Jaarboek natuurstudie 2001 - Natuurpunt Velpe-Mene
Jaarboek natuurstudie 2001 - Natuurpunt Velpe-Mene
Jaarboek natuurstudie 2001 - Natuurpunt Velpe-Mene
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
spouwmuren of eventueel een boomholte hiervoor<br />
geschikt. Dendrofiele soorten zoals de Rosse vleermuis<br />
vinden hun gading gewoonlijk in een holle boom.<br />
Troglofiele vleermuizen, en dat zijn verreweg de<br />
meeste soorten, stellen heel wat meer eisen aan hun<br />
overwinteringsplaats. Deze moet, om echt geschikt te<br />
zijn, aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: een<br />
vrij constante temperatuur (tussen 0 en 10°C), een hoge<br />
luchtvochtigheid en een relatieve rust. De meest<br />
gebruikte hibernacula bij ons zijn ijskelders, kelders,<br />
bunkers, oude forten en mergelgroeven.<br />
Voortplanting<br />
De paarperiode, die eind augustus begint, loopt door<br />
tijdens de winterslaap. Als de lente aanbreekt, vindt de<br />
uitgestelde bevruchting plaats. De zwangere wijfjes<br />
verplaatsen zich naar hun zomerverblijf en verzamelen<br />
zich daar in kraamkolonies. Een vleermuiswijfje krijgt<br />
slechts één jong per jaar. De jongen worden na een<br />
draagtijd van enkele weken ter wereld gebracht in een<br />
redelijk droge, warme kraamkamer. De boreling klampt<br />
zich de eerste weken overdag aan de moeder vast en<br />
kan zo gezoogd worden; het wijfje kan op die manier<br />
zelfs met het jong rondvliegen. Als ‘s nachts de<br />
moeders foerageren, blijven de jongen achter in de<br />
kraamkamer. De moedervleermuizen leren de jongen<br />
vliegen, zodat ze na een zestal weken zelfstandig op<br />
insectenjacht kunnen gaan.<br />
Zomerverblijfplaatsen<br />
Zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen moeten, net<br />
als de winterverblijfplaatsen, aan bepaalde criteria<br />
voldoen. Naargelang de voorkeur voor bepaalde<br />
zomerverblijfplaatsen kunnen we de vleermuizen in<br />
drie groepen delen, zijnde dieren met een uitgesproken<br />
voorkeur voor holle bomen, dieren met een<br />
uitgesproken voorkeur voor gebouwen en tenslotte<br />
dieren die zowel in bomen als gebouwen verblijven.<br />
Overdag zijn de vleermuizen op deze verblijfplaatsen<br />
terug te vinden. Als de schemering intreedt, verlaten de<br />
vleermuizen hun slaapplaats om op insecten te jagen.<br />
Geruime tijd voor zonsopgang fladderen de<br />
vleermuizen terug naar hun dagverblijf.<br />
Bedreigingen<br />
Een groot aantal van de inheemse vleermuizen zijn<br />
alles behalve algemeen. Sommige zijn zelfs zeer<br />
zeldzaam, terwijl andere (in Vlaanderen) al<br />
uitgestorven zijn. Sinds 1940 zijn in alle West-Europese<br />
landen veel soorten spectaculair achteruit gegaan. De<br />
oorzaak van die terugval is hoogstwaarschijnlijk te<br />
wijten aan een veelheid van factoren: het gebruik van<br />
insectenbestrijdingsmiddelen voor land- en tuinbouw,<br />
giftige houtconserveringsmiddelen, het verdwijnen van<br />
28 <strong>Natuurpunt</strong> Oost-Brabant <strong>Jaarboek</strong> <strong>2001</strong><br />
geschikte zomer- en winterverblijfplaatsen, de lage<br />
voortplantingssnelheid van vleermuizen, veranderingen<br />
in het landschap, het verdwijnen van kleine<br />
landschapselementen of lineaire structuren en<br />
veranderde landbouwmethodes zijn hier de<br />
voornaamste oorzaken.<br />
Korte bespreking van de (mogelijk) in<br />
Oost-Brabant voorkomende soorten.<br />
De Ingekorven vleermuis - Myotis emarginatus<br />
(Geoffroy, 1806)<br />
De Ingekorven vleermuis heeft een typische insnijding<br />
halverwege de oorschelp, waaraan hij zijn naam<br />
ontleent. Ze is een zeldzame en ernstig bedreigde soort,<br />
waarvan de kraamkolonies voornamelijk aangetroffen<br />
kunnen worden op zolders van kerken, kastelen,<br />
abdijen en boerderijen. Voor zover geweten is er in de<br />
streek in 1987 één kolonie gevonden op een kerkzolder,<br />
en zijn er slechts twee overwinteringsplaatsen waar er<br />
ooit 1 of 2 dieren hebben overwinterd.<br />
De Baardvleermuis - Myotis mystacinus (Kuhl,<br />
1817) en de Brandt’s vleermuis - Myotis brandtii<br />
(Eversmann, 1845)<br />
Deze twee soorten lijken sterk op elkaar. In het veld<br />
worden zij meestal als een complex aanzien, aangeduid<br />
als ‘de Baardvleermuizen’ (Myotis mystacinus/<br />
brandtii). In de Oost-Brabantse ijskelders is de<br />
Baardvleermuis de meest voorkomende wintergast. ‘s<br />
Zomers kunnen ze zowel in bomen als op rustige<br />
zolders aangetroffen worden, maar hier bestaan slechts<br />
zeer weinig gegevens van.<br />
De Watervleermuis - Myotis daubentonii (Kuhl,<br />
1817)<br />
De Watervleermuis is een vrij algemene vleermuis, die<br />
zowat overal in de regio gevonden kan worden in de<br />
buurt van waterpartijen. De soort kenmerkt zich vooral<br />
door zijn jachttechniek: de vleermuis vliegt vlak boven<br />
het wateroppervlak van vijver, beek of meer en schept<br />
daar rondvliegende insecten weg.<br />
De Franjestaart - Myotis nattereri (Kuhl, 1817)<br />
Zijn naam verwijst naar de fijne haartjes waarmee de<br />
achterrand van de staartvlieghuid bezet is. Op gegevens<br />
van wintertellingen afgaande is het aantal<br />
Franjestaarten in Vlaanderen de laatste jaren sterk<br />
toegenomen, hoewel er in Oost-Brabant enkel in<br />
Hoeilaart jaarlijks een paar overwinteraars worden<br />
gevonden. In de zomer konden deze dieren (nog) niet<br />
teruggevonden worden.