12.07.2015 Views

1AQYoMq

1AQYoMq

1AQYoMq

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraakreeds is toegewezen, ontbreekt de hiervooraangeduide mogelijkheid om door matigingeen onredelijke cumulatie van de wettelijkeverhoging met de wettelijke rente te voorkomen.De matigingsbevoegdheid van art.7:625 lid 1 BW biedt echter voldoende mogelijkheidom een verhoging in voorkomendgeval slechts toe te wijzen onder de voorwaardedat de werknemer niet alsnog aanspraakmaakt op vergoeding van wettelijkerente over de periode tot aan de beslissingover de verhoging. Gezien het voorgaande is,anders dan het bestreden oordeel van hethof tot uitgangspunt neemt, niet op voorhanduitgesloten dat wettelijke rente alsnogwordt gevorderd nadat bij rechterlijke uitspraakop de voet van art. 7:625 lid 1 BW eenverhoging is toegewezen.Volgt vernietiging en verwijzing.De A-G concludeert tot verwerping. Hij meentdat een vordering tot betaling van wettelijkerente over een wettelijke verhoging niet laterdan tegelijk met de vordering tot betalingvan de wettelijke verhoging kan worden ingesteld(2.8-2.9).41413 februari 2015, nr. 14/04325(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, V.van den Brink; A-G mr. F.F. Langemeijer)ECLI:NL:HR:2015:303Klacht niet-vervolging. Minister. Medeverdachte.Een klacht is gericht tegen de nietvervolgingvan een (oud-)minister en vieranderen. HR: De HR is niet bevoegd de vervolgingte bevelen van de minister wegenshet bedoelde ambtsmisdrijf en evenmin omde vervolging te bevelen van de vier anderenals medeverdachten.(Grondwet art. 119; Wet van 22 april 1855,Stb. 33, art. 4; RO art. 76; Sv 12c, art. 483 lid 1en 2, 485)Klager namens Stichting Behoud IndustrieelErfgoed.Feiten en procesverloopKlager heeft in 2012 aangifte gedaan vanonregelmatigheden en namens de Stichtingverzocht om vervolging van enige personen.De officier van justitie heeft dit verzoek nietingewilligd. Het beklag tegen deze beslissingtot niet-vervolging is door het gerechtshofDen Haag bij beschikking van 16 juli 2013afgewezen. Op 17 oktober 2013 heeft klageraangifte gedaan tegen een voormalig ministervan Justitie, tegen de drie leden van hetgerechtshof die de beschikking van 16 juli2013 hebben gegeven en tegen de (waarnemend)griffier die deze beschikking medeheeft ondertekend. Deze aangifte werdgedaan ter zake van ‘ambtsmisbruik dooraansturing en inmenging van Politiek met deRechterlijke macht’. De officier van justitieheeft aan deze aangifte geen gevolg gegeven.Bij brief van 3 januari 2014 heeft klagernamens de Stichting bij het Gerechtshof DenHaag beklag gedaan over het niet vervolgenvan de voormalige Minister van Justitie, dedrie leden van het gerechtshof en degerechtsambtenaar. Het hof heeft zich bijbeschikking van 12 augustus 2014 onbevoegdverklaard en de zaak verwezen naar deHoge Raad.Hoge RaadVoor zover het beklag betrekking heeft op devoormalige Minister van Justitie geldt hetvolgende. Ingevolge art. 119 Grondwet en art.76 RO staan (gewezen) ministers, staatssecretarissenen leden van de Staten-Generaalwegens ambtsmisdrijven in die betrekkingengepleegd, in eerste en hoogste ressort terechtvoor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolgingter zake van die misdrijven kan slechtsworden gegeven bij Koninklijk Besluit of bijeen besluit van de Tweede Kamer (art. 119Grondwet; art. 4 Wet van 22 april 1855, Stb.33, houdende regeling der verantwoordelijkheidvan de hoofden der Ministeriële Departementen;art. 483 leden 1 en 2 Sv) (vgl. HR 3december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO0198, NJ2011/122). Nu hieruit volgt dat de Hoge Raadniet bevoegd is opdracht te geven tot vervolgingvan een door een voormalig Ministervan Justitie gepleegd ambtsmisdrijf als doorklager bedoeld, is het beklag kennelijk nietontvankelijk.Voor zover het beklag betrekkingheeft op voornoemde raadsheren en degriffier, die geen van allen zijn aan te merkenals (gewezen) ministers, staatssecretarissenof leden van de Staten-Generaal, geldt hetvolgende. Het hiervoor overwogene brengtmee dat zich hier niet het in art. 485 Svbedoelde geval voordoet dat een verdachteop grond van art. 119 Grondwet en art. 76 ROvoor de Hoge Raad terechtstaat of zalterechtstaan. Reeds daarom is er geen grondvoor de vervolging voor de Hoge Raad vanmogelijke ‘mede-verdachten van dengene dievoor den Hoogen Raad terechtstaat’ alsbedoeld in art. 485 Sv, zoals klager kennelijkvoor ogen staat. Dat brengt mee dat de HogeRaad ook in zoverre niet bevoegd is vervolgingte bevelen en het beklag ook in zoverrekennelijk niet-ontvankelijk moet wordengeacht. Het voorgaande brengt mee datoproeping van klager achterwege kan blijven(vgl. art. 12c Sv).Volgt niet-ontvankelijkverklaring van klagerin zijn beklag.De A-G gaat onder 2.4-2.15 in op het begripmedeverdachte in de zin van art. 485 Sv.41513 februari 2015, nr. 14/06304(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk,G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak;A-G mr. LA.D. Keus)ECLI:NL:HR:2015:310Kantoorbetekening. Dagvaardingstermijn.Verstekverlening. HR: Bij kantoorbetekeningvan een rechtsmiddelexploot kan wordenvolstaan met de dagvaardingstermijnvan ten minste een week, indien degenevoor wie het stuk is bestemd, een bekendewoonplaats of een bekend werkelijk verblijfheeft in een lidstaat waar de BetekeningsverordeningII van toepassing is, dan wel ineen (al dan niet in Europa gelegen) staatdie partij is bij het Haags Betekeningsverdrag.(Rv art. 63 lid 1, 115 lid 3)Oracle, adv. mr. J.P. Heering, vs. Westinvest,niet verschenen.ProcesverloopBij exploot van 26 november 2014, uitgebrachtaan het kantoor van de advocaat bijwie Westinvest in de vorige instantie laatstelijkter zake woonplaats heeft gekozen, heeftOracle Westinvest, gevestigd te Düsseldorf,Duitsland, gedagvaard te verschijnen terterechtzitting van de Hoge Raad van 19december 2014. Op de dienende dag is Westinvestniet verschenen.Hoge RaadIn de rechtspraak van de Hoge Raad is hetvolgende beslist: (i) Kantoorbetekening volstaatom verstek te verlenen, indien degeadresseerde een bekende woonplaats ofeen bekend werkelijk verblijf heeft in eenlidstaat waar de Betekeningsverordening II(Verordening (EG) nr. 1393/2007) van toepassingis (vgl. HR 18 december 2009,ECLI:NL:HR:2009:BK3078, NJ 2010/111(Demerara vs. Karl Heinz Haus)). (ii) Kantoorbetekeningvolstaat eveneens om verstek teverlenen, indien de geadresseerde een bekendewoonplaats of een bekend werkelijk verblijfheeft in een (al dan niet in Europa gelegen)staat die partij is bij het HaagsBetekeningsverdrag (vgl. HR 4 februari 2011,ECLI:NL:HR:2011:BP0006, NJ 2011/368 (Goudbergvs. Van Breukelen), en HR 4 februariNEDERLANDS JURISTENBLAD – 27-2-2015 – AFL. 8 515

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!