Hoofdstuk 5 lezen Werkgroep 4A Kenniskring.pdf
Hoofdstuk 5 lezen Werkgroep 4A Kenniskring.pdf
Hoofdstuk 5 lezen Werkgroep 4A Kenniskring.pdf
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Hoofdstuk</strong> 5 Lezen<br />
5.1 Wat is <strong>lezen</strong>................................................................................................................................ 2<br />
Wat gebeurt er tijdens het <strong>lezen</strong> .................................................................................................... 2<br />
Mentale kennis ............................................................................................................................... 3<br />
Onderdelen leesproces ................................................................................................................... 3<br />
Invloed van de affectieve component op het <strong>lezen</strong> .......................................................................... 5<br />
5.2 Theorieën over leren <strong>lezen</strong> .......................................................................................................... 5<br />
Het proces van leren <strong>lezen</strong> ............................................................................................................. 5<br />
1. Elementaire leeshandeling....................................................................................................... 6<br />
2. Lezen met behulp van clusters en spellingspatronen ............................................................... 6<br />
3. Lezen met behulp van visuele woordvorm ............................................................................... 6<br />
4. Lezen met behulp van morfologische analyse .......................................................................... 6<br />
5. Lezen met behulp van context ................................................................................................. 7<br />
Verschillende benaderingen van het leesproces.............................................................................. 7<br />
Bottom-up ....................................................................................................................................... 7<br />
Top-down ....................................................................................................................................... 7<br />
Interactie model .............................................................................................................................. 8<br />
5.3 Didactiek van het <strong>lezen</strong>................................................................................................................. 9<br />
Doelen ............................................................................................................................................ 9<br />
Niveaubepaling ............................................................................................................................. 10<br />
Manieren van <strong>lezen</strong> ...................................................................................................................... 10<br />
Leesproblemen ............................................................................................................................. 12<br />
5.4 Lezen in de praktijk van de les .................................................................................................... 13<br />
Organisatievormen ....................................................................................................................... 13<br />
Klassikaal Lezen ....................................................................................................................... 13<br />
Individueel <strong>lezen</strong> ....................................................................................................................... 15<br />
In duo’s <strong>lezen</strong> of in groepen ....................................................................................................... 16<br />
Het circuitmodel ........................................................................................................................ 18<br />
Praktijkgericht leren ................................................................................................................... 18<br />
1
5.1 Wat is <strong>lezen</strong><br />
Lezen is een ingewikkeld proces en meer dan het beheersen van een techniek. Zeker in<br />
onze huidige technisch hoogstaande maatschappij waarin veel gebruik wordt gemaakt van<br />
elektronische communicatiesystemen. In onze huidige wereld wordt de rol van het visuele<br />
steeds belangrijker naast die van geschreven taal.<br />
Dat betekent dat het proces van <strong>lezen</strong> beïnvloed wordt door deze multimediale<br />
maatschappij, waarin de geschreven tekst en de afbeeldingen samen de inhoud van het<br />
totaal bepalen.<br />
Wat gebeurt er tijdens het <strong>lezen</strong><br />
De titel van een tekst roept een bepaalde verwachting op. Verwachtingen over een bepaald<br />
onderwerp, een bepaald genre of de krant of tijdschrift waarin het stuk staat dat je leest,<br />
beïnvloeden je manier van <strong>lezen</strong>.<br />
Onbekende woorden in een tekst hoeven geen probleem te zijn als je de rest van de tekst<br />
begrijpt. Door begrip van de context kun je de onbekende woorden een plek geven in het<br />
geheel.<br />
Lezen is voorkennis durven gebruiken 1<br />
Elke lezer, ook de beginnende lezer, heeft kennis die ingezet kan worden op teksten mee<br />
aan te pakken. In het taalgebruikersmodel van Dijkstra en Kempen 2 wordt zichtbaar om<br />
welke kennis het gaat. Hacquebord en Van den Berg (1996) benoemen het als volgt:<br />
• Kennis over onderwerpen: b.v. een voetbalwedstrijd<br />
Vragen van de docent: wat weet je al over de wedstrijd. De uitslag Waar zie je die staan.<br />
Welke namen verwacht je Wat is er gebeurd tijdens de wedstrijd, waar ze vast iets over<br />
schrijven<br />
• Kennis over tekstsoorten en opbouw van teksten.<br />
Vragen van de docent: Wat weet je al als je de kop van dit bericht leest En als je naar de<br />
foto kijkt en het onderschrift Wat wil je nog meer weten. Waar staat dat denk je<br />
• Kennis over zinsbouw<br />
Vragen van de docent : Als je leest De doelman kwam te vroeg uit …… welk woord verwacht<br />
je dan<br />
• Kennis over woordbetekenis en woordvorming<br />
Vragen van de docent: welke woorden verwacht je bij dit artikel over brand (brand,<br />
brandweer, vuur, vuurzee). Kijk of je die woorden kunt vinden in de tekst.In welke lange<br />
woorden zie je bekende stukjes Vuur, vuurzee, vuurhaard.<br />
• Kennis over klankcombinaties<br />
Jouw achternaam begint met Sch. Welke woorden met sch zie je in deze tekst Op je<br />
kassabon staat drie keer een woord met een sch. Zet er een streep onder. Kun je <strong>lezen</strong> wat<br />
er staat<br />
• Herkennen van woorden. Wat voor weer wordt het morgen Kijk naar de symbooltjes.<br />
Lees wat erbij staat. Zoek in het weerbericht het woord zon.<br />
Uit wat hierboven staat blijkt dat <strong>lezen</strong> meer is dan het beheersen van een techniek. Echt<br />
<strong>lezen</strong> betekent: de tekst doorgronden, er een mening over vormen, een mening verder vorm<br />
geven.<br />
1 Handboek NT1, pagina 135-136<br />
2 Handboek NT1, pagina 159<br />
2
Uit onderzoek blijkt dat instructie beter begrepen wordt als:<br />
1. aanwezige kennis, woordenschat of inhoud wordt doorgenomen vóór het <strong>lezen</strong><br />
2. achtergrondkennis wordt aangeboden die belangrijk is voor het begrip<br />
Veel problemen met het begrijpen ontstaan doordat de lezer niet de juiste achtergrondkennis<br />
heeft en de taal van de schrijver dus niet kan volgen.<br />
Leren <strong>lezen</strong> verloopt niet langs een rechte lijn, vooral niet als het onderwerp onbekend is.<br />
Soms lees je een stukje vooruit, of kijk je juist terug en lees je een stukje nog eens om je<br />
ervan te verzekeren dat je het goed hebt begrepen.<br />
Een goede lezer leest op woordherkenning (woordbeeld), herkent vaste patronen of andere<br />
visuele kenmerken zoals interpunctie en hoofdlettergebruik. Een goede lezer spreekt<br />
onbekende woorden ook wel uit om ze beter te begrijpen.<br />
Wat hierboven staat geldt voor deelnemers die wel <strong>lezen</strong> en schrijven geleerd hebben, maar<br />
niet zo goed als ze zouden willen of nodig hebben.<br />
Er zijn echter ook deelnemers die om uiteenlopende redenen de basisbeginselen van het<br />
<strong>lezen</strong> en schrijven nooit geleerd hebben, de absolute beginners. Zij zien letters als vreemde<br />
tekens zonder betekenis en kunnen woorden als zij ze horen wel begrijpen, maar niet<br />
doorgronden dat wat zij horen als één klank is opgebouwd uit verschillende letters. Op hoe<br />
absolute beginners leren <strong>lezen</strong>, komen we verderop terug bij de bespreking van de<br />
verschillende fasen in het leesproces.<br />
Mentale kennis<br />
Kennis die opgedaan is uit ervaring over de manier waarop de wereld in elkaar zit, wordt als<br />
mentale representatie opgeslagen in het geheugen.<br />
De inhoud van deze mentale beelden komt voort uit de cultuur waarin ze gevormd zijn.<br />
Deze representaties stellen ons in staat om nieuwe situaties te begrijpen en in een context te<br />
plaatsen. Een andere culturele achtergrond dan die van de schrijver kan dus verwarring<br />
veroorzaken. Het begrip van wat een goede maaltijd is, is voor een Hindoestaan anders dan<br />
voor een Fransman of een Nederlander.<br />
Dit kan ertoe leiden dat informatie die niet past binnen het eigen cultureel bepaalde<br />
wereldbeeld niet of verkeerd wordt begrepen. Iemand kan dan wel de losse woorden <strong>lezen</strong><br />
waaruit de tekst bestaat maar toch de eigenlijke inhoud van de tekst niet begrijpen.<br />
Voorbeeld: het woord ‘voorstad’ betekent voor iemand uit de randstad iets heel anders dan<br />
voor iemand uit de provincie. Voor de ene persoon is het een drukke stad, voor een ander is<br />
het een rustig buitengebied.<br />
Onderdelen leesproces<br />
Omdat we de structuur van onze taal kennen, <strong>lezen</strong> we ook met hulp van deze kennis. Zo<br />
zouden we bijvoorbeeld niet zo snel ‘het huis de’ <strong>lezen</strong>. Ook weten we al vaak hoe een zin<br />
zal lopen omdat we de context kennen en de taal spreken. Vaak herkennen we zo zelfs hele<br />
of halve zinnen in een keer.<br />
Het proces van goed <strong>lezen</strong> is onder te verdelen in verschillende te onderscheiden<br />
kennisgebieden.<br />
semantiek (betekenis van gesproken of geschreven taal):<br />
Om iets te begrijpen spelen meerdere factoren mee: begrip van onze samenleving en die<br />
van de sociale omgeving van waaruit de tekst is geschreven en onze interactie daarmee.<br />
Een titel roept een bepaalde verwachting op. Daarnaast heb je om de tekst te kunnen<br />
begrijpen een zekere mate van taalkennis nodig. Ook een bepaalde woordenschat, begrip<br />
van spreekwoorden en gezegden, herkennen van bepaalde vaste woordcombinaties<br />
3
eïnvloeden het leesproces. In zijn algemeenheid geldt dat hoe beperkter deze kennis is,<br />
hoe moeilijker en langzamer het <strong>lezen</strong> verloopt. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die alleen<br />
dialect spreken, maar zeker ook voor laaggeletterden.<br />
syntaxis (zinsleer, structuur van de taal):<br />
Voor een deel is deze kennis aangeboren taalgevoel dat wordt ontwikkeld vanaf het begin<br />
van iemands leven. Dit betreft bijvoorbeeld kennis over woordvolgorde, zinsbouw e.d.,<br />
bekendheid met het verschil tussen geschreven en gesproken taal (conventies).<br />
Ook kennis van de grammatica draagt bij aan begrip. Bijvoorbeeld: weten dat een komma<br />
lange zinnen in delen splitst en dat een vraagteken een vraag impliceert, bevordert<br />
tekstbegrip.<br />
auditieve vaardigheden<br />
Auditieve vaardigheden zijn belangrijk bij het begrijpen van nieuwe onbekende woorden. Het<br />
verklanken van bekende letters of lettercombinaties kan verhelderend werken. Lastig hierbij<br />
is het feit dat onze geschreven taal niet fonetisch is en dat je een woord dus lang niet altijd<br />
kunt uitspreken zoals je het ziet.<br />
Het leesproces vereist een aantal auditieve vaardigheden:<br />
• Auditieve objectivatie: kunnen letten op de klank en niet de betekenis van het woord.<br />
• Auditieve discriminatie: klank-teken-koppeling waardoor men in staat is klanken in<br />
woorden te onderscheiden.<br />
• Auditieve analyse: een woord kunnen splitsen in de afzonderlijke klanken.<br />
• Auditieve synthese: afzonderlijke klanken kunnen samenvoegen tot een woord.<br />
• Temporeel ordenen: in staat zijn de volgorde van de klanken in een woord te onthouden.<br />
• Klankpositie bepalen: kunnen horen waar een bepaalde klank in een woord gehoord<br />
wordt.<br />
Visuele vaardigheden<br />
Het gaat hierbij om vaardigheden die het mogelijk maken woordbeelden en patronen (bijv<br />
achtervoegsel –lijk of woorden die op –heid eindigen) te herkennen (en onderscheiden).<br />
Deze herkenning vergemakkelijkt het begrijpen van woorden en teksten.<br />
Het leesproces vereist de vaardigheden tot<br />
• Visuele discriminatie: het verschil tussen letters en of woorden kunnen zien.<br />
• Visuele analyse: in staat zijn om losse letters in het woord te herkennen.<br />
• Visuele synthese: losse letters kunnen samenvoegen tot een woord.<br />
• Spatieel ordenen: de letters in een woord op volgorde kunnen onthouden.<br />
• Letterpositie bepalen: kunnen aangeven wat de plaats van een letter in een woord is.<br />
Taalvaardigheden<br />
- Kennis van begrippen: bepaalde instructiebegrippen kennen, zoals voor, achter,<br />
letter, woord, korter, rechts, links etc.<br />
De vaardigheid grafische elementen te integreren met de tekst<br />
Afbeeldingen en plaatjes maken een steeds groter deel uit van teksten. Foto’s, grafieken en<br />
ander beeldmateriaal zijn steeds vaker geïntegreerd in de tekst. In onze multimediale<br />
maatschappij gaat het niet meer alleen om het <strong>lezen</strong> van de tekst maar is het noodzaak<br />
andere beelddragers bij het <strong>lezen</strong> te betrekken omdat alle elementen samen de uiteindelijke<br />
inhoud bepalen. Begrip van alle onderdelen van een tekst is noodzakelijk. Daarbij komt dat<br />
informatie niet meer voornamelijk in boekvorm tot ons komt maar steeds meer via<br />
computers, internet enz. waarbij men via een systeem van doorlinken bij steeds andere<br />
informatie terecht kan komen. Om daarbij de draad vast te houden vraagt heel wat activiteit<br />
van de lezer.<br />
Voor beginnende lezers speelt het gebruik van visueel materiaal een iets andere rol. Het<br />
visuele dient daarbij als ondersteuning, als hulpmiddel. Als iemand ‘worstelt’ met letters,<br />
4
woorden en zinnen en ieder woord apart moet ‘overwinnen’ is er geen sprake van begrijpend<br />
<strong>lezen</strong>. Visuele elementen kunnen dan het begrip van de tekst vergemakkelijken.<br />
Invloed van de affectieve component op het <strong>lezen</strong><br />
Lezen is dus een complex gebeuren waarbij taalkundige, persoonlijke en culturele invloeden<br />
en ervaringen (die niet persé op het vlak van <strong>lezen</strong> hoeven te liggen) en cognitieve aspecten<br />
in interactie met elkaar werken en het leesproces beïnvloeden.<br />
Eén aspect vraagt daarbij nog om bijzondere aandacht. En dat is de affectieve component.<br />
Kan men die positief inzetten of uitschakelen<br />
Lezen wordt beïnvloed door de affectieve component. Hierbij is vaak sprake van een soort ‘selffulfilling<br />
prophecy”. Iemand die een taak aanpakt en daarbij gemotiveerd is en zelfvertrouwen heeft,<br />
boekt vaak snel (goede) resultaten. Het omgekeerde is ook het geval. Zijn er gevoelens van faalangst<br />
en minderwaardigheid dan leidt dat tot slechte resultaten, en iedere keer dat dit vanuit die gevoelens<br />
bevestigd wordt, gaat de spiraal iets verder naar beneden.<br />
Veel laaggeletterden hebben gevoelens van minderwaardigheid en angst. Doordat het bovendien<br />
vaak lang duurt voor er een stijgende lijn in het <strong>lezen</strong> te ontdekken is, is het heel moeilijk deze<br />
negatieve gevoelens uit te schakelen.<br />
Emoties hebben invloed op de capaciteit en werking van het werkgeheugen en dat is vooral voor<br />
beginnende lezers erg vervelend. Want juist in de normale beperkingen van dit geheugen ligt een<br />
oorzaak van hun leestechnisch probleem. Als daar ook nog een verminderde werking door emoties<br />
bijkomt, wordt het probleem alleen maar vergroot. Voor de docent een aanwijzing dat er eerst aan dat<br />
emotionele iets gedaan moet worden, voordat er vooruitgang geboekt kan worden op het technische<br />
vlak.<br />
5.2 Theorieën over leren <strong>lezen</strong><br />
Er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar het leren <strong>lezen</strong> van volwassenen. Wel is er<br />
veel praktijkervaring van docenten die volwassenen leren <strong>lezen</strong>. Ook bestaan er theorieën<br />
over leren <strong>lezen</strong>, maar die zijn gebaseerd op het leren <strong>lezen</strong> van kinderen. Mogelijk zijn er<br />
overeenkomsten met het leren <strong>lezen</strong> van volwassenen.<br />
De modellen zijn gebaseerd op theorie; niet iedereen hoeft de verschillende fasen in het<br />
leesproces in dezelfde volgorde te doorlopen en voor velen zal het meer een cyclische dan<br />
een lineaire ontwikkeling zijn.<br />
Uit onderzoeken blijkt echter wel dat absolute beginners onder de volwassen deelnemers op<br />
ongeveer dezelfde manier leren <strong>lezen</strong> als kinderen.<br />
Het proces van leren <strong>lezen</strong><br />
Leren <strong>lezen</strong> gebeurt in fasen:<br />
- woorden worden als totaalbeeld opgenomen, als een soort plaatje<br />
- woorden worden geanalyseerd, klanken krijgen betekenis en klanken en letters worden aan<br />
elkaar gekoppeld<br />
- woorden worden opgeslagen in het geheugen en worden op woordbeeld herkend. Het<br />
woordbeeld roept klankherkenning op. Deze laatste fase is erg belangrijk. Blijft iemand<br />
hangen in de 2 e fase, dan blijft hij spellend <strong>lezen</strong> wat meestal ten koste gaat van begrip.<br />
In schema ziet het er zo uit:<br />
5
Informatieniveau<br />
Leesstrategieën<br />
Visueel niveau<br />
1. De elementaire leeshandeling<br />
Visueel niveau<br />
2. Lezen met behulp van clusters en spellingspatronen<br />
Visueel niveau<br />
3. <strong>lezen</strong> met behulp van visuele woordvorm<br />
Morfologisch niveau<br />
4. <strong>lezen</strong> met behulp van morfologische analyse<br />
Semantisch en syntactisch niveau 5. <strong>lezen</strong> met behulp van context<br />
1. Elementaire leeshandeling<br />
De elementaire leeshandeling is eigenlijk de omgekeerde elementaire spelhandeling, de<br />
input en output is net omgekeerd. Deze leesstrategie wordt op veel basisscholen als eerste<br />
leesstrategie aangeleerd. Toch komt het voor dat kinderen leesstrategieën door elkaar<br />
gebruiken. Het ene woord leent zich dan ook beter voor het <strong>lezen</strong> met behulp van de visuele<br />
woordvorm dan het andere woord. Toch vormt de elementaire leeshandeling de basis van<br />
het leren <strong>lezen</strong>. Dit komt doordat de deelvaardigheden die essentieel zijn voor het <strong>lezen</strong> van<br />
onbekende woorden hierin op volgorde worden gebruikt. Dat ziet er als volgt uit:<br />
1. Van links naar rechts fonemen(klanken) aan<br />
grafemen(tekens) koppelen.<br />
1a. werken volgens de leesrichting<br />
1b. visuele analyse in grafemen<br />
1c. koppelen van foneem aan grafeem<br />
1d. fonemen op volgorde onthouden en samenvoegen<br />
1e. woord uitspreken en betekenis eraan koppelen<br />
2. Auditieve<br />
synthese.<br />
3. Betekenis<br />
geven.<br />
2. Lezen met behulp van clusters en spellingspatronen<br />
Al vrij snel nadat het leren <strong>lezen</strong> is gestart met de elementaire leeshandeling zie je dat<br />
beginnende lezers bepaalde lettercombinaties herkennen en zo tot een verkorting komen<br />
van de elementaire leeshandeling. Bijvoorbeeld /z/,/eep/, /zeep/. Dit <strong>lezen</strong> met behulp van<br />
clusters, lettercombinaties en spellingpatronen wordt ook wel de indirecte woordherkenning<br />
via visuele synthese genoemd. Deze strategie kan ook worden gebruikt bij niet- klankzuivere<br />
woorden.<br />
3. Lezen met behulp van visuele woordvorm<br />
Deze leesstrategie is waarschijnlijk bij iedere lezer het eerste middel geweest om de taal te<br />
leren kennen. Het is een mooi begin om aan de hand van op deze manier verworven<br />
woordenkennis de structuur van taal te leren kennen. Ook volwassenen gebruiken deze<br />
leesstrategie veelvuldig. De meeste woorden herkennen we in één keer, dit wordt ook wel<br />
directe woordherkenning genoemd en zorgt voor het vermogen tot het snel <strong>lezen</strong> van<br />
teksten.<br />
4. Lezen met behulp van morfologische analyse<br />
Deze leesstrategie is een groot hulpmiddel bij kinderen en volwassenen die moeite hebben<br />
met het <strong>lezen</strong> van langere woorden, bijvoorbeeld het woord gelopen. Het gaat er hier om dat<br />
het stamwoord in het woord herkend wordt. Het verschil met <strong>lezen</strong> met behulp van clusters<br />
en spellingpatronen zit hem erin dat het hier gaat om delen in het woord die betekenis<br />
hebben. Het oefenen van deze leesstrategie kan worden gedaan met rijtjes woorden als<br />
deze:<br />
bevriend verhuizen<br />
vriendelijk verlaten<br />
vrienden vergeven<br />
6
5. Lezen met behulp van context<br />
Deze leesstrategie wordt voornamelijk gebruikt door gevorderde lezers. Omdat we de<br />
structuur van onze taal kennen, <strong>lezen</strong> we ook met hulp van deze kennis. Hierin ontluikt een<br />
radende lezer. Zo zouden we bijvoorbeeld niet zo snel ‘het huis de’ <strong>lezen</strong>. Ook weten we al<br />
vaak hoe een zin zal lopen omdat we de context kennen. Vaak herkennen we zo zelfs hele<br />
of halve zinnen in één keer.<br />
Om te voorkomen dat iemand blijft hangen in het spellend of radend <strong>lezen</strong> is het van belang<br />
dat deze leesstrategieën flexibel gebruikt kunnen worden.<br />
Verschillende benaderingen van het leesproces<br />
De manier waarop het leren <strong>lezen</strong> verloopt volgens het hiervoor beschreven stadiamodel,<br />
wordt beschouwd als een proces dat bottom-up verloopt. Tegenover dit bottom-up model<br />
bestaat het top-down-model. Deze twee modellen spreken elkaar lineair tegen. Het eerste<br />
model gaat uit van spellende lezers en het andere van voorspellende lezers.<br />
Daarnaast bestaat ook het interactiemodel dat er vanuit gaat dat beide hierboven genoemde<br />
modellen tegelijk of afwisselend gebruikt kunnen worden. Deze visie is gebruikelijk in de<br />
meest recente methodes.<br />
Op ieder van deze modellen gaan we hieronder in.<br />
Bottom-up<br />
De bottom-up benadering gaat uit van analyseren en synthetiseren. Woorden en letters<br />
kunnen vrij willekeurig gekozen worden waarbij de klanken (letters) bepalend zijn; letters<br />
worden woorden, woorden worden zinnen, zinnen worden een tekst. De woorden kunnen op<br />
zichzelf staan en komen meestal niet uit een totaaltekst.<br />
Albert leest als een bergbeklimmer. Dat kost hem erg veel energie. Elke letter op zijn pad<br />
verklankt hij. Woord voor woord rijgt hij aan elkaar. Regelmatig glijdt hij van het leespad af.<br />
Vaak weet hij aan het eind van een zin niet wat hij heeft ge<strong>lezen</strong> omdat zijn werkgeheugen<br />
overbelast is geraakt. Albert pakt bovendien elke tekst op dezelfde manier aan. Pakt hij de<br />
krant dan leest hij eerst links Losse verkoop 1 Euro 75 en leest hij een reclamefolder, dan<br />
begint hij eveneens links bovenaan. Bij langere woorden moet hij soms drie keer opnieuw<br />
vooraan beginnen omdat hij het begin van het woord al weer is vergeten. Albert gebruikt zijn<br />
kennis over tekstsoorten en inhouden niet bij het <strong>lezen</strong>. Hij is alleen gericht op het<br />
verklanken van letters (bottom up aanpak). 3<br />
Top-down<br />
De top-down benadering gaat uit van de tekst. Volgens deze benadering heeft verklanking<br />
van letters en woorden meer effect op nauwkeurigheid/begrip en vloeiend <strong>lezen</strong> als het<br />
ondersteund wordt door een zinvolle tekst. Kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen<br />
worden allebei aangesproken. Een tekst wordt verkend door herkenning van<br />
woorden/woordbeelden en verwachtingen aangaande het onderwerp; zo leidt de tekst op een<br />
actieve manier tot begrip.<br />
Leg Henk een krantenartikel over een politiek item of sport voor en hij kijkt naar de<br />
kop en de foto en kan vanuit voorinformatie van radio en tv al vertellen waar het<br />
3 Handboek NT1 pagina 133-134<br />
7
artikel over gaat. Hij kan aangeven wat hij nog zou willen weten. Als een<br />
parachutespringer (term van J.Wammes) verkent hij eerst de buitenkant van een<br />
leestekst en gebruikt al zijn kennis over inhoud en tekstsoort. Langzaam daalt hij af<br />
naar de letters en woorden om de antwoorden te zoeken die hij wil hebben. En dat<br />
kost hem moeite. Henk heeft veel ervaring opgedaan met een zogenaamde topdown-aanpak<br />
van <strong>lezen</strong>, ook wel voorspellend <strong>lezen</strong> genoemd. Als Henk veel weet<br />
van een onderwerp of thema, is hij slim genoeg om kennisfragmenten met elkaar te<br />
verbinden en daar conclusies uit te trekken. Gaat het om onbekende informatie, slaat<br />
zijn voorspellende leesstrategie om in raden of zelfs gokken en raakt hij steeds<br />
verder van de inhoud af. 4<br />
Interactiemodel<br />
Waar bottom-up en top-down lijnrecht tegenover elkaar staan, gaat de geïntegreerde<br />
benadering van het interactiemodel uit van een combinatie van beiden. Ervaren lezers<br />
kunnen voortdurend van aanpak veranderen. Bij bekende teksten zoekt de lezer naar<br />
bevestiging van zijn voorspellingen met betrekking tot tekstinhoud, inhoud van alinea’s of<br />
zinnen. Bij een onbekende tekst wordt teruggezocht naar woorden die van belang zijn voor<br />
het begrip en deze woorden worden soms gespeld.<br />
De lezer is uitgangspunt, leerstof sluit aan bij interessewereld van de lezer en is motiverend.<br />
Er wordt gewerkt aan kennis, vaardigheden en leesstrategieën. Uitgangspunt zijn teksten die<br />
aanspreken en aansluiten bij de leefwereld van de lezer. Deze teksten worden op de topdown<br />
manier benaderd. Tegelijkertijd wordt de leestechnische basiskennis (letterwoordherkenning<br />
en klank-tekenkoppeling) behandeld uitgaande van de tekst. Daardoor<br />
krijgt de saaie techniek zin.<br />
In schema ziet het er zo uit 5 :<br />
Top-down en bottom up zijn twee sporen waar langs ge<strong>lezen</strong> kan worden. Veel volwassen<br />
laaggeletterden hebben in hun jeugd leesonderwijs gehad via de bottom up-benadering.<br />
Daarmee hebben ze het <strong>lezen</strong> onvoldoende onder de knie gekregen. Dat pleit voor aandacht<br />
in het volwassenenonderwijs voor de top-downbenadering.<br />
4 Handboek NT1 pagina 132-133<br />
5 Uit: Bouwstenen voor een vernieuwde leesdidactiek. E.van de Walle en T van Houdt, pagina 10.<br />
8
Smith (1982) heeft met zijn opvattingen over het gebruik van voorinformatie bij het<br />
<strong>lezen</strong>, de alfabetisering mooie instrumenten in handen gegeven om volwassen<br />
laaggeletterden niet terug te sturen naar de schoolbanken met de oude leesboekjes<br />
en het voorwaardelijk denken over het eerst goed beheersen van het technisch <strong>lezen</strong><br />
( verklanken) voor er aan begrip kan worden gewerkt. Berenst (2006) pleit eveneens<br />
voor een functionele aanpak van <strong>lezen</strong> omdat <strong>lezen</strong> anders een niet motiverend<br />
gebeuren is te vergelijken met leren zwemmen op een pianokruk. Niet terug naar af<br />
dus, maar kijken welke aanpakken van ervaren lezers de laaggeletterden kunnen<br />
helpen. 6<br />
5.3 Didactiek van het <strong>lezen</strong><br />
Behalve de leerstof zijn de methodiek en de didactische aanpak van groot belang. Het<br />
onderwijs moet aansluiten bij het niveau van de deelnemer en aangeboden worden op een<br />
manier die past bij de wijze waarop de cursist informatie opneemt en verwerkt.<br />
Een verantwoorde leesdidactiek moet voldoen aan criteria als 7 :<br />
• Het bevorderen van het zelfvertrouwen en de leesmotivatie door te starten bij wat<br />
cursisten al kennen en kunnen<br />
• Het leren toepassen van verschillende leesstrategieën bij verschillende teksten van<br />
verschillende moeilijkheidsgraad<br />
• Het bevorderen van een bewust en zelfcontrolerend gedrag door het stimuleren van hun<br />
zelfreflectie<br />
Doelen<br />
Omdat iedere deelnemer eigen leerdoelen heeft en een andere leerbehoefte en leerstijl<br />
heeft, moet er een variatie aan leervormen aangeboden kunnen worden; differentiatie is<br />
voorwaarde om de gestelde leerdoelen te halen.<br />
Voorbeeld: opbouw uit AlfabeterLezen ( selectie uit het schema)<br />
persoonlijke/maatschappelijke<br />
doelen<br />
wat heb je eraan<br />
wat verwacht de maatschappij van je<br />
wat wil je leren <strong>lezen</strong><br />
leestechnische doelen<br />
context<br />
voorkennis activeren<br />
verwachtingen opbouwen<br />
leesdoel bepalen<br />
leesstrategie bepalen:<br />
zinnen<br />
betekenis voorspellen<br />
zinnen herkennen (auditief+visueel)<br />
opbouw in zinsdelen<br />
koppen/titels/telegramstijl<br />
6 Handboek NT1 pagina 134<br />
7 Uit: Bouwstenen voor een vernieuwde leesdidactiek. E.van de Walle en T. van Houdt, pagina 17.<br />
9
woorden<br />
woorden herkennen (auditief+visueel)<br />
opbouw in woorddelen herkennen<br />
betekenis voorspellen<br />
letters<br />
klanken onderscheiden (auditief)<br />
lettervormen herkennen (visueel)<br />
Niveaubepaling<br />
In het Handboek NT1 8 wordt de volgende indeling naar niveau gemaakt.<br />
Lezen:<br />
• Niveau 1 (didactisch ijkpunt). Volwassenen kunnen voor hen geschreven korte en<br />
eenvoudige teksten <strong>lezen</strong>: ze kunnen langere, niet speciaal voor hen geschreven<br />
teksten herkennen op het doel dat ze beogen, zich een beeld vormen van de inhoud<br />
van de tekst op basis van illustraties en koppen en specifieke informatie<br />
selecteren. Ze kunnen hulp vragen bij het <strong>lezen</strong> van teksten die ze (nog) niet<br />
kunnen <strong>lezen</strong>. De lezer is sterk afhankelijk van anderen en leest veel op herkenning.<br />
• Niveau 2 (eerste maatschappelijk ijkpunt). Volwassenen op dit niveau zijn<br />
gealfabetiseerd. Ze kunnen die taken uitvoeren waar ze vaak mee te maken hebben;<br />
ze kunnen informatie halen uit teksten die duidelijk gestructureerd zijn en geschreven in<br />
eenvoudige en duidelijke taal.<br />
• Niveau 3 (tweede maatschappelijk ijkpunt).). Volwassenen <strong>lezen</strong> op dit niveau<br />
verschillende soorten authentieke teksten en kunnen verschillende relevante<br />
leesstrategieën hanteren. Zij kunnen ook omgaan met studieteksten. Zij kunnen een<br />
oordeel geven over een tekst en weten hoe ze om moeten gaan met moeilijke<br />
gedeelten.<br />
Manieren van <strong>lezen</strong><br />
Voordat bepaald kan worden of men gaat werken aan technisch <strong>lezen</strong>, begrijpend <strong>lezen</strong>,<br />
studerend <strong>lezen</strong> en of leesplezier zijn de volgende uitgangspunten belangrijk om bij stil te<br />
staan.<br />
• het leesproces is gebaseerd op cognitieve vaardigheden. Is de deelnemer andersgealfabetiseerd,<br />
dan kan hij de daar opgedane kennis toepassen bij het leren <strong>lezen</strong> in een nieuwe<br />
taal<br />
• cruciaal is het combineren van visueel en auditief herkennen van woorden/woordbeelden<br />
• om visuele woordherkenning te ontwikkelen moet veel ge<strong>lezen</strong> worden - oefening baart kunst; dit<br />
moet door de docent gestimuleerd worden<br />
• de docent moet nadenken over de toetsing en beoordeling van startniveau en visuele en<br />
auditieve vermogens van de deelnemer om een goed leerplan te kunnen maken<br />
Vooral bij de beginnende lezer zal er onderscheid gemaakt moeten worden tussen technisch<br />
<strong>lezen</strong> en begrijpend <strong>lezen</strong>. In de beginfase zal de nadruk ook liggen op het technisch <strong>lezen</strong>.<br />
Zij moeten zo snel mogelijk de basisprincipes van het <strong>lezen</strong> onder de knie krijgen. Maar<br />
daarnaast moeten ze leren leesstrategieën toe te passen, want alleen dan kunnen ze zich<br />
ontwikkelen als lezer. 9<br />
8 Handboek NT1 pagina 285<br />
9 Voorbeeld in het kader is afkomstig uit Loper,<br />
10
Ook beginnende lezers kunnen individueel werken, zeker als je beschikt over goede<br />
modules met eenduidige steeds terugkerende opdrachten in de vorm van pictogrammen.<br />
Tijdens de eerste modules is er veel begeleiding nodig, maar daarna kan er heel goed<br />
zelfstandig gewerkt worden.<br />
Het begrijpend <strong>lezen</strong> neemt langzamerhand een steeds grotere plaats in.<br />
Het studerend <strong>lezen</strong> komt nog later aan de orde. Ook deze vormen van <strong>lezen</strong> kunnen heel<br />
goed zelfstandig en individueel worden uitgevoerd in de vorm van modules.<br />
Zoals aangegeven in het hoofdstuk over de theorie van het leren <strong>lezen</strong> zijn top-down en<br />
bottom-up twee sporen waar langs ge<strong>lezen</strong> kan worden. Veel volwassen laaggeletterden<br />
hebben in hun jeugd leesonderwijs gehad via de bottom up-benadering. Daarmee hebben ze<br />
het <strong>lezen</strong> onvoldoende onder de knie gekregen en onvoldoende leren toepassen. Daardoor<br />
neigt men in het volwassenenonderwijs naar de geïntegreerde benadering met optimale<br />
aandacht voor de top-downbenadering. Want:<br />
- Volwassenen <strong>lezen</strong> in een functionele context en in deze context kan de kennis over de<br />
tekst optimaal zijn.<br />
- Volwassenen hebben functionele doelen en deze doelen moeten ook in het zicht kunnen<br />
komen vanuit de cursist of de opdrachtgever. Het kunnen <strong>lezen</strong> van “Let op” of “Links” bij<br />
opschriften op het werk is van groot belang<br />
- Volwassenen moeten in hun eigen situatie kunnen oefenen en het vertrouwen en de<br />
motivatie om teksten in de eigen omgeving te <strong>lezen</strong> is de grootste garantie om te blijven<br />
<strong>lezen</strong>.<br />
Toch zal voor de echte beginners, die niets of slechts een paar woorden kunnen <strong>lezen</strong>, naast<br />
de top-downbenadering er aandacht moeten zijn voor het bottum-up-proces. Zo snel<br />
mogelijk moeten ze de principes van het schriftsysteem onder de knie krijgen om daarna<br />
over te kunnen stappen naar het toepassen van andere leesstrategieën.<br />
Uit onderzoek dat vooral bij kinderen is uitgevoerd, en in mindere mate bij volwassenen<br />
(zie Kurvers & Van der Zouw 1990), blijkt immers dat de echte beginners onder de<br />
volwassenen dezelfde stadia doorlopen die kinderen doorlopen die voor het eerst in hun<br />
leven leren <strong>lezen</strong> en schrijven. Dat laat overigens onverlet dat van de eerste les al die<br />
andere relevante geschreven taal evenzeer en ruim aan bod kan komen in de lessen.<br />
Zolang er een lezer in de groep is - en de docent is dat per definitie - kan in principe elke<br />
tekst die qua taalgebruik binnen het repertoire van de cursisten valt voorge<strong>lezen</strong>, ge<strong>lezen</strong><br />
11
en besproken worden, ook met de totale beginners. En aan de hand daarvan kunnen ook<br />
de beginnende lezers heel veel leren over hoe teksten in elkaar zitten, wat je moet doen<br />
om informatie op te sporen, hoe je een krantenbericht onderscheidt van een brief of<br />
waartoe welke tekstsoort dient. Marie kan dan nog wel niet zelfstandig zo'n tekst<br />
ontcijferen, maar uiteraard heel goed meepraten over de onderwerpen die in wat<br />
ingewikkelder teksten aan bod komen. Ze is geen kind meer. Alleen is zo'n tekst minder<br />
geschikt voor het leren van de eerste beginselen: bij het woord huis valt het te doen om<br />
eerst spellend te <strong>lezen</strong>, h-ui-s huis, en dat steeds vlotter te doen, bij huiselijk of proficiat<br />
of huurcontract ligt dat wat ingewikkelder. 10<br />
Leesproblemen<br />
Juist volwassenen die in hun jeugd niet of onvoldoende hebben leren <strong>lezen</strong> en dat op latere<br />
leeftijd proberen op te pakken, kunnen daarbij tegen een diversiteit aan problemen aanlopen.<br />
Bij elke fase in het leesproces zoals dat in hoofdstuk 2 beschreven is kunnen de problemen<br />
zich voordoen.<br />
Het gaat om problemen als:<br />
1. leesproblemen ten gevolge van een gebrekkige woordenschat en kennis van<br />
grammatica. Die kennis kan zo beperkt zijn dat echt <strong>lezen</strong> niet plaatsvindt.<br />
2. problemen met het bewaken van het eigen leesproces. Dergelijke cursisten<br />
begrijpen de tekst vaak goed tot op het moment dat ze een fout maken. Ze beseffen dan<br />
echter niet dat ze die gemaakt hebben, waardoor ze zichzelf niet bijsturen, en de draad van<br />
het verhaal kwijtraken. Sommigen van deze cursisten realiseren zich hun fouten nog wel,<br />
maar zetten niet de stap naar de verbetering ervan.<br />
3. leesproblemen die veroorzaakt worden door een slechte balans tussen het gebruik<br />
van top-down en bottom-up verwerkingsprocessen.<br />
Cursisten die te sterk de nadruk leggen op bottom-up processen, <strong>lezen</strong> de tekst enkel<br />
op een ontledende en analyserende wijze. Ze maken weinig gebruik van<br />
verwachtingspatronen, en leggen verbanden die grammaticaal mogelijk zijn, maar<br />
inhoudelijk niet. Af en toe begrijpen ze wat de structuur van een zin is, zonder te begrijpen<br />
wat hij betekent.<br />
Cursisten die een te grote klemtoon leggen op top-down <strong>lezen</strong>, vertonen een<br />
tegenovergesteld foutenpatroon. Zij hebben veel verbeelding, veel ‘feeling’ voor wat er in<br />
de tekst zou moeten staan, maar ze analyseren te weinig. Ze gaan niet steeds na of hun<br />
hypothesen over de inhoud van de tekst kloppen. Soms proberen ze wat in de tekst staat in<br />
hun opvatting over de inhoud ervan te ‘wringen’, of verzinnen de inhoud van de tekst op<br />
basis van enkele woorden.<br />
4. Non-integratie. Cursisten die dat probleem hebben, begrijpen wel aparte delen van<br />
de tekst, maar zien de relatie tussen die delen niet. Vaak beseffen ze niet welke woorden<br />
verzwegen zijn, of begrijpen ze niet naar welke woorden de voornaamwoorden verwijzen.<br />
Bovendien hebben ze moeite met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.<br />
5. Auditieve problemen. Deze problemen zie je vooral bij beginnende lezers. Als je bij<br />
de cursist een auditieve toets afneemt blijkt heel vaak dat ze daar slecht op scoren. Men is<br />
niet in staat om van de losse klanken die men hoort, bijvoorbeeld n-aa-m het woord naam<br />
te maken. Ook andersom komt voor. Men kan niet de losse klanken uit het woord halen.<br />
Ook het auditieve geheugen is vaak slecht. Soms kan men wel goed spellen: p-ij-n maar<br />
dan zegt men een heel ander woord. Ook kan het dat de laatste letter blijft hangen en daar<br />
wil men dan het woord mee beginnen. Het vergt voor de docent en de cursist veel<br />
doorzettingsvermogen om dan tot een goede ontwikkeling te komen van het <strong>lezen</strong>.<br />
10 Handboek NT1 pagina 116<br />
12
Eigen ervaring van …<br />
Andries 53 jaar Hij is een alleenstaande man. Hij leeft erg geïsoleerd. Hij werkt de hele<br />
week bij de sociale werkvoorziening. Hij heeft een groot negatief zelfbeeld. Hij heeft wel een<br />
rijbewijs.<br />
Hij is nu al 3 jaar bezig met het leren <strong>lezen</strong> en schrijven. Toen hij op school kwam kon hij<br />
nagenoeg niets <strong>lezen</strong> of schrijven. Nu herkent hij de meeste letters en kan er de klank aan<br />
verbinden en hij kent een groot aantal klankzuivere woorden (meest MKM medeklinkerklinker-medeklinker<br />
woorden). Na het spellen komt vaak niet het goede woord en vaak ook<br />
niet wat er in enig opzicht op lijkt, bijvoorbeeld p-ij-n wordt kam. Veel woorden en letters<br />
heeft hij aangeleerd door heel veel over te schrijven en wel te blijven structureren (woorden<br />
uit elkaar halen in groepjes letters z-eep). Daarbij heeft hij het probleem dat hij alleen<br />
Gronings spreekt en een slappe spierfunktie heeft in de mond. De p en b klinken bij hem<br />
hetzelfde. Na overleg gaat hij met een verwijsbrief volgende week samen met de docent<br />
naar de logopedist. Hij durfde niet alleen, daar “schaamt” hij zich voor.<br />
Om een lezer te worden is veel geduld en doorzettingsvermogen van de cursist nodig. Maar<br />
na verloop van tijd kunnen ze toch steeds meer woorden <strong>lezen</strong>. Als de docent er vertrouwen<br />
in heeft dat de cursist, ook al is het in kleine stapjes, vooruit gaat, zal de cursist meer<br />
gemotiveerd zijn door te gaan. Hoe vloeiender het <strong>lezen</strong> verloopt hoe meer leesplezier men<br />
aan het <strong>lezen</strong> gaat beleven. Beter leren <strong>lezen</strong> is een kwestie van heel veel doen. Niet alleen<br />
in de les maar ook daarbuiten. Bij elke les moet dat weer gezegd en gestimuleerd worden.<br />
Leren <strong>lezen</strong> is een kwestie van lange adem van beide kanten en de opdrachten en<br />
werkvormen moeten gevarieerd zijn. Hetzelfde geldt voor de gebruikte materialen, boeken<br />
en teksten. Deze moeten passen bij het niveau van de cursist, passen bij de leef- en<br />
denkwereld van volwassenen en de cursist uitdagen het geleerde ook daadwerkelijk toe te<br />
passen.<br />
Van de docent vraagt dit hele proces een grote mate van creativiteit. Als de ene manier van<br />
aanbieden niet werkt, moet er een andere en misschien nog weer een andere manier<br />
gezocht worden. Net zolang tot het kwartje valt. Als de cursist dan een stapje vooruit zet,<br />
blijkt vaak dat de vooruitgang niet alleen op het gebied van het <strong>lezen</strong> plaatsvindt, maar ook<br />
effect heeft op de houding van de cursist ten opzichte van het <strong>lezen</strong>. Dit affectieve aspect<br />
keert dan van ‘zie je wel, ik leer het nooit’ naar ‘ik kan het toch leren’. Deze opener<br />
leerhouding kan maken dat er ineens een sprong(etje) voorwaarts gemaakt wordt.<br />
Daarnaast moet de docent ook over de grenzen van eigen kunnen (durven) kijken. Misschien<br />
zijn er collega’s uit het speciaal onderwijs, collega’s met een RT-opleiding, orthopedagogen<br />
in dienst van het roc van wiens expertise gebruik gemaakt kan worden.<br />
Alle aanwezige kennis kan ingezet worden.<br />
5.4 Lezen in de praktijk van de les<br />
Organisatievormen<br />
Klassikaal Lezen<br />
Hoewel het in eerste instantie niet de meest geschikte werkvorm lijkt voor een groep met<br />
verschillende achtergronden, leervragen en leermogelijkheden, kan worden gekozen voor<br />
een klassikale aanpak in een groep die bijvoorbeeld werkt aan eenzelfde uitstroomdoel of<br />
een inhoud die afgesproken is met een opdrachtgever.<br />
13
Deze vorm kan vaak gebruikt worden voor een groepsinstructie, uitleg over of bespreking<br />
van een onderwerp dat bij ieders trajectplan, interesse of bij de actualiteit past.<br />
Ook voor “gemengde” groepen met verschillende niveaus kan het een goede aanvulling zijn<br />
van het gedifferentieerd werken: ‘leren van en aan elkaar’, samenwerken, uitwisselen van<br />
kennis en ideeën, overleggen en discussiëren. Beginnende lezers kunnen de tekst niet zelf<br />
<strong>lezen</strong>, maar uiteraard heel goed meepraten over de onderwerpen die in wat ingewikkelder<br />
teksten aan bod komen. Tenslotte zijn ze volwassen.<br />
Wat zijn de voordelen van klassikaal <strong>lezen</strong><br />
• Het vergroot de band met elkaar, het groepsgevoel.<br />
• Er kan ruimte zijn voor een uitwisseling van problemen met het <strong>lezen</strong>, lotgenotencontact.<br />
• Er is ruimte voor een leervraag. B.v iemand komt met een brief van het energiebedrijf. Je<br />
kunt de brief kopiëren en samen doornemen (zie de ervaring hieronder).<br />
• De overdracht van de lesstof komt vaak meer tot zijn recht. Als men zelfstandig werkt kan<br />
men makkelijker over informatie heen <strong>lezen</strong>..<br />
• Leesplezier en meer begrip – een zwakke lezer kan meeliften op de vaardigheid van de<br />
voorlezer waardoor minder hakkelend ge<strong>lezen</strong> wordt en dus met meer begrip opgebouwd<br />
kan worden<br />
• Verbreding interessewereld: Beginnende lezers kunnen ingewikkelde teksten niet zelf<br />
<strong>lezen</strong>, maar er wel van leren.<br />
• Men doet ‘spelenderwijs’ informatie op over hoe teksten in elkaar zitten, wat je moet<br />
doen om informatie op te sporen, hoe je een krantenbericht onderscheidt van een<br />
brief of waartoe welke tekstsoort dient.<br />
Ervaring van …<br />
Onlangs kwam een cursist met een brief van het energiebedrijf. Hij kon hem niet <strong>lezen</strong>. Hij<br />
zei: ”Ik zal wel moeten betalen.” We gingen samen met de groep de brief eens goed<br />
bekijken.<br />
Eerst globaal met vragen als: Van wie komt de brief Dat wisten ze wel. Het logo is goed<br />
herkenbaar.<br />
Wanneer is die brief geschreven Datum en plaats, was ook duidelijk.<br />
Kijk nu eens naar alle dik gedrukte, schuin geschreven of onderstreepte zinnen en/of<br />
woorden. Dit hebben we samen ge<strong>lezen</strong> (koor <strong>lezen</strong>, zie hieronder) enz.<br />
Het bleek een brief te zijn, waarin stond dat minima in aanmerking kwamen voor een<br />
energiepakket. Dus een leuke meevaller. En tegelijkertijd een aanleiding voor anderen om<br />
dit pakket ook aan te vragen en daarmee te oefenen.<br />
Werkvormen om klassikaal te <strong>lezen</strong> 11<br />
• Voor<strong>lezen</strong> door de docent of andere ervaren lezer<br />
Het begrijpend luisteren vormt een goede voorbereiding op het begrijpend <strong>lezen</strong>.<br />
• Mee<strong>lezen</strong> van korte teksten of een boek/verhaal.<br />
Cursisten <strong>lezen</strong> de tekst stil voor zichzelf mee terwijl de docent voorleest.<br />
• Radio<strong>lezen</strong><br />
Bij radio<strong>lezen</strong> leest een wat niveau betreft heterogene groep een afgeronde<br />
11 Uit: Dyslectische kinderen leren <strong>lezen</strong>, van Anneke Smits en Tom Braams.<br />
14
aantrekkelijke tekst voor, die ze van tevoren hebben kunnen voorbereiden. Men leest een<br />
van te voren bepaald gedeelte. De anderen luisteren alsof ze naar de radio luisteren. Ze<br />
<strong>lezen</strong> niet mee in de tekst. Daarna volgt een discussie. Het voor<strong>lezen</strong> zelf kan ook<br />
geoefend worden. Hoe lees je spannend voor<br />
• Theater <strong>lezen</strong><br />
Een gedeelte van de groep staat voor de klas en leest de tekst van een toneelstuk voor.<br />
Van te voren is dit ingeoefend. Er wordt alleen voorge<strong>lezen</strong>.<br />
• Estafette <strong>lezen</strong>.<br />
Bij estafette-<strong>lezen</strong> wordt een tekst in stukken verdeeld, zodat een ieder alleen of in duo’s<br />
de tekst kan voorbereiden en de groep in zijn totaal de hele tekst gaat <strong>lezen</strong>.<br />
Estafette<strong>lezen</strong> kan ook met boeken. Na een gezamenlijke voorbereiding leest cursist A<br />
hoofdstuk 1, vertelt daarover en vervolgens gaat het boek mee met cursist b etc. Voor de<br />
zwakkere lezers wordt de voorkennis over het verhaal steeds groter.<br />
• Stil<strong>lezen</strong><br />
Stil<strong>lezen</strong> is geschikt voor lezers uit de middengroep en bedoeld om leeskilometers te<br />
maken. Kies ook eens strips, en boeken uit verschillende genres of eenvoudige nonfictie.<br />
• ‘Lezen tot een fout’<br />
Dit kan als de tekst net iets onder het niveau ligt en goed voorbereid is. De leesbeurt gaat<br />
over naar een ander als er een fout ge<strong>lezen</strong> wordt. Deze werkvorm kan alleen toegepast<br />
worden als er voldoende veiligheid in de groep is en de docent het geheel goed kan<br />
begeleiden. Zodra cursisten in de groep het eng en bedreigend vinden is deze werkvorm<br />
ongeschikt, maar het kan ook heel leuk zijn.<br />
Individueel <strong>lezen</strong><br />
Individueel <strong>lezen</strong> 12 is voor de begeleider een zeer intensieve manier van werken. De<br />
groepsgrootte mag niet te groot zijn (afhankelijk van het niveau van de deelnemers 6 – 15<br />
deelnemers per groep). Hoe lager het niveau hoe kleiner de groep. Bij beginnende lezers is<br />
een groepsgrootte van max. 6 aan te raden. Vooral als een cursist niets kan <strong>lezen</strong>, heeft<br />
hij/zij de eerste maanden individuele hulp nodig. Men moet vertrouwd raken met de methode<br />
en de groep. De docent moet zich volledig aanpassen aan het tempo en de spanningsboog<br />
van de cursist. Een te snelle aanpak zal zijn zelfvertrouwen en faalangst waar hij eventueel<br />
mee te kampen heeft, geen goed te doen (zie ook paragraaf 1 over de affectieve component)<br />
Omdat cursisten op verschillende momenten in de groep kunnen instromen en omdat iedere<br />
cursist verschillend is (zie paragraaf 5.3) is het onvermijdelijk dat je gedifferentieerd werkt.<br />
Iedere cursist heeft werk op zijn eigen niveau en werkt in zijn eigen tempo.<br />
Een praktische tip:<br />
Gebruik een cassetterecorder, voicerecorder of ander opneemmedium om dat wat de cursist<br />
hardop leest op te nemen, later terug te luisteren en te bespreken. Je kunt als je dit op<br />
verschillende momenten doet en die stukken bewaart ook de voortgang bewaken en<br />
bewijzen.<br />
Individueel werken vereist een bepaalde mate van zelfstandigheid van de cursist. En een<br />
goede organisatie van de docent. Hij moet de cursist blijven controleren en ervoor zorgen<br />
tijdens elke les een bepaalde tijd bij iedere cursist te werken. Voor een deel kun je die<br />
12 Uit: Teacing basic literacy<br />
15
verantwoordelijkheid ook bij de cursist leggen. Hij geeft dan aan, wanneer hij één of meer<br />
bladzijden af heeft.<br />
Een praktische tip:<br />
Iedere deelnemer heeft een map met daarin de taken/leerstof per module of voor een<br />
bepaalde periode (een week of een maand).<br />
Voorwaarde is wel dat de deelnemer de module zelfstandig door kan werken. De deelnemer<br />
kan in eigen tempo de stof doorwerken.<br />
Bij de start van een nieuwe groep betekent dit even extra werk voor de begeleider.<br />
Daarnaast moet hij tijdens het traject op tijd signaleren of cursisten nog werk hebben - de<br />
cursisten kunnen dit zelf ook in de gaten houden en aangeven als ze voor de volgende les<br />
niet genoeg werk meer hebben.<br />
Op het moment dat de groep aan het werk is, geeft dit de docent ruimte voor individuele<br />
begeleiding. Cursisten kunnen immers vooruit als de docent bezig is bij een ander. De<br />
docent kan individueel of in kleine groepjes instructie of feedback geven.<br />
Door tempoverschillen zal niet iedereen tegelijk zonder werk zitten en kan de docent<br />
individueel bijvullen terwijl de groep aan het werk is of na de les.<br />
Het is handig als je in je docentenmap bijhoudt waar iedereen mee bezig is, zodat je in één<br />
oogopslag kan zien wat iemand doet. In een apart persoonlijk cursistenmapje kun je<br />
aantekenen op registratieformulieren wat wanneer gedaan is en met welk resultaat.<br />
Ook kan je de conciërge vragen voorraden aan te leggen van veel gebruikt werk.<br />
Het aanleggen van antwoordmodules, maakt dit systeem nog beter werkbaar.<br />
Wat hierboven als praktische tip staat, staat haaks op een van de uitgangspunten in FC<br />
Sprint. 13<br />
Daar staat:<br />
Er ontstaat een systeem van individueel maatwerk met zeer heterogene groepen waarbij de<br />
docent probeert de cursist op het juiste moment het juiste lesmateriaal te leveren, Veel<br />
docenten krijgen het gevoel dat ze om kwaliteit te blijven leveren nog veel meer zouden<br />
moeten doen. In dit systeem krijg je cursisten die steeds afhankelijker worden van hun<br />
docent, De docent moet er tenslotte voor zorgen dat ze het juiste materiaal krijgen.<br />
Steeds vaker moeten cursisten wachten op hun docent. Het gevolg is dat niet de methode<br />
centraal staat maar ook niet de cursist. De docent is als een spin in het web en die<br />
functioneert als een intermediair tussen het materiaal en de cursisten.<br />
Geen enkele docent zal zijn cursisten afhankelijk willen maken, daarom is het goed de eigen<br />
praktijk van het lesgeven steeds kritisch te blijven evalueren. Belangrijk is dus steeds de<br />
leerwens van de cursist centraal te blijven stellen en er ook zorg voor te dragen dat cursisten<br />
zelf toegang tot materialen hebben en zelf keuzes kunnen maken in wat en hoe zij willen<br />
leren. 14<br />
In duo’s <strong>lezen</strong> of in groepen<br />
Paired reading<br />
Voordelen zijn:<br />
• Het stimuleert de hulpvaardigheid en de samenwerking, en het is productief.<br />
13 FC Sprint pagina 41<br />
14 Zie ook verderop het stuk over Praktijkgericht Leren.<br />
16
• Vergroten van zelfstandigheid.<br />
• Plezier in het samenwerken en het vormen van een mening.<br />
• Werken vanuit de hele tekst naar het detail.<br />
• Elkaar helpen bij het technisch <strong>lezen</strong>.<br />
• Versterken van kennis, vakkundigheid en strategieën op verschillende niveaus.<br />
• Werken aan individuele doelen.<br />
Bij het samenstellen van duo’s of groepjes kun je verschillende uitgangspunten hanteren:<br />
• Je kunt duo’s samenstellen, omdat ze goed met elkaar op kunnen schieten.<br />
• De één is een betere lezer en vindt het leuk een andere minder vloeiende lezer te<br />
• helpen.<br />
• Je kunt zo gedifferentieerd laten <strong>lezen</strong> met verschillende duo’s.<br />
Nadelen:<br />
• Het werkt niet altijd, niet iedereen wil samen met een ander <strong>lezen</strong>.<br />
• Sommigen raken er te veel door afgeleid.<br />
• Het kan zijn dat iemand een spraakstoornis heeft, hij of zij stottert of kan zelfs door<br />
faalangst niet hardop <strong>lezen</strong> en beter voor zichzelf <strong>lezen</strong>.<br />
Ervaring van…<br />
Zo had ik iemand al een tijd in de groep en had wel gemerkt dat er bij het hardop <strong>lezen</strong> veel<br />
spanning was bij deze cursist. Hij ging bijvoorbeeld heen en weer op zijn stoel en kreeg een<br />
rood hoofd. Zelf kon hij niet verwoorden waar dat aan lag. Pas na een tijd kon hij vertellen<br />
dat hij voor zichzelf veel beter kon <strong>lezen</strong> dan hardop. Met hardop <strong>lezen</strong> verviel hij weer in<br />
spellen en las hij ook veel letters verkeerd.<br />
Terwijl een andere cursist eigenlijk niets liever wil dan samen <strong>lezen</strong> met anderen.<br />
Nog een andere cursist kon alleen maar met mij <strong>lezen</strong> en thuis niet. Hij vraagt ook na elke<br />
zin of het goed is. Hij vraagt dan in Gronings: “Is goed, nait”<br />
Aanwijzingen voor de cursist<br />
• Afhankelijk van het niveau van de cursist laat je ze om de beurt een zin <strong>lezen</strong>, een stukje<br />
of een hele bladzij.<br />
• Geef uitleg over dat de cursisten elkaar kunnen helpen.<br />
• Vertel ze dat ze na een stukje <strong>lezen</strong> elkaar vertellen waar de tekst over gaat.<br />
• Laat ze elkaar uitleggen wat sommige woorden betekenen.<br />
• Laat ze gebruik maken van een woordenboek, maar vertel erbij dat je voor het begrijpen<br />
van de tekst niet alle woorden hoeft op te zoeken die je niet direct begrijpt.<br />
• Geef een demonstratie van wat de bedoeling is.<br />
Eigen ervaring met koor<strong>lezen</strong> of vloeiend <strong>lezen</strong><br />
Als begeleider lees je tegelijk met 1 of meer cursisten. Je hebt een afwachtende houding bij<br />
het voor<strong>lezen</strong>. Je voelt vanzelf aan wanneer de cursisten zelf de woorden kunnen vinden. Er<br />
wordt niet gespeld. Soms begin je alleen met de eerste letter en dan merk je al dat één of<br />
meer cursisten het overnemen. Op sommige momenten kun je als begeleider het <strong>lezen</strong> aan<br />
de cursisten overlaten en val je weer in bij moeilijke passages of woorden. Zo krijgen de<br />
cursisten meer zelfvertrouwen en plezier in het <strong>lezen</strong>.<br />
Dit kan in duo’s, groepjes of klassikaal maar wees je ervan bewust dat deze werkvorm niet<br />
voor iedereen geschikt is.<br />
17
Het circuitmodel<br />
In het circuitmodel 15 kun je cursisten langs verschillende hoeken laten circuleren.<br />
Dit vraagt om een goede voorbereiding en organisatie.<br />
Je kunt, als je hier moeite mee hebt of de cursisten niet zelfstandig genoeg zijn, ook de<br />
groep in tweeën splitsen en één deel op de computer laten werken met b.v. Netnieuws of<br />
Alfabeter <strong>lezen</strong> en het andere deel van de groep individueel laten werken of een instructie<br />
geven. Als je de groep in meer groepen splitst is een goede vrijwilliger die goed geïnstrueerd<br />
is heel welkom. Je kunt daarbij gebruik maken van een studieplanner die iedereen heeft met<br />
vastgestelde taken en tijden.<br />
Het vrije circuitmodel<br />
Cursisten krijgen taken met betrekking tot alle leerstofonderdelen en/of vakgebieden die bij<br />
het traject horen. De cursist is vrij in het kiezen van de volgorde waarin hij zijn taken maakt.<br />
Aan het einde van de gestelde periode moeten alle taken af zijn.<br />
Bij deze werkwijze heeft de cursist een grote mate van vrijheid binnen het vastgestelde<br />
traject. Hij kan eigen prioriteiten stellen hetgeen absoluut motivatieverhogend werkt.<br />
Zelfreflectie en evaluatie met de begeleider is wel belangrijk, evenals een grote mate van<br />
zelfstandigheid.<br />
En ook hier geldt weer dat dit niet voor elke cursist geschikt is.<br />
Het zoeken naar een geschikte werkvorm voor iedere cursist heeft prioriteit. Erg belangrijk is<br />
steeds te blijven zoeken naar de manier van werken die aansluit bij de cursist. Lukt het op de<br />
ene manier niet dan moet op zoek gegaan naar een andere manier. Net zolang tot er en<br />
manier van werken gevonden is die wel tot succes(jes) leidt.<br />
Praktijkgericht leren<br />
Uitgangspunt bij deze benadering is de leerwens waarmee de cursist binnenkomt en de<br />
manier waarop volwassenen willen leren. 16 Inhoudelijk moet het aansluiten bij de eigen<br />
leerwensen, het leren moet praktisch en praktijkgericht zijn.<br />
De deelnemer heeft een vrije keus in wat en hoe te leren en het leren moet gericht zijn op<br />
het behalen van resultaten die direct toepasbaar zijn in het eigen leven en of werk.<br />
De leerwensen zijn vertaald naar competenties die iemand nodig heeft om te kunnen<br />
functioneren als zelfstandig burger/senior in een complexe samenleving. Hiervoor is de vorm<br />
van een checklist gekozen waarop een cursist kan aangeven of hij deze competentie wil<br />
leren of niet.<br />
15 Uit: Teacing basic literacy<br />
16 Uit de Handleiding van Praktijkgericht Leren van Zadkine Educatie<br />
18
Voorbeelden van<br />
competenties<br />
Bij iedere competentie zijn opdrachten beschikbaar.<br />
B/A1.1 17 Titel: De reclamefolders<br />
Omschrijving<br />
Je krijgt altijd een heleboel reclamefolders in de brievenbus<br />
Opdracht:<br />
Bekijk deze folders.<br />
Maak op basis van de reclamefolders een boodschappenlijstje voor wat je morgen wilt eten.<br />
B/A1.4 Titel: Ik kan omgaan met mijn post.<br />
Neem een zakelijke brief mee van de woningbouwvereniging.<br />
Opdracht:<br />
Zet een streep onder de moeilijke woorden en zoek ze op in een woordenboek.<br />
Schrijf de betekenis op.<br />
Tip: Maak je eigen moeilijke woorden woordenboek.<br />
De deelnemer kiest een opdracht bij zijn competentie en bepaalt dan zelf op welke manier hij<br />
aan het bereiken van die competentie wil gaan werken.<br />
Direct beginnen aan de opdracht, daarna erachter komen welke punten verbetering<br />
behoeven. Of eerst oefenen met bijvoorbeeld een module uit Sprint of vanuit een methode.<br />
17 B verwijst naar Basisleerlijn, A1 naar het niveau, 1 is het volgnummer.<br />
19