroep doet een voorstel voor een keuze uit de alternatieve oplossingen,<br />

mede op basis van de algemene uitgangspunten die beschreven zijn in hoofdstuk<br />

1. Een mogelijke stap in deze fase is het gezamenlijk bezoeken van een<br />

andere school om te kijken hoe effectief <strong>taal</strong>onderwijs in de klas werkt.<br />

De school kan natuurlijk niet alles tegelijk aanpakken. Het is verstandig om<br />

na te gaan welke problemen het eerst om een oplossing vragen en welke<br />

zaken in een later stadium aan bod kunnen komen. Dit resulteert in een<br />

beknopt strategisch document, waarin een gefaseerde planning van activiteiten<br />

is opgenomen.<br />

Het is belangrijk om iedereen binnen de school bij de planvorming te betre k k e n .<br />

Het plan heeft immers op alle leraren betrekking (‘<strong>taal</strong> in alle vakken’) en<br />

moet daarom voor iedereen aanvaardbaar zijn. Het vereist dan ook een zorgvuldige<br />

bespreking. De directie heeft bij het bespreken van het plan een<br />

centrale rol. De bespreking moet leiden tot overeenstemming tussen alle leerkrachten<br />

en bereidheid bij iedereen om eraan mee te werken.<br />

- het plan uitvoeren<br />

De voornemens die in het plan beschreven zijn moeten in de dagelijkse<br />

onderwijspraktijk terecht komen. De schoolportretten laten zien hoe onderdelen<br />

van een <strong>taal</strong>beleidsplan in de praktijk worden uitgevoerd.<br />

Het is raadzaam om, als dat mogelijk is, in eerste instantie te kiezen voor een<br />

kleinschalige invoering. Er is bijvoorbeeld één groep of klas die als eerste aan<br />

de slag gaat met een nieuwe <strong>taal</strong>methode, waarna andere groepen of klassen<br />

volgen. De leerkrachten die het sterkst gemotiveerd zijn voor de nieuwe aanpak<br />

kunnen zo het voortouw nemen, geleidelijk aan ervaring opdoen en die<br />

ervaring overdragen aan de collega’s.<br />

Taalprestaties van leerlingen zijn, zoals reeds beschreven in hoofdstuk 1,<br />

afhankelijk van de interactie in de klas tussen de leerkracht en de leerlingen<br />

en tussen leerlingen onderling. Om effectief <strong>taal</strong>onderwijs in de klas vorm te<br />

geven moeten leerkrachten daarom vaak nieuwe didactische vaardigheden<br />

ontwikkelen. Nascholing en praktijkbegeleiding kunnen hierbij goede diensten<br />

bewijzen. Begeleiding in de praktijk, bijvoorbeeld in de vorm van supervisie,


63<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

klassenconsultatie en ‘peer coaching’, helpt leerkrachten om de nieuwe vaardigheden<br />

onder de knie te krijgen en in te passen in hun lesgedrag.<br />

De school hoeft in dit proces niet alleen te staan. Zij kan ondersteuning<br />

inroepen van externe deskundigen, bijvoorbeeld van de schoolbegeleidingsdienst<br />

of andere gespecialiseerde instellingen. De belangrijkste taak van de<br />

externe deskundige is het ondersteunen van de inhoudelijke activiteiten en<br />

het bewaken van het ve r b e t e r i n g s p roces. Ook de bibliotheek kan een geschikte<br />

s a m e n we rk i n g s p a rtner zijn, met name op het gebied van leesbevo rdering.<br />

De verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken bij het effectiever<br />

maken van het <strong>taal</strong>onderwijs in de school wordt neergelegd bij een interne<br />

begeleider of <strong>taal</strong>coördinator.<br />

- het onderwijs evalueren<br />

Om vast te stellen of de nieuwe aanpak daadwerkelijk leidt tot verbetering<br />

van de <strong>taal</strong>prestaties van leerlingen is periodieke toetsing en evaluatie noodzakelijk.<br />

Er zijn diverse manieren om vast te stellen of de resultaten inderdaad<br />

beter worden, bijvoorbeeld door kwalitatieve observaties of methodeonafhankelijke<br />

toetsen die een of twee keer per jaar afgenomen worden.<br />

Om verschil met de beginsituatie te zien, is het natuurlijk wel nodig om<br />

beginmetingen van de <strong>taal</strong>prestaties te verrichten.<br />

Een ander bruikbaar instrument om de schoolprestaties van leerlingen te<br />

volgen is een leerlingvolgsysteem. Steeds meer scholen gaan ertoe over om<br />

met behulp van een dergelijk instrument de resultaten van leerlingen systematisch<br />

te volgen, zoals ook blijkt uit enkele schoolportretten.<br />

De eva l u a t i e g e g e vens kunnen aanleiding geven tot bijstelling van het <strong>taal</strong>beleid,<br />

b i j voorbeeld een verschuiving van accenten of prioriteiten of een aanpassing in<br />

de fasering van de invoering. Het is belangrijk dat alle betrokkenen het eens<br />

zijn over de wijze waarop de eva l u a t i e g e g e vens worden ve r<strong>taal</strong>d naar nieuwe<br />

inhoudelijke en beleidsmatige beslissingen. De we rk g roep die het <strong>taal</strong>plan<br />

mede heeft opgesteld kan hiervoor weer het vo o rwe rk doen, al dan niet met<br />

externe begeleiding.<br />

Buitenschools <strong>taal</strong>aanbod<br />

Niet alleen binnen, maar ook buiten school of peuterspeelzaal kan het <strong>taal</strong>aanbod<br />

worden versterkt. In de eerste plaats via de ouders. Scholen kunnen<br />

ouders wijzen op het belang van interactief voorlezen en <strong>taal</strong>stimulering in<br />

het algemeen en op de mogelijkheden om tijdens het spelen met kinderen te<br />

praten over <strong>taal</strong>.<br />

Daarnaast zouden scholen bewuster de mogelijkheden moeten benutten om


64<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

3 . 2 L o k a a l t a a l b e l e i d<br />

natuurlijke <strong>taal</strong>verwerving te stimuleren in het kader van de verlengde<br />

schooldag/brede school. Dat kan door activiteiten buiten de school inhoudelijk<br />

te laten aansluiten op die binnen de school, zowel door verdieping als<br />

door voorbereiding. Buitenschools <strong>taal</strong>aanbod kan, omdat men minder<br />

gebonden is aan de structuur van een les, rijker en gevarieerder zijn en in die<br />

zin een verdieping betekenen van het aanbod binnen de school. Bovendien<br />

zijn de groepen kleiner, zodat kinderen meer ruimte krijgen voor eigen<br />

inbreng. Daarnaast kunnen buitenschoolse activiteiten juist dienen als voorbereiding<br />

op thema’s binnen de school.<br />

De kracht van buitenschoolse activiteiten ligt in het stimuleren van natuurlijke<br />

<strong>taal</strong>verwerving. Dat betekent dat er niet op een schoolse manier gewerkt<br />

moet worden. Er moet worden gezocht naar functionele activiteiten die rijke<br />

t a a l g e b ruikssituaties opleve ren, met een goed <strong>taal</strong>aanbod en voldoende ru i m t e<br />

voor <strong>taal</strong>productie. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn een stukje<br />

schrijven voor de buurtkrant of een brief schrijven waarin om informatie<br />

wordt gevraagd. Soms gaan buitenschoolse activiteiten verder dan wat er<br />

binnen school gebeurt, omdat er aspecten ontwikkeld worden die op school<br />

niet aan bod komen (poëzie, muziek, verhalen vertellen). Leerlingen bij wie<br />

thuis een andere <strong>taal</strong> dan Nederlands gesproken wordt, kunnen dat natuurlijk<br />

ook in hun eigen <strong>taal</strong> doen.<br />

Tot slot een woord over de inkadering van schoolbeleid in het gemeentelijke<br />

beleid. De gemeente heeft als regisseur van het lokale <strong>taal</strong>beleid zicht op de<br />

gehele lijn van voorschools tot en met voortgezet onderwijs. Om de kansen<br />

van alle kinderen in alle leeftijdsgroepen te verbeteren is het daarom van<br />

belang dat voorschoolse voorzieningen en scholen voor primair en voortgezet<br />

onderwijs in gesprek gaan met de gemeente over de wijze waarop de doorgaande<br />

lijn het best vorm kan krijgen. Vaak is er al sprake van regulier<br />

overleg, bijvoorbeeld het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO),<br />

waarbinnen dit een plaats kan krijgen. De scholen brengen hierbij hun eigen<br />

deskundigheid en hun eigen visie op <strong>taal</strong>beleid in (bijvoorbeeld op basis van<br />

de analyse uit de eerste stap die hierboven is geschetst). De gemeente geeft<br />

vanuit haar sturende en faciliterende rol aan welke onderwerpen zij in het<br />

lokale beleid voorrang wenst te geven bij de toekenning van middelen voor<br />

<strong>taal</strong>beleid. De doorgaande lijn, de inhoudelijke aandachtspunten van <strong>taal</strong>beleid<br />

en de kenmerken van de lokale leerlingenpopulatie vormen daarvoor


65<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

de leidraad. Via een dergelijke afstemming is het mogelijk om binnen de gemeente<br />

te komen tot een samenhangend <strong>taal</strong>beleid voor de gehele leeftijdsgroep<br />

van 0 tot 18 jaar.


66<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


67<br />

Literatuur<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Appel, R. en A. Vermeer (1994). Wo o rdenschat en <strong>taal</strong>onderwijs aan allochtone<br />

leerlingen. Tilburg: Tilburg University Press.<br />

Boom, D. van den (1999). Ouders op de voorgrond : een educatieve lijn voor<br />

0-18 jaar. Utrecht: <strong>Sardes</strong>.<br />

Bro e k h o f, K. en M. Hoogbergen. (2001). O ver de gre n zen van de <strong>taal</strong>, nieuwe<br />

schooltalen in het voortgezet onderwijs . Utrecht: <strong>Sardes</strong>.<br />

Cohen de Lara, H., A. Bakker en J. Roorda (1999). Het Kompas: Accenten in<br />

de <strong>taal</strong>leerlijn voor achterstandsleerlingen van 2 tot 16 jaar . Utrecht:<br />

afdeling Onderwijs.<br />

De Temple, J.M. en C.E. Snow (2001). Conversations About Literacy :<br />

Social Mediation of Psycholinguistic Activity. In L. Verhoeven, & C.E. Snow<br />

(Eds.), Literacy and Motivation: Reading Engagement in Individuals and<br />

Groups(pp. 55-69).<br />

Dickinson, D.K. en M.W. Smith (1994). Long-term effects of preschool<br />

teachers’ book readings of low-income children’s vocabulary and story<br />

comprehension. Reading Research Quarterly, 29 , 105-120.<br />

Diemont, C. en Y. de Jager (2000). Kaleidoscoop van Taalgericht Vakonderwijs.<br />

Moer(speciaal nummer).<br />

Dwyer, M.C., R. Chait en P. McKee (2000). Building Strong Foundations for<br />

Early Learning : The U.S. Department of Education’s Guide to High-Quality<br />

Early Childhood Education Programs . Washington: U.S Department of<br />

Education.<br />

Ebbens, S., S. Ettekoven, en J. van Rooijen (1996). Samenwerkend leren:<br />

Praktijkboek. Groningen: Wolters-Noordhoff.


68<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Emmelot, Y, E. van Schooten en Y. Timman (2001). De t e rminanten succesvo l<br />

NT2-onderwijs. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut (in druk).<br />

ESI team (2000). A model for effective school improvement . Work Package 4 of<br />

the ESI project SOE2-CT97-2027.<br />

Fielding, L.G. en P.D. Pearson (1994). Reading comprehension: What<br />

works? Educational Leadership, 51, 62-68.<br />

Granott, N. en H. Gardner (1994). When minds meet: interaction, coincidence<br />

and development in domains of activity: In R.J. Sternberg en R.K.<br />

Wagner (Eds.), Mind in contexts: interactionist perspectives on human<br />

intelligence(pp. 226-257). Cambridge: Harvard University Press.<br />

Guthrie, J.T. Van, , P. Meter, A.D McCann, A. Wigfield, L. Bennett, C.C.<br />

Poundstone, M.E. Rice, F.M. Faibisch, B. Hunt en A.M. Mitchell (1996).<br />

Growth of literacy engagement: Changes in motivations and strategies<br />

during concept-oriented reading instruction. Reading Research Quarterly, 31 ,<br />

306-322.<br />

Hajer, M. (1999). Naar Taalgericht Vakonderwijs, Impressies uit Utrecht<br />

(videofilm). Utrecht/Amersfoort: CENTO-Hogeschool van Utrecht/SLO.<br />

Hajer, M., T. Meestringa, en M. Miedema (2000). Taalgericht vakonderwijs:<br />

een nieuwe impuls voor <strong>taal</strong>beleid. Levende Talen Tijdschrift, 1.1, 34-43.<br />

Janssen-Vos F. en B. Pompert (2001). Startblokken/Basisontwikkeling: Een<br />

goed begin voor peuters en kleuters. Assen: van Gorcum (in druk).<br />

Leseman, P.P.M. (2000). Gezin en (voor)school: hoe kan de synergie worden<br />

versterkt? Lezing voor symposium ‘Zijn ouders uitgespeeld?’, 14 september<br />

2000, te Ede.<br />

Leseman, P.P.M. en P.F. de Jong (2000). Buitenschoolse determinanten van<br />

beginnende geletterdheid. Pedagogische Studiën, 77, 290-306.<br />

Mason, J.M. (1992). Reading stories to preliterate children: A proposed<br />

connection to reading. In P.B. Cough, L.C. Ehri, & R.Treiman (Eds.),<br />

Reading acquisition(pp. 215-241).


69<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Meestringa, T. (2000). Taalgericht vakonderwijs in tien punten. Les, 106,<br />

30-33.<br />

Mercer, N. (1995). The guided construction of knowledge: talk among<br />

teachers and learners. Clevedon: Multilingual Matters.<br />

Miedema, M. (2000). Professionele ontwikkeling van binnenuit – Werken<br />

aan een <strong>taal</strong>gevoelige school. Levende talen, december 2000 nr. 4, pp 25-33.<br />

Snow, M.A. en D. Brinton (1997). The Content-Based Classroom. White<br />

Plains, NY: Addison Wesley.<br />

Sulzby, E. en W. Teale (1991). Emergent literacy. In R. Barr, M. Kamil, P.<br />

Mosenthal, & P.D. Person (Eds.), Handbook of reading research(Vol. II, pp.<br />

727-757). New York: Longman.<br />

Verhallen, M. en S. Verhallen (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen:<br />

Handreiking voor leraren basis- en voortgezetonderwijs . Hoevelaken: CPS.<br />

Verhallen, M. en R. Walst (2001). Taalontwikkeling op school: Handboek voor<br />

interactief <strong>taal</strong>onderwijs. Bussum: Coutinho (in druk).<br />

Verhoeven, L. en C. Aarnoutse (2000). Geletterdheid in ontwikkelingsperspectief:<br />

Introductie. Pedagogische Studiën, 77, 278-289.<br />

Werf, M.P.C. van der, E.H.M. Nitert en G.J. Reezigt (1994). Effectieve en<br />

minder effectieve basisscholen voor allochtone leerlingen . Groningen: RION.


70<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


71<br />

Overzicht van de geïnterviewde scholen en<br />

instellingen<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Christelijke basisschool de Loopplank<br />

Klipperstraat 2 – 4<br />

1503 AM Zaandam<br />

Internationale kopklas Utrecht<br />

Locatie Koningsbergerstraat 2<br />

3531 AJ Utrecht<br />

Jules Verneschool<br />

Orionstraat 135<br />

1622 BR Hoorn<br />

Noordzee College<br />

Verspronckweg 150<br />

2023 BP Haarlem<br />

Openbare basisschool Multatuli<br />

Sara Burgerhartstraat 5<br />

1055 KV Amsterdam<br />

Openbare basisschool de Rolpaal<br />

Groenestraat 32<br />

8356 DB Blokzijl<br />

Prinsehaghe PC basisschool<br />

Prinsegracht 182<br />

2511 GG ’s-Gravenhage<br />

Schoolopbouwwerk Maasmechelen<br />

Oude Baan 207<br />

3630 Maasmechelen


72<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Vader Rijn College<br />

Vader Rijndreef 9<br />

3561 XB Utrecht


73<br />

Projecten<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Babbeldoos<br />

Uitgeverij Garant<br />

Koninginnenlaan 96<br />

7315 EB Apeldoorn<br />

Bazar<br />

<strong>Sardes</strong><br />

St Jacobsstraat 63<br />

Postbus 2357<br />

3500 GJ Utrecht<br />

Bij de Hand<br />

Stichting De Meeuw<br />

Katendrechtse Lagedijk 186-1<br />

Postbus 57689<br />

3008 BR Rotterdam<br />

BOV-interventie-project<br />

CPS<br />

Plotterweg 30<br />

Postbus 1592<br />

3800 BN Amersfoort<br />

Interactief lezen en schrijven<br />

Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding (HCO)<br />

Zandvoortselaan 146<br />

Postbus 53509<br />

2505 AM Den Haag<br />

KEA<br />

Centrum Educatieve Dienstverlening (CED)<br />

Het Projectbureau<br />

Dwerggras 30<br />

Postbus 8639<br />

3009 AP Rotterdam


74<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Klimop<br />

Uitgeverij Wolters-Plantyn<br />

Santvoortbeeklaan 21-25<br />

2100 Deurne, België<br />

Knoop het in je oren / Laat wat van je horen<br />

Centrum Educatieve Dienstverlening (CED)<br />

Het Projectbureau<br />

Dwerggras 30<br />

Postbus 8639<br />

3009 AP Rotterdam<br />

Kopklas<br />

Schooladviescentrum (SAC)<br />

Kaaphoorndreef 74<br />

Postbus 9615<br />

3506 GP Utrecht<br />

LeerKracht<br />

<strong>Sardes</strong><br />

St Jacobsstraat 63<br />

Postbus 2357<br />

3500 GJ Utrecht<br />

Lees-wijzer<br />

ThiemeMeulenhoff<br />

Postbus 19240<br />

3501 DE Utrecht<br />

New Wave<br />

Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding (HCO)<br />

Zandvoortselaan 146<br />

Postbus 53509<br />

2505 AM Den Haag<br />

Opstap / Overstap<br />

Averroès Stichting<br />

Linnaeushof 6<br />

1098 KH Amsterdam


75<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Piramide<br />

Cito<br />

Nieuwe Oeverstraat 50<br />

Postbus 1034<br />

6801 MG Arnhem<br />

Posterproject Basisonderwijs<br />

Partners<br />

Dwerggras 30<br />

Postbus 8639<br />

3009 AP Rotterdam<br />

Rugzak<br />

Stichting De Meeuw<br />

Katendrechtse Lagedijk 186-1<br />

Postbus 57689<br />

3008 BR Rotterdam<br />

Schateiland<br />

Bekadidact Educatieve Uitgeverij<br />

Ericastraat 18<br />

3742SG Baarn<br />

Schatkist<br />

Uitgeverij Zwijsen<br />

Gasthuisring 58<br />

Postbus 805<br />

5000 AV Tilburg<br />

Stap Door<br />

Averroès Stichting<br />

Linnaeushof 6<br />

1098 KH Amsterdam<br />

Startblokken<br />

APS<br />

Zwarte Woud 2<br />

Postbus 85475<br />

3508 AL Utrecht


76<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Taalleesland<br />

Bekadidact Educatieve Uitgeverij<br />

Ericastraat 18<br />

3742SG Baarn<br />

TRIAS<br />

Centrum Educatieve Dienstverlening (CED)<br />

Het Projectbureau<br />

Dwerggras 30<br />

Postbus 8639<br />

3009 AP Rotterdam<br />

Veilig Leren Lezen<br />

Uitgeverij Zwijsen<br />

Gasthuisring 58<br />

Postbus 805<br />

5000 AV Tilburg<br />

Woorddetective<br />

Swets & Zeitlinger Publishers<br />

Haven 3a<br />

Postbus 820<br />

2160 SZ Lisse


77<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Andere belangrijke adressen<br />

Babylon, Centrum voor Studies van Meertaligheid in de Multiculturele Samenleving<br />

Katholieke Universiteit Brabant<br />

Postbus 90153<br />

5000 LE Tilburg<br />

CENTO, Centrum voor Tweede Taal- en Onderwijsontwikkeling<br />

Hogeschool van Utrecht<br />

Archimedeslaan 16<br />

Postbus 14007<br />

3508 SB Utrecht<br />

Expertisecentrum Nederlands<br />

Postbus 9104<br />

6500 HE Nijmegen<br />

Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO)<br />

Boulevard 1945, nummer 3<br />

Postbus 2041<br />

7500 CA Enschede<br />

KPC-groep<br />

Informatiecentrum Taal<br />

Postbus 482<br />

5201 AL ’s-Hertogenbosch<br />

<strong>Sardes</strong><br />

St. Jacobsstraat 63<br />

Postbus 2357<br />

3500 GJ Utrecht


78<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong><br />

Steunpunt Nederlands als Tweede Taal<br />

Katholieke Universiteit Leuven<br />

Blijde Inkomststraat 7<br />

3000 Leuven, België<br />

Stichting Lezen<br />

Oxford House<br />

Nieuwezijds Voorburgwal 328 G<br />

1012 RW Amsterdam


79<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>


80<br />

<strong>Duidelijke</strong> <strong>taal</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!