12.07.2015 Views

1AQYoMq

1AQYoMq

1AQYoMq

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraakuitlating in deze context de strekking had deagent in zijn eer en goede naam aan te tastenis niet ontoereikend gemotiveerd.2.5. Het middel faalt.41710 februari 2015, nr. 13/00633(Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg)(Na conclusie van A-G mr. E.J. Hofstee, strekkendetot vernietiging wat betreft de opgelegdestraf, tot vermindering daarvan en totverwerping voor het overige; adv. mr. P.T.C.van Kampen, Amsterdam)ECLI:NL:HR:2015:264Deelneming aan een criminele organisatie,art. 140 Sr: daarvan kan slechts dan sprakeindien de betrokkene behoort tot hetsamenwerkingsverband en een aandeelheeft in, dan wel ondersteunt, gedragingendie strekken tot of rechtstreeks verbandhouden met de verwezenlijking van het invoormeld artikel bedoelde oogmerk. Incasu toereikende motivering dat verdachteheeft ‘deelgenomen’ in de hiervoor bedoeldebetekenis.(Sr art. 140)Inleiding:Verdachte is veroordeeld ter zake van art. 140Sr omdat hij – kort gezegd – ‘heeft deelgenomenaan een organisatie, die gevormd werddoor verdachte en/of het bedrijf [medeverdachte1] en/of de natuurlijke personen[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [medeverdachte 5]en/of een of meer andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, welke organisatie totoogmerk had het plegen van misdrijven,namelijk valsheid in geschrifte en/of overtredingvan de Wet Melding ongebruikelijketransacties en/of witwassen.’Deze bewezenverklaring steunt op de volgendebewijsvoering: ‘[…] Het aandeel vanverdachte in deze onderneming bestond uit:het accepteren van aangeboden gelden enhet uitvoeren van wisseltransacties, hetonderhouden van contacten met de wisselaars,het bepalen van de wisselkoers, hetaccepteren dat wisseltransacties niet juistwerden geregistreerd, het toelaten dat ongebruikelijketransacties onjuist werdengemeld, het voortzetten van wisselpraktijkenals wisseltransacties door het MOT warendoorgemeld aan justitie. Het vereiste opzetkan voor verdachte worden afgeleid uit hetgegeven dat hij bewust een bedrijfscultuurheeft laten ontstaan en laten voortbestaanwaarin de regels omtrent het melden vanongebruikelijke transacties structureel nietwerden nageleefd. Daarbij was het voor allebetrokkenen, ook voor verdachte, duidelijkdat de ter wisseling aangeboden gelden weleens een criminele herkomst konden hebben.Op basis van de hiervoor weergegevenpunten kan worden aangenomen dat ondermeer [medeverdachte 1], verdachte, [medeverdachte3], [betrokkene 6], [betrokkene 7],[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]hebben deelgenomen aan de criminele organisatieen dat het vereiste onvoorwaardelijkeopzet bij hen aanwezig was. Zij hoordenimmers tot het samenwerkingsverband enhadden een aandeel in gedragingen diestrekten tot of rechtstreeks verband hieldenmet de verwezenlijking van het oogmerkvan de organisatie.’Het (zesde) middel klaagt dat de bewezenverklaringvan feit 5 onvoldoende met redenenis omkleed, omdat uit de bewijsvoering vanhet hof niet kan worden afgeleid dat de verdachtedoor een passieve houding heeft ‘deelgenomen’aan een criminele organisatie.Hoge Raad, onder meer:4.3. Bij de beoordeling van het middel moetworden vooropgesteld dat van deelneming aaneen organisatie als bedoeld in de art. 140 Srslechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkenebehoort tot het samenwerkingsverband eneen aandeel heeft in, dan wel ondersteunt,gedragingen die strekken tot of rechtstreeksverband houden met de verwezenlijking vanhet in dat artikel bedoelde oogmerk (vgl. HR 29januari 1991, DD 91.168 en 169).4.4. ’s Hofs oordeel dat de verdachte daadwerkelijkeen aandeel heeft gehad in, of heeftondersteund, gedragingen die strekken tot ofrechtstreeks verband houden met de verwezenlijkingvan het binnen de organisatiebestaande oogmerk en derhalve in de bewezenverklaringvermelde periode aan die organisatieheeft ‘deelgenomen’ in de hiervoorbedoelde betekenis, is toereikend gemotiveerd.4.5. Het middel faalt.41810 februari 2015, nr. 14/04181(Mrs. A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel,J.P. Balkema, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van deGriend)(Na beroep in cassatie in het belang van dewet door A-G mr. G. Knigge, strekkende totvernietiging in het belang der wet van debeschikking van het Gerechtshof Amsterdam,nr. 15/740177-09, van 22 juni 2011)ECLI:NL:HR:2015:257Een ter terechtzitting gedaan verzoek totschorsing van de voorlopige hechtenis enart. 21 lid 1 Sv: ingevolge deze bepalingmoet zodanig verzoek op de terechtzittingworden beslist. Een dergelijke beslissingkan niet worden aangemerkt als eenbeschikking. Tegen een op de terechtzittingin eerste aanleg gegeven beslissing staat opgrond van art. 406 Sv voor de officier vanjustitie hoger beroep slechts open gelijktijdigmet dat tegen de einduitspraak.(Sv art. 21, 87, 138, 406)Inleiding:Cassatie in het belang der wet. Het middelklaagt dat het hof de officier van justitie,gelet op het bepaalde in art. 87 lid 1 Sv, tenonrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard inhet hoger beroep.’s Hofs bestreden beschikking houdt het volgendein:‘2.3. In de zaak tegen de verdachte heeft derechtbank op 11 februari 2011 een zogenaamderegiezitting gehouden, naar aanleidingwaarvan de rechtbank een groot aantalonderzoekswensen van de verdediging heeftgehonoreerd. Het onderzoek ter terechtzittingis toen geschorst tot 19 april 2011.2.4. Ter terechtzitting van 19 april 2011 heeftde voorzitter van de rechtbank medegedeelddat, in verband met de voor het nadereonderzoek benodigde tijd, de inhoudelijkebehandeling van de zaken tegen de verdachteen medeverdachten eerst vanaf januari2012 zal kunnen plaatsvinden. Ter terechtzittingheeft de raadsman vervolgens primairopheffing, subsidiair schorsing van de voorlopigehechtenis van de verdachte verzocht. Deofficier van justitie heeft zich tegen toewijzingvan dit verzoek verzet. De voorzitter vande rechtbank heeft medegedeeld dat debeslissing op het verzoek uiterlijk op vrijdag22 april 2011 zal worden genomen en afzonderlijkzal worden geminuteerd. Daarop ishet onderzoek ter terechtzitting voor onbepaaldetijd geschorst, waarbij de uiterste termijnwaarbinnen het onderzoek op deterechtzitting diende te worden hervat− indien de verdachte alsdan nog gedetineerdzou zijn voor de onderhavige zaak − isgesteld op drie maanden.2.5. Op 21 april 2011 heeft de rechtbank eenals beschikking aangeduide beslissing gegeven,waarin het verzoek tot opheffing van devoorlopige hechtenis is afgewezen en hetverzoek tot schorsing − onder in de beslissingvermelde voorwaarden − is toegewezen.2.6. Ter terechtzitting van het hof in raadkamerheeft de advocaat-generaal zich op hetstandpunt gesteld dat de beslissing van derechtbank, conform haar bewoordingen, eenNEDERLANDS JURISTENBLAD – 27-2-2015 – AFL. 8 517

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!