12.07.2015 Views

1AQYoMq

1AQYoMq

1AQYoMq

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraakcedurele gebreken bij de verlening van deomgevingsvergunning, overweegt de Afdelingonder verwijzing naar de uitspraak van 30 juli2014, in zaak nr. 201307597/1/R6 dat schendingvan de door haar ingeroepen procedurelenormen niet los kan worden gezien van demateriële normen waarop [appellant] zichberoept. Nu, zoals hiervoor is overwogen, dedoor [appellant] ingeroepen materiële normenniet tot vernietiging van de aangevallen uitspraakkunnen leiden, ziet de Afdeling aanleidinginhoudelijke bespreking van dezeberoepsgrond achterwege te laten.9. [appellant] betoogt tenslotte dat de rechtbankniet heeft onderkend dat haar door hetgrotendeels buiten behandeling laten van haarberoepsgronden geen reële toegang tot derechter wordt geboden, hetgeen in strijd is metartikel 6 van het Verdrag tot Bescherming vande Rechten van de Mens en de FundamenteleVrijheden (hierna: het EVRM).9.1. Uit de jurisprudentie van het Europees Hofvoor de Rechten van de Mens, onder meer hetarrest Ashingdane tegen het Verenigd Koninkrijkvan 28 mei 1985, nr. 8225/78, www.echr.coe.int), volgt dat in artikel 6 van het EVRMniet een absoluut recht op toegang tot de rechteris neergelegd. Aan de Verdragsstaten komteen zekere beoordelingsvrijheid toe bij hetstellen van regels die zekere beperkingeninhouden, mits daardoor het recht op toegangtot de rechter niet in zijn kern wordt aangetast,de gestelde beperkingen een rechtmatigdoel dienen en evenredig zijn.Met artikel 8:69a van de Awb wordt het rechtop toegang tot de rechter niet in zijn kern aangetast.Blijkens de geschiedenis van totstandkomingvan dit artikel (Kamerstukken II 2009-2010, 32 450, nr. 3, blz. 20) behoortrechtsbescherming door de rechter gewaarborgdte zijn voor wie naar gesteld in zijnrechtspositie is aangetast, maar is niet iedereschending van een rechtsregel automatischeen aantasting van de rechtspositie van iederebelanghebbende. De wetgever beoogt met artikel8:69a van de Awb een slagvaardigerbestuursprocesrecht, waarin geschillen vakerdefinitief worden beslecht, hetgeen een rechtmatigdoel is. Nu artikel 8:69a van de Awb hetberoep op een rechtsregel of een algemeenrechtsbeginsel alleen beperkt als deze rechtsregelof dit algemeen rechtsbeginsel nietstrekt tot bescherming van de belangen vandegene die zich daarop beroept en deze beperkingniet als onevenredig kan worden aangemerkt,kan niet staande worden gehouden datmet dit artikel niet aan de eisen van artikel 6van het EVRM wordt voldaan.(…)42428 januari 2015, nr. 201405774/1/A3(Mrs. Borman, Van den Broek, Wissels)ECLI:NL:RVS:2015:219Standplaatsvergunning ten onrechte ingetrokkenwegens niet voldoen betalingsverplichting;betalingsverplichting was geenvergunningvoorschrift maar onderdeel privaatrechtelijkeovereenkomst.(APV Dronten 2012 art. 1:6)Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant]vs. de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederlandvan 4 juni 2014 in zaak nr.14/292 in het geding tussen: [appellant] enhet college van burgemeester en wethoudersvan Dronten.(…)3. (…)Ingevolge artikel 1:6, [van de APV] kan de vergunningof ontheffing worden ingetrokkenof gewijzigd:(…)c. indien de aan de vergunning of ontheffingverbonden voorschriften en beperkingenniet zijn of worden nagekomen;(…)4. (…)Bij brief van 14 december 2011 heeft hetcollege een aantal afspraken opgesteld, diedoor het college en [appellant] zijn ondertekend.Deze afspraken houden onderandere in dat [appellant] de standplaatsvergoedingmoet voldoen voorafgaande aande maand waarover deze is verschuldigd endat de eerste keer dat hij niet aan de betalingsverplichtingvoldoet alle afsprakenvervallen en de standplaatsvergunningwordt ingetrokken.Bij besluit van 30 januari 2012 is door hetcollege aan [appellant] de standplaatsvergunningverleend. In dat besluit staat onderhet kopje ‘afspraken’ vermeld dat de afsprakenzoals beschreven in de brief van 14december 2011 gelden. Voorts is onder hetkopje ‘afspraken’ opgenomen dat met [appellant]is afgesproken dat de standplaatsvergoedingvoor de eerste van iedere maandaan de balie van het gemeentehuis wordtvoldaan en dat zodra [appellant] niet aandeze betalingsverplichting voldoet, hij destandplaats in de maand daarop niet meermag innemen en de standplaatsvergunningwordt ingetrokken.(…)Aan het besluit van 5 april 2013 heeft hetcollege ten grondslag gelegd dat [appellant]de standplaatsvergoeding van maart 2013niet had voldaan.5. De rechtbank heeft het beroep van [appellant]ongegrond verklaard. Zij heeft daartoeoverwogen dat het college de standplaatsvergunningmocht intrekken op grond van artikel1:6, aanhef en onder c, van de Apv, nu debetalingsverplichting als een aan de vergunningverbonden voorschrift moet wordenbeschouwd. Daarbij heeft de rechtbankbetrokken dat is vermeld dat de vergunningwordt ingetrokken indien de betalingsverplichtingniet wordt nagekomen. Niet vanbelang is volgens de rechtbank dat de betalingsverplichtingonder het kopje ‘afspraken’en niet onder het kopje ‘voorschriften’ staatvermeld.6. [appellant] betoogt dat de brief van 14december 2011 een privaatrechtelijke overeenkomstbevat en de afspraak over de betalingsverplichtingdaarom niet als vergunningvoorschriftkan worden aangemerkt.6.1. De brief van 14 december 2011 bevatafspraken over de betaling van de standplaatsvergoedingen het gebruik van degrond van de standplaats op de [locatie] door[appellant]. De afspraken zijn door het collegeen [appellant] ondertekend en vormeneen privaatrechtelijke overeenkomst tussenhet college en [appellant]. Het vermelden vande afspraak over de betalingsverplichting inde vergunning is aan te merken als een herinneringaan deze privaatrechtelijke overeenkomsten niet als een aan de vergunning verbondenvoorschrift. Hiermee is inovereenstemming dat de afspraak over debetalingsverplichting niet is vermeld onderhet kopje ‘voorschriften’, maar onder het kopje‘afspraken’. Dat wordt vermeld dat de vergunningwordt ingetrokken indien de betalingsverplichtingniet wordt nagekomen,maakt vorenstaande niet anders, nu hierbijexpliciet naar de in de brief van 14 december2011 overeengekomen afspraken wordt verwezen.De rechtbank heeft derhalve tenonrechte overwogen dat de betalingsverplichtingeen aan de vergunning verbonden voorschriftis.Het betoog slaagt.6.2. Nu de betalingsverplichting niet een aande vergunning verbonden voorschrift alsbedoeld in artikel 1:6, aanhef en onder c, vande APV is, heeft het college ten onrechte opgrond van deze bepaling de vergunning ingetrokken.(…)Centrale Raad van BeroepDeze rubriek wordt verzorgd door mr. A.B.J.van der Ham, vice-president van de CentraleRaad van Beroep, en mr. J.E. Jansen, hoofdWetenschappelijk bureau van de CentraleRaad van Beroep.NEDERLANDS JURISTENBLAD – 27-2-2015 – AFL. 8 523

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!