immers voor om in het onderwijsgeschreven woorden direct te koppelenaan gebaren om zo tot 'internalsigning' te komen. In dit verband iseen onlangs door Harris & Beech(1995) gepubliceerd onderzoek interessant.De onderzoekers doen verslagvan hun onderzoek naar (onderandere) de leesstrategieën van dovekinderen. Zij komen tot een aantalbelangwekkende bevindingen. Deresultaten uit het onderzoek wijzenuit dat het lezen van de dove kinderennauw samenhangt met hun vaardighedenin gesproken taal en methun taaibegrip. Taaibegrip hangt nietsamen met orale vaardigheden, maarwel met de vaardigheid in gebaren envingerspellen. Ook blijkt dat kinderendie al heel jong hebben lerengebaren, beter lezen dan kinderen diedit later hebben geleerd. De resultatenwijzen tevens uit dat de bestedove lezers een zelfde manier vanfonologische decoderen toepassen alsde horende controlegroep. Dezeresultaten wijzen er derhalve op dathet voor het leren lezen van dove kinderenweliswaar belangrijk is omaandacht te besteden aan de taalvaardigheidin gebaren, maar dat het minstenszo belangrijk is om ook aan deorale vaardigheden gerichte aandachtte schenken.Tot slot noemen we het promotieonderzoekvan Schaper (1991), eenNederlands onderzoek naar debehandelingsvormen ter bevorderingvan het leren lezen van dove kinderenop woordniveau. Schaper vertaalthaar bevindingen in een aantal praktischeconclusies waarvan wij er drienoemen. Ten eerste, zo stelt zij opbasis van haar onderzoek, resulteerthet gebruik van de spraakcode in eensneller en beter onthouden van woordendan de visuele code. Ten tweedezijn er aanwijzingen dat de spraakcodein vergelijking tot de visuele codepositieve invloed uitoefent op kunnenvaststellen of een onbekendwoord al dan niet wordt gekend. Tenderde blijkt dat ook jonge dove kinderenkunnen profiteren van de functievan de spraakcode als opslagcodevoor het korte-termijn geheugen.3. BesluitAangezien deze relatie voor dovekinderen veel moeilijker te leggen isdan voor horende, zal hieraan in hetdovenonderwijs juist extra veel aandachtbesteed moeten worden. Stellendat in het leesonderwijs aan dovekinderen werken aan deze relatiemaar het 'best achterwege gelaten'kan worden, is derhalve een adviesdat naar onze mening geen opvolgingverdient."Het is dus niet alleenvoorhorende kinderen, maar ookvoor dove kinderengroot belang dat ervan zeeraandachtbesteed wordt aan de relatie tussenklanken enwoorden."Wat wel uiterst zinvol is, is het werkenaan manieren om de moeizamewijze waarop dove kinderen de relatietussen geschreven en gesprokentaal leggen direct en positief te beïnvloeden.Gelukkig zijn hieromtrent inhet Nederlandse taalgebied veelbelovendeontwikkelingen te signaleren,waaronder de produktie van nieuweleesmethoden voor dove kinderenwaarin -ook- het gebruik van despraakcode veel aandacht krijgt: opEffatha gebeurt dat door Schaper inde methode 'Leespad', op het RudolfMees Instituut door Quadvlieg in'Lees en Beslis' en in België op hetGentse Instituut Sint-Gregorius doorGeysels in een multimodale vormvan leesonderwijs. Eveneens zinvollijkt ons het werken aan mogelijkhedenom bij dove kinderen gebruikvan effectieve compenserende leesstrategieënte stimuleren, indien hanteringvan fonologische decodeerstrategieënook na intensieve trainingniet het gewenste resultaat oplevert.Voor niet-dove, zwakke lezers heeftonder meer Miriam Walraven (1993)hierop een voorschot genomen. Watons betreft is concentratie van toekomstigebespiegelingen op ditonderwerp niet alleen logisch, maarzeker ook meer dan gewenst.Connie Fortgens is taalkundige ophet Rudolf Mees Instituut, en alsonderzoeker verbonden bij deSectie Onderwijs & Ontwikkelingvan de KoninlijkeAmman-stichting.Harry Knoors is hoofd van deSectie Onderwijs & Ontwikkeling.LiteratuurConrad, R. (1979). The deaf schoolchild.Language and cognitive function.London: Harper and Row.DeFrancis, J. (1984). The ChineseLanguage. Fact and Fantasy.Honolulu: University of Hawaii Press.Gathercole, S.E. & A.D. Baddeley(1993). Working memory and language.Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum.Harris, M., & J. Beech (1995). Readingdevelopment in prelingually deafchildren. In: Nelson, K. E., & Z. Réger(Eds.): Children's language. Vol. 8.Hillsdale NJ: Lawrence Erlbaum.Leij, A. van der, (1992). Risico op functioneleongeletterdheid in de basisschool:een taxonomie van oorzakenen een beschrijving van mogelijkhedentot aangepaste interventie. In:Pedagogische Studiën 69, 352-270.Lillo-Martin, D.C., V.L. Hanson & ST.Smith (1992). Deaf readers' comprehensionof relative clause structures.In: Applied Psycholinguistics 13, 13-30.Schaper, M.W. (1991), Leren lezen vandove kinderen. Onderzoek naarbehandelingsvormen ter bevorderingvan het leren lezen op woordniveau.Academisch proefschrift, VrijeUniversiteit, Amsterdam. Delft:Eburon.Uden, A. van (1977). Taalverwervingdoor taalarme kinderen. Rotterdam:Universitaire Pers Rotterdam.Walraven, M. (1993). Aanleren vanleesstrategieën aan zwakke lezers. In:School & Begeleiding 38, 32-34.VU/ • jaargang 35 nummer 3 • oktober 1995
<strong>VAN</strong> DE BESTURENEen veranderende VeBOSSMarjan BruinsOp 12 juli 1995 zijn de statuten van de VeBOSS gewijzigd. Is diteen vermelding in Van Horen Zeggen waard ? Ja, want er isnogal wat veranderd en er staat wellicht nog meer te veranderen.Tot voor kort kende de verenigingVeBOSS twee soorten leden:gewone leden en ereleden. Nukan er ook sprake zijn van schoolledenen buitengewone schoolleden.Dat houdt in, dat schoolbesturenlid van de VeBOSS kunnenworden.Doet de VeBOSS nu wat andersvoor zijn leden? Nee en ja:Volgens de nieuwe statuten is dehelft van de bestuursleden van deVeBOSS afgevaardigde van degewone leden. Deze bestuursledenbehartigen de belangen vande inhoud in ons onderwijs. Zijzorgen voor de organisatie vanconferenties, het functioneren vanwerkgroepen, het ontwikkelenvan praktische programma's voorons onderwijs, het laten publicerenvan Van Horen Zeggen, kortomalles wat met scholing en deskundigheidsontwikkelingtemaken heeft. Maar, de anderehelft van het bestuur bestaat uitafgevaardigden van de schoolleden.Deze zullen de nieuwe taakvan het vertegenwoordigen vande scholen naar buiten gaan uitvoeren.Zij ontwikkelen met dedirecteuren-conventen landelijkbeleid en overleggen met andereorganisaties zoals het ministerievan O.C.& W. Nu er in het onderwijsveldzoveel verandert (denkaan WSNS, basisvorming, terugdringingvan het aantal leerlingenin het speciaal onderwijs, samenwerkingVO. en V.S.O.) moet hetonderwijs aan slechthorende leerlingen,leerlingen met spraaken/oftaalproblemen en meervoudiggehandicapte leerlingen eenkrachtige stem laten horen.Hiermee wordt voorkomen, datmen tegen elkaar wordt uitgespeeld.Onze zorg is het om de leerlingengoed en adequaat onderwijs tebieden. Dat moet voor de overheiden voor andere organisatiesduidelijk worden en blijven. Omdeze nieuwe taak uit te voeren zalhet nodig zijn professionele hulpin te schakelen. Op dit momentwordt de VeBOSS door het KPC(Katholiek Pedagogisch Studiecentrum)ondersteund, met financiëlehulp van het ministerie vanO.C.& W. In de toekomst zal deVeBOSS zelf die hulp moetenbetalen. Er kan dan sprake zijnvan het aanstellen van een ambtelijksecretaris en/of van voortgezettebegeleiding van het KPC.Alle leden kunnen hierover hunmening uiten en hun stem uitbrengenop de ledenvergaderingin april 1996.Tot dan zal er regelmatig in deVeBOSS-nieuwsbrief en in VanHoren Zeggen over de ontwikkelingengeschreven worden.De nieuwe statuten zijn op allescholen in te zien en eventueel opte vragen bij de secretaris van deVeBOSS.MarjanVeBOSS.Bruins,bestuurslidVeBOSSVil/ •jaargang 35 nummer 3 «oktober 1995