ARTIKELENReflecties op het lezen van dove kinderen.Connie Fortgens & Harry KnoorsSamenvatting.Dit is een reactie op'Bespiegelingen over het leren lezen vandove kinderen' van Marian Hoefnagel in Van Horen Zeggen, 35,4, 1994. In dat artikel stelt Hoefnagel voor de relatie tussen klanken woord in het leesonderwijs aan dove kinderen achterwege telaten. In plaats daarvan zouden deze kinderen moeten leren lezenvia 'visuele herkenning'. Er is echter voldoende onderzoek gedaanwaaruit blijkt dat haar voorstel geen navolging verdient.1. InleidingIn het laatste nummer van Van HorenZeggen uit 1994 maakt Hoefnagel onsdeelgenoot van haar bespiegelingenomtrent het leren lezen van dove kinderen.Zij begint haar artikel met eenoverzicht van een tweetal 'taalkundigeprincipes' die een rol spelen bij hetleren lezen van kinderen. Eén van dieprincipes is dat kinderen in het procesvan het aanvankelijke lezen lerenom geschreven woorden te verklanken.Dit principe wordt in nogal watleesmethodes vorm gegeven doorkinderen in eerste instantie gemakkelijkte analyseren, klankzuivere woordenaan te bieden. De porté vanHoefnagels bespiegelingen is dat ditprincipe in geval van dove kinderenmaar beter overboord gezet kan worden.'Het lijkt niet logisch dove kinderenvia analyse en synthese van spraakklankente leren lezen en schrijven,aangezien deze methodieken een zeergroot beroep doen op het kunnenhoren' schrijft Hoefnagel op pagina104 en op dezelfde pagina gaat zeverder met 'Omdat het koppelen vanwoordbeelden (van het Nederlands)aan bekende concepten klank-onafhankelijkkan gebeuren, lijkt hetlogisch het lees-leerproces van dovekinderen te beginnen met de(Nederlandse) woorden van de voorhen bekende, algemene gebaren.'.LHoefnagel pleit voor globale woordVHZ «jaargang 35 nummer 3 • oktober 1995herkenning als leidend principe inhet leesleerproces van dove kinderen,waarbij de aan te bieden woordengoed geselecteerd moeten worden opoptimale visuele waarneembaarheid.In Hoefnagels woorden: 'Leren lezenvia "visuele herkenning" lijkt voordove kinderen een veel meer geëigendemethodiek.' (p.104).Het lijkt inderdaad zo logisch, maaris het dat ook wel...?Wat Hoefnagel schrijft is verre vannieuw. Het is een pleidooi voor deterugkeer naar de traditionele aanpakvan het leren lezen van dove kinderen,naar het ideo-visuele lezen vanonder meer Van Uden (1977). Met eentweetal aanpassingen dan wel te verstaan,namelijk dat in Hoefnagelsvoorstellen globaalwoorden aangebaren gekoppeld worden en dat ereen selectie op visuele waarneembaarheidplaatsvindt.In het Naschrift bij haar artikel roeptHoefnagel op tot meer bespiegelingen,vanwege het feit dat dove kinderenlang zo goed niet leren lezen alshun horende leeftijdgenootjes. Dit feitstaat wat ons betreft niet ter discussie,het wordt immers sedert vele jarengedocumenteerd in diverse onderzoekenuitgevoerd op verschillendeplaatsen op onze aarde. Het leesprobleemvan dove kinderen is blijkbaareen uitermate groot en zeer hardnekkigprobleem, een probleem dat nieteventjes opgelost lijkt te kunnen wordendoor bespiegelingen van welkeaard dan ook, zeker niet als diebespiegelingen alleen door logicavoortgedreven worden."Het is onze stellige overtuiging datverbeteringen in de leesresultaten vandove kinderen zeer zeker te bewerkstelligenzijn, maar dat het eerder omkleine stapjes vooruit zal gaan, danom de grotesprong voorwaarts."Gehoor geven aan de voorstellen vanHoefnagel betekent naar onzemening echter een grote sprong achterwaarts.Het feit dat zij het principevan globaalherkenning heilig verklaarten de letter-klankkoppelingterzijde schuift lijkt wellicht logisch,maar is zeker niet verstandig.2. Lezen en verklankenHet kunnen verklanken van geschrevenwoorden en zinnen is belangrijkomdat het kinderen in staat stelt tijdenshet lezen geïnternaliseerdespraak te gebruiken. Ze kunnen dande fonologische component van hunwerkgeheugen gebruiken voor hetverwerken van geschreven taal. Hetbelang hiervan is drieledig. Op de eersteplaats zorgt verklanking vanschrift voor een optimale, automatischeen eenduidige woordherkenning.Op de tweede plaats is verklankenvan waarde voor het kortstondig"Het vlot en goed kunnen herkennenvan geschreven woordenis van belang, omdat er zo ruimte vrij komt voor ander mentaleprocessen, met name voor hetbegrijpen van tekst."opslaan in het werkgeheugen vanonbekende woorden. Nadat er bete-
REFLECTIES OP HET LEZEN <strong>VAN</strong> DOVE KINDERENkenistoekenning heeft plaats gevonden,kan transfer plaatsvinden van defonologische representatie van hetwoord van het werkgeheugen naarhet lange termijn-geheugen. Op dederde plaats is verklanking vanbelang in verband met het optimaalfunctioneren van het werkgeheugenvoor het verwerken van langere syntactischeeenheden."Tijdens het lezen van complexe,vaak lange zinnen moet een kindhet begindeel even kunnenopslaan en na lezing van hetgeheel voor een correcteinterpretatie weer kunnen raadplegen.Dit proces verloopt aanmerkelijkbeter indien het kind defonologische component van hetwerkgeheugen kan inschakelendan wanneer het moet werkenmet woordbeelden."Nu oppert Hoefnagel dat het voorgaandeniet hoeft op te gaan, want -zo stelt zij- Japanse kinderen lerenwèl 9000 Chinese karakters niet-auditiefop te slaan als 'woordbeeldfoto's'.Het Chinese schrift zo merktHoefnagel verder op representeertgeen taaiklanken, maar betekenissen.Dit klinkt wellicht logisch , maar isniet juist. Niet alleen hebben Chinesekarakters wel degelijk een klankbasis,zij het niet in alle opzichten identiekaan die van het alfabetisch schrift,maar Chinese lezers gebruiken bij hetlezen van zinnen of teksten metChinese karakters ook een fonologischedecodeerstrategie (DeFrancis,1984).Als conclusie van het voorafgaandegeven we twee citaten van Gathercole& Baddeley uit hun in 1993 verschenenboek 'Working memory and language'.Over het gevolg van een problematischfunctionerend fonologischwerkgeheugen schrijven dezeauteurs: 'A child whose ability toretain temporarily phonologicalmaterial is inadequate will be at riskof experiencing either generalisedproblems in language development,or of having difficulties in acquiringmore specific language skills, such aslearning to read' (p.234). En over deimplicatie hiervan met betrekking tothet leren lezen merken ze vervolgensop:'Methods of reading instruction thatchoose to emphasize the meaning oftext at the expense of teaching phonicsand specific word recognitionsskills may handicap many childrenlearning to read, by failing to promotethe phonological coding skills thatappear to be critical to early readingsuccess'(p.237).Niet logisch wellicht, maar wel duidelijk.Zo duidelijk dat het inzicht dattraining van fonologische decodeerstrategieënveel aandacht verdient,tegenwoordig terug te vinden is in demeeste leesmethodes voor het regulierebasisonderwijs. De globaalmethodeis letterlijk en figuurlijk afgeschreven,omdat hij simpelweg voorveel kinderen niet voldeed. In plaatsdaarvan gebruikt nu het merendeelvan de scholen methoden waarin veelaandacht wordt besteed aan de relatietussen klank en woordbeeld. Globaleherkenning van woorden wordtalleen nog gebruikt voor de introductievan een zeer beperkt aantal kernwoorden.Deze kernwoorden wordenvervolgens gebruikt om de relatietussen klank en woordbeeld duidelijkte maken.Hoewel methoden zoals de bovenstaandein algemene zin goed bevallen,zijn er kinderen die toch moeiteblijven hebben met lezen. Veel vandeze zwakke lezers blijken problemente ondervinden met het fonologischdecoderen (met het leggen vanrelaties tussen klank en woordbeeld)en segmenteren (het opdelen vanwoordbeelden in kleinere stukjes).Hun fonemisch bewustzijn schiettekort. De woordwaarneming is teglobaal en hun woordherkenning iste veel gebaseerd op radend lezen.Voor deze kinderen is de oplossingniet om meteen maar de overstapnaar globaal lezen te maken, integendeel,deze kinderen zijn gediend metsystematische aandacht voor de relatietussen woordbeeld en klank. In dewoorden van Van der Leij (1992:359):'(...) oefen voortijdig, met alle leerlingendie er blijk van geven dat hunfonemisch bewustzijn zich onvoldoendeontwikkelt. Dit kan al vroegtijdig,dat wil zeggen in elk geval ingroep 2, toegepast worden (...), zowelindividueel (...), met kleine groepjes(...) als klassikaal (...). Deze instructiedient intensiever te zijn naarmate deleerlingen er meer moeite mee hebben'.Nu zou het -heel misschienmogelijkkunnen zijn dat een methodedie niet goed werkt bij horendekinderen, wel goede resultaten oplevertbij dove kinderen. Een veelheidaan onderzoek heeft echter telkensweer aangetoond dat ook bij dovekinderen een leesproces, gebaseerdop globale woordwaarneming nietleidt tot goede leesresultaten. Dovekinderen zijn erbij gebaat indien zetijdens het verwerken van geschreventeksten fonologische decodeerstrategieënkunnen toepassen. In één artikelvan Lillo-Martin, Hanson & Smith(1992) worden al een tiental studiesop dit gebied genoemd, wij beperkenons tot vier.In 1979 verscheen het inmiddels zeerveelvuldig geciteerde boek vanConrad naar aanleiding van zijnonderzoek naar het lezen van doveschoolverlaters. Uit zijn onderzoekkwam naar voren dat de meeste dovelezers weliswaar een voorkeur haddenvoor de visuele code (het opslaanvan woordbeelden), maar dat eengoede leesvaardigheid juist samenhingmet het kunnen toepassen vande spraakcode. Dit wijst erop dat hetkunnen leggen van een relatie tussenklank en woordbeeld ook voor dovelezers van belang is.Conrad verrichtte zijn onderzoek bijleerlingen die in een orale setting leshadden gekregen. Niet uitgeslotenkan worden dat Conrads bevindingenniet opgaan voor dove kinderenop TC-scholen. Het zou mogelijkkunnen zijn dat voor deze kinderenhet gebruik van geen of een anderecode beter zou werken dan despraakcode. Conrad zelf pleit erVHZ • jaargang 33 nummer 3 • oktober 1995