De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
We kennen:<br />
- cliënten met een meervoudige problematiek, waarbij interventies op andere terreinen nodig<br />
zijn, voordat we de sociale participatie kunnen aanpakken;<br />
- cliënten met een dermate zware psychosociale problematiek, dat het de opzet van het<br />
project te boven gaat. Dan blijkt doorverwijzen en loslaten niet altijd mogelijk;<br />
- cliënten waarbij blijkt dat zelfstandig participeren te hoog gegrepen is. Hoewel de hulpverlening<br />
bij voorkeur in afgebakende trajecten werkt, met duidelijk omschreven targets, hebben deze<br />
cliënten bij voortdurend of herhaling begeleiding nodig, soms levenslang.<br />
Een project als de proeftuin werkt niet in een vacuüm. Het welslagen van het project is<br />
gebaat bij een soepele aansluiting bij de voorafgaande schakel -de signalering vanuit de<br />
tweede schil en de erop volgende schakel- de intensievere hulpverlening, tot bemoeizorg aan<br />
toe. <strong>De</strong>ze discussie komt andermaal uit bij het pleidooi voor wijknetwerken en integraal case<br />
management.<br />
Ad d. Methodiekontwikkeling: sociaal netwerk.<br />
In december 2006 trekken leden van de klankbordgroep (de Welzijntafel) aan de bel. Ze<br />
stellen voor geen extra energie meer te steken in de werving van nieuwe cliënten, maar de<br />
resterende tijd vooral te gebruiken om met de projectgroep te werken aan methodiekontwikkeling.<br />
Na consultatie van enkele praktijkdeskundigen concludeert de projectleiding dat<br />
‘sociaal netwerk’ daarbij het kernbegrip moet zijn. Er is een omvangrijke stapel literatuur die<br />
een verband laat zien tussen psychisch welbevinden en zelfredzaamheid enerzijds en het<br />
persoonlijke sociale netwerk anderzijds.<br />
Beide projectgroepen bespreken vervolgens enkele reeds afgesloten trajecten, toegespitst op<br />
de vraag of we voldoende zicht hebben op de aard, omvang en kwaliteit van het sociale<br />
netwerk van betrokkene. Een tweede spoor is een nadere analyse van de intakeformulieren<br />
van de verschillende deelnemende instellingen en de wijze waarop sociaal netwerk daarin<br />
naar voren komt.<br />
Het punt sociale netwerk blijkt echter nauwelijks uitgewerkt te zijn. En dat, terwijl er in den<br />
lande veel meetinstrumenten ontwikkeld zijn: de traditionele netwerkanalyse, die de<br />
betrokkene als middelpunt neemt van een aantal uitdijende cirkels met relaties van afnemende<br />
intimiteit (familie, vrienden, kennissen, buren, collega’s, professionele hulpverleners). Binnen<br />
iedere categorie wordt gekeken naar de frequentie, aard en wederkerigheid van het contact.<br />
Andere methoden nemen veel voorkomende situaties als uitgangspunt en kijken in hoeverre<br />
iemand kan terug vallen op contacten voor praktische en sociaal-emotionele ondersteuning.<br />
Daarbij is nabijheid vaak belangrijker dan verwantschap (‘Beter een goede buur…’).<br />
<strong>De</strong> bespreking leidt tot een aantal conclusies. Zo zou in principe iedere instelling het sociaal<br />
netwerk van haar cliënten in kaart moeten brengen, niet alleen de frequentie van contacten,<br />
maar ook de persoonlijke betekenis die ze voor de cliënt hebben. Dat principiële uitgangspunt<br />
relativeren de consulenten meteen. Je kunt iemand die in een sociaal activeringstraject<br />
zit het hemd van het lijf vragen, maar bij een kortdurend contact, een huismeester die een<br />
kleine reparatie komt uitvoeren is dat niet legitiem. Toch concluderen de projectgroepen<br />
andermaal dat het goed zou zijn als werkers en vrijwilligers, die om totaal andere redenen<br />
veel ‘achter de voordeur’ komen, getraind worden om signalen van een isolement en<br />
eenzaamheid te herkennen. Het versterken van sociale netwerken zou een thema moeten zijn<br />
voor alle organisaties op gebied van wonen, welzijn en zorg.<br />
7.4. Het experiment in Hoge Vucht<br />
In het Plan van Aanpak is een experiment opgenomen in de wijk Hoge Vucht. <strong>De</strong> aanleiding<br />
daarvoor ligt bij de veronderstelling dat verschillende instellingen over de vloer komen bij<br />
dezelfde cliënten, zonder dat ze dit van elkaar weten. Dat is voor de cliënt onwenselijk,<br />
omdat hij op die manier te maken krijgt met een onoverzichtelijk veld van hulpverleners, aan<br />
wie hij iedere keer opnieuw zijn verhaal moet doen. Bovendien lijden de effectiviteit en<br />
kwaliteit van de hulpverlening onder een gebrekkige overlap en afstemming.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
9