R E C A P IT U L A T IE

ao FEBRUARY 1799, 34*
ïs gehoord het Rappor: van de Commisfie van
Oppertoezigt wegens de Geldheffing, gearresteerd
30 Juny en geamplieerd 10 Augustus 1796, op de
by marginaal appointement van den 21 December
laatstl. in hunne handen om confideratien en advis
gefielde Requeste van Fredrick Willem Koning,
Schoenmaker, wonende te R.otterdam, daar by om
gealiegueerde redenen verzoekende te worden geadmitteerd
tot het ftellen eener perfoneele cautie, ten
genoege van de Commisfie van Onderzoek te Rotterdam,
voor al het geen hy Suppliant zoude mogen
bevonden worden, ter zake van voorlz. Heffing,
aan den Lande fchuldig te zyn, en om hem Suppliant
van de eventueele Gyzeling van zyn perfoon
en Sequestratie van zyne Goederen te bevryden.
Waar op gedelibereerd, en gelet zynde op de
pofitiven, by het voorfz Kapporc opgegeven, waar
uit blykt, dac de Suppliant zyn verfchuld/gde in
gemelde Heffing fchync voldaan ce hebben»°en 'er
alleen een erreur by hem heefc plaats gehad, is,
conform hec geadvifeerde van bovengemelde Commisfie,
goedgevonden en verftaan, het verzoek van
den Requestrant te houden voor vervallen.
En zal Excracl dezer gegeven worden aan de
Commisfie van Oppertoezigt voornoemd en aan den
Requestrant, ter informatie.
Waar na de Prefident de Vergadering ren half
twee uuren heefc gefcheiden, en geadjourneerd coc
morgen middag ten twaalf uuren.