12.07.2015 Views

1AQYoMq

1AQYoMq

1AQYoMq

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraak40913 februari 2015, nr. 10/02162(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders,G. de Groot; A-G mr. G.R.B. van Peursem)ECLI:NL:HR:2015:292Merkenrecht. Red Bull/The Bulldog. Vervolgop HR 3 februari 2012,ECLI:NL:HR:2012:BU4915, NJ 2012/92, enHvJEU 6 februari 2014, NJ 2014/366. HR: 1.Geldige reden. Het verwijzingshof zal hetberoep op een ‘geldige reden’ dienen tebeoordelen aan de hand van de door hetHvJEU uitgewerkte maatstaven. 2. Proceskosten.Het in totaal gevorderde bedragwekt de indruk dat daarin dubbel werkbegrepen is en wordt verminderd.(Richtlijn 89/104/EEG art. 5 lid 2; Rv art.1019h)De Vries, adv. mr. T. Cohen Jehoram, vs. RedBull, adv. mr. K. Aantjes.Feiten en procesverloopRed Bull is houdster van het woord/beeldmerk‘Red Bull Krating-Daeng’, geregistreerdop 11 juli 1983. De Vries is houder van hetwoord/beeldmerk ‘The Bulldog’, geregistreerdop 14 juli 1983.In dit geding heeft Red Bull een bevel gevorderddat DeVries de productie en verhandelingstaakt van energy drinks met verpakkingendie zijn voorzien van het teken ‘TheBulldog’. In reconventie heeft De Vries vervallenverklaringen doorhaling gevorderd vande registratie van het merk ‘Red Bull Krating-Daeng’. De rechtbank heeft de vorderingenover en weer afgewezen. Het hof heeft de vorderingenvan Red Bull alsnog grotendeelstoegewezen. Bij HR 3 februari 2012,ECLI:NL:HR:2012:BU4915, NJ 2012/92, is deprejudiciële vraag gesteld: moet art. 5 lid 2Richtlijn 89/104/EEG aldus worden uitgelegddat van een geldige reden in de zin van diebepaling ook sprake kan zijn indien hetteken dat gelijk is aan of overeenstemt methet bekende merk reeds te goeder trouwdoor de desbetreffende derde(n) werdgebruikt voordat dat merk werd gedeponeerd?Bij HvJEU 6 februari 2014, C-65/12, NJ2014/366, is de vraag als volgt beantwoord:Art. 5 lid 2 Richtlijn 89/104/EEG moet aldusworden uitgelegd dat de houder van eenbekend merk uit hoofde van een geldigereden in de zin van die bepaling verplichtkan worden te tolereren dat een derde eenteken dat overeenstemt met dat merkgebruikt voor dezelfde waren als waarvoordat merk is ingeschreven, indien vaststaatdat dat teken is gebruikt voordat het merkwerd gedeponeerd en het gebruik ervan voordezelfde waren te goeder trouw is. Om na tegaan of dat het geval is, dient de nationalerechter inzonderheid rekening te houdenmet:– de inburgering en de reputatie van hetteken bij het relevante publiek;– de mate waarin de waren en diensten waarvoorhet teken oorspronkelijk is gebruikt ende waren waarvoor het bekende merk is ingeschreven,gerelateerd zijn; en– de economische en commerciële relevantievan het gebruik voor die waren van het tekendat overeenstemt met dat merk.Hoge RaadDe uitspraak van het HvJEU brengt mee datvernietiging moet volgen. Het verwijzingshofzal aan de hand van de maatstaven zoals diezijn uitgewerkt in het arrest van het HvJEUhet beroep van De Vries op een ‘geldigereden’ dienen te beoordelen. Partijen zullenin de gelegenheid moeten worden gesteldhun stellingen desgewenst aan te passen aanhetgeen door het HvJEU is beslist. Opmerkingverdient dat het hof evenwel niet gebondenis aan hetgeen het HvJEU omtrent defeiten heeft geoordeeld, voor zover die nietin de nationale procedure zijn of zullen wordenvastgesteld.De Vries heeft vergoeding van proceskostenop de voet van art. 1019h Rv gevorderd tenbedrage van € 138 581. Red Bull heeft verweergevoerd tegen dit bedrag. De bezwarentegen de opgevoerde reis- en verblijfkostenbetreffende de pleidooien voor het HvJEUleiden niet ertoe dat deze kosten geheel often dele niet voor vergoeding in aanmerkingkomen. Dergelijke kosten vallen onder de opde voet van art. 1019h Rv te vergoeden kosten.Voorts brengt de enkele omstandigheiddat voor het HvJEU het woord is gevoerddoor slechts een van de twee daarheengereisde advocaten nog niet mee dat de aanwezigheidvan de andere advocaat overbodigwas. Het valt evenwel niet in te zien waaromnaast de gespecialiseerde cassatieadvocaten,die sedert 25 februari 2011 126 uren aan dezaak hebben gewerkt, hun correspondentenin die periode nog eens 213 uren aan hetvervolg van de cassatieprocedure hebbenbesteed. Het totaal komt bovenmatig voor enwekt de indruk dat daarin dubbel werkbegrepen is. Voor de hoogte van dit aantaluren heeft De Vries geen verklaring gegeven.Het gevorderde bedrag zal daarom wordenverminderd met een bedrag dat correspondeertmet 100 uren.Volgt vernietiging en verwijzing, met veroordelingvan Red Bull in de proceskosten,begroot op € 113 381.De A-G concludeert tot vernietiging en verwijzing.Hij meent dat bij handhaving van hethuidige systeem de gevorderde proceskostenintegraal kunnen worden toegewezen (4.17).Voor de toekomst bepleit hij een systeemmet maximumtarieven, gekoppeld aan hetbelang van de zaak (4.5).41013 februari 2015, nr. 13/04030(Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, M.V. Polak;plv. P-G mr. C.L. de Vries Lentsch-Kostense)ECLI:NL:HR:2015:311Bewijsaanbod. Een procespartij biedt aan tebewijzen dat een testateur als gevolg vaneen geestelijke stoornis niet in staat waszijn wil te bepalen. Het hof passeert hetbewijsaanbod. HR: 1. Getuigenbewijs. Hetoordeel van het hof dat het bewijsaanbodonvoldoende onderbouwd is, komt eropneer dat het bewijsaanbod onvoldoendespecifiek is. Dit oordeel is onbegrijpelijk,althans onvoldoende gemotiveerd. 2. Deskundigenbewijs.Uit de motivering van hetaanbod om twee ‘getuigen-deskundigen’ tedoen horen, blijkt dat deze deskundigenniet kunnen verklaren over hun uit eigenwaarneming bekende feiten. Het is daaromovergelaten aan het beleid van de feitenrechterof hij in zoverre behoefte heeft aandeskundige voorlichting.(Rv art. 163, 166 lid 1)A, adv. mr. N.C. van Steijn, vs. B c.s., adv. mr.M.J. van Basten Batenburg,Feiten en procesverloopErflater is geboren in 1922. Vanaf zijn kleutertijdwas hij blijvend verstandelijk beperkt.Hij is niet gehuwd geweest en heeft geennakomelingen. A is de dochter van een vooroverledenbroer van erflater. B heeft vanaf dejaren zeventig huishoudelijke werkzaamhedenvoor erflater verricht. Bij testament van19 juni 1980 heeft erflater A en een anderenicht tot zijn enig erfgenaam benoemd. A ende andere nicht zijn thans ook de wettelijkeerfgenamen van erflater. Bij testament van20 mei 1999 heeft erflater echter het eerderetestament herroepen en twee kinderen van Btot zijn enige erfgenamen benoemd. In 2011is erflater overleden.In dit geding heeft A gevorderd dat voor rechtwordt verklaard dat de in 1980 en 1999 opgemaaktetestamenten primair nietig en subsidiairvernietigd zijn en dat de nalatenschapaan de wettige erfgenamen toekomt. Zij heeft512 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 27-2-2015 – AFL. 8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!