Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
niet meer gezien hadden en ze waren van hetzelfde dorp. Ge moet niet vragen wat vreugde het voor<br />
die mannen was. Wanneer al die sukkelaars hun gerechtigheid gehad hadden, bracht J. ze weer de<br />
baan op.<br />
Het was op een mistigen morgen. J. voorop, negen man er achter. Ze waren juist de Donderdreef ten<br />
einde en daar men niet ver kon zien van de mist, liepen ze bijna boven op een mof die daar stond te<br />
praten bij buurman J. die daar in 't hout aan 't werken was. De mof die hen bemerkte, zei tegen J. den<br />
houtwerker: "Dat moesten die smokkelaars niet doen met zooveel man bij elkander gaan. Ik zal ze<br />
seffens wel hebben als ze met hun vracht terugkomen." Maar J. was er mee de pijpen uit en bracht ze<br />
weer tot op den goeden weg. Toen J. terugkwam tot bij J. zei deze hem: "Ik had er wel erg in dat het<br />
niet juist was, en ik hield dien mof, zoolang als ik kon aan den praat, maar hij was vast in 't gedacht<br />
dat het smokkelaars waren en nu heeft hij zich verstoken in 't bosch, de Gorperij, totdat ze met hun<br />
vracht terug zouden komen".Maar als hij had moeten wachten tot zij terug kwamen dan zal hij er nog<br />
wel zitten! Zoo ging het met de krijgsgevangenen. Wanneer er vliegeniers of spionnen kwamen, die<br />
werden gewoonlijk gebracht door Hollandsche beambten, of andere heeren. Dat was nog erger dan<br />
krijgsgevangenen, want als gij die binnenhadt, daar hadden de moffen een zware straf opstaan, wel<br />
tot de doodstraf toe. Zij ook werden goed geholpen en weggebracht. In Poppel waren er aangewezen<br />
plaatsen die ze verder brachten. Toen kwam de vervolging der Joden aan. Zij ook wisten het Witte<br />
huis staan; zij kwamen er met vrouw en kinderen aangeklopt. Zij ook werden, zooveel mogelijk<br />
geholpen. Dan weer kwamen de onderduikers, de Hollandsche jongens die trachten om naar<br />
Zwitserland of Engeland te vluchten, zij ook kwamen om raad en daad bij J. aangeklopt. Al het<br />
mogelijke werd gedaan om hun de veiligste wegen en plaatsen aan te duiden, zonder de moffen in<br />
handen te loopen, want, werkelijk waar, die kerels stonden overal; alles moest met de grootste<br />
voorzichtigheid gedaan worden. Wat die moffen ook durfden! 's Avonds, heel stil aan het Witte huis de<br />
wacht houden om te zien wat er in en om het huis gebeurde.<br />
Het was op een Winteravond, dat ze met de kaarten speelden, toen, zooals dikwijls, het huis dreunde<br />
van het geronk der Engelsche en Amerikaansche vliegers, zij gingen, volgens gewoonte, naar buiten,<br />
om, wanneer het geschut van 't vliegveld van Gilze en Rijen in werking ging, zij dan konden zien wat<br />
er zoo al gebeurde. Buiten gekomen, zei J.: "Het zijn allemaal Tommies". Twee moffen kwamen plots<br />
onder het afdak uit en zegden: Ja, het zijn Tommies, ge moet geen angst hebben, zij gaan naar<br />
Duitschland". Maar opeens kwam er een luchtgevecht en het was bijna één vuur in de lucht. J. en<br />
familie sprongen binnen; de moffen volgden en vroegen een schuilplaats. Een oogenblik gingen de<br />
slagen "Boem, boem, boem!!" Wat was er gebeurd? Men wist het niet: de moffen liepen buiten als<br />
wilden, zij lieten geweer en alles achter, zij zochten maar naar een schuilplaats. Een tijdje later, toen<br />
het wat kalmer werd, kwamen de moffen te voorschijn, namen 't geweer weer op en zegden:"Er is een<br />
Engelsch vliegtuig afgeschoten". Ieder weet wel hoe dat ging: wanneer men zeer goed wist bv. dat er<br />
5 Duitsche vliegtuigen werden omlaag geschoten, dan zegden de moffen dat er 20 Engelsche<br />
vliegtuigen werden afgeschoten. Zoo was het hier weer het geval: een Duitsch vliegtuig werd<br />
aangeschoten, liet zijn bommen vallen, gelukkiglijk honderd meters van 't Witte huis, en viel te pletter<br />
een paar kilometer verder; de moffen dus denkend dat het een Engelsch vliegtuig was, liepen heel<br />
zenuwachtig rond daar zij vermoedden dat er valschermspringers waren neergekomen in de<br />
omgeving van het Witte huis; als er ergens een takje verroerde, de eene met zijn geweer en de<br />
andere met zijn zoeklicht er naartoe en moest er, bij toeval, een smokkelaar in de buurt geweest zijn,<br />
zij zouden er van schrik op geschoten hebben.<br />
Zoo verliepen de maanden, zelfs jaren gingen voorbij. Dan was er dit, dan was er dat gebeurd, tot dat<br />
men eindelijk kon opmerken dat er iets vreemds op til was: de moffen kwamen, dag en nacht, met alle<br />
vervoermiddelen, die ze konden meenemen, van België afgestormd. Die terugtocht was zoo schoon<br />
om af te zien, dat iedereen zeer nieuwsgierig was. En zoo was het alle dagen wat versch. Hoe sneller<br />
de moffen terug moesten, zooveel te meer beest werden zij: het werd zoo erg dat men met goed<br />
fatsoen niet meer buiten kon komen; de eene vroeg paard en wagen; de andere een fiets, en er<br />
kwamen geen moffen meer of ze hadden iets te kort. Weer waren eenige dagen verloopen en de<br />
moffen kregen wat anders in de neus dan terugtrekken. Overal werden loopgraven aangelegd en<br />
versterkingen gemaakt; als ze een mensch zagen dan moest die meehelpen graven. De menschen<br />
wisten niet meer wat aanvangen; honderd keeren werd er de vraag gesteld: "Wat zal er toch gaan<br />
gebeuren?" Ieder begon weer schuilkelders te graven en al hetgeen ze konden doen was zoo goed<br />
mogelijk alles verbergen, want het kanongebulder kwam elken dag dichter. Op 5 October vertrokken<br />
de laatste moffen om elf uren in den voormiddag en zegden: "Nu gaan wij en van avond is de Tommie<br />
hier". En zoo was werkelijk de waarheid. En 's avonds om half acht kwamen die langverwachte