Odeon 73 - start - De Nederlandse Opera
Odeon 73 - start - De Nederlandse Opera
Odeon 73 - start - De Nederlandse Opera
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
het belangrijkst voor mij zijn gefundeerde<br />
redenen, de noodzaak om zo te zeggen, om<br />
bepaalde opera’s uit te voeren. Als die opera’s<br />
een groot publiek behagen, des te beter,<br />
maar het mag niet het enige doel zijn.’<br />
Albrecht voegde de daad bij zijn woorden.<br />
Vanaf de aanvang van zijn operacarrière<br />
maakte hij zich sterk voor de uitvoering van<br />
moderne werken, onder meer van Hans Werner<br />
Henze, Olivier Messiaen, Egon Wellesz,<br />
Matthias Pintscher en Peter Ruzicka. Een<br />
standpunt vergelijkbaar met het zijne vindt<br />
Albrecht terug in de programmering van<br />
artistiek leider Pierre Audi, die hij omschrijft<br />
als ‘een geweldige kunstenaar met heldere<br />
esthetische principes’.<br />
Albrechts loopbaan vertoont een evenredige<br />
verdeling tussen opera- en concertdirecties.<br />
‘<strong>Opera</strong> en symfonische muziek<br />
zijn de pijlers van mijn bestaan,’ verklaart<br />
hij lachend. ‘Ik kan geen van beide missen.<br />
Een seizoen zonder opera is onvoorstelbaar<br />
voor me. Sinds 2006 heb ik als chef-dirigent<br />
van het Orchestre Philharmonique de Strasbourg<br />
veel ruimte ingebouwd voor symfonisch<br />
repertoire om niet ongewild vast te<br />
draaien in operahuizen. Het vooruitzicht<br />
om in de toekomst met het NedPhO beide<br />
te mogen doen is niet minder dan een luxe.’<br />
Het Nederlands<br />
Philharmonisch Orkest<br />
Vooruitlopend op zijn chef-dirigentschap<br />
keert Albrecht al komend seizoen terug bij<br />
het NedPhO, waar hij een concert zal leiden<br />
met onder meer Strauss’ Ein Heldenleben.<br />
Zijn ervaring met het orkest in de productie<br />
van Die Frau ohne Schatten heeft zijn vertrouwen<br />
volop gevoed.<br />
‘Buitengewoon indrukwekkend,’ noemt<br />
hij zijn kennismaking met het NedPhO destijds.<br />
<strong>De</strong> twee volle maanden waarin hij<br />
met het orkest samenwerkte omschrijft hij<br />
als een gemeenschappelijke Wanderung.<br />
‘Gedurende de hele periode heeft het orkest<br />
geen concerten gegeven,’ vertelt hij, ‘zodat<br />
het zich volledig kon concentreren op de<br />
opera, een unicum waar dit complexe stuk<br />
inderdaad om vraagt. Tussen ons vertrekpunt,<br />
de eerste repetities en de laatste voorstelling<br />
lag een complete wereld besloten.<br />
Voor mij was het nieuw dat dirigent en<br />
orkest zo lang aan slechts één stuk konden<br />
werken. <strong>De</strong> concentratie is geen moment<br />
verslapt, de spanning bleef voortdurend stijgen<br />
terwijl je je ook zou kunnen voorstellen<br />
dat je na acht weken uitgekeken raakt op<br />
elkaar of op de muziek. Na de laatste voorstelling<br />
waren we allemaal teleurgesteld<br />
dat het voorbij was.’<br />
Met aangename spanning ziet Albrecht<br />
dan ook uit naar zijn eerste concert met het<br />
NedPhO dat hem, in zijn woorden, ‘al een<br />
zo uitzonderlijke kamermuziekmentaliteit<br />
heeft getoond’. ‘Zelfs de enorme bezetting<br />
van Die Frau riep bij mij de associatie op met<br />
een spinnenweb, waarin alle draden met<br />
elkaar verbonden zijn. <strong>De</strong> onderlinge band<br />
tussen bijvoorbeeld de violisten uiterst links,<br />
en de tubaspeler en de slagwerkers rechts<br />
was voortdurend voelbaar. Bij de uitvoering<br />
van symfonische werken is een dergelijke<br />
teamgeest niet uitzonderlijk, maar vanuit de<br />
orkestbak is een dergelijk intensief onderling<br />
communiceren een prestatie van formaat.<br />
Het resultaat was een permanente<br />
samenzang, een manier van musiceren<br />
27<br />
waarin een hobosolo even belangrijk is<br />
als een frase van de prima donna. Dat is<br />
precies mijn ideaal: een goed operaorkest<br />
zingt met de zangers.’<br />
Duits en Frans repertoire<br />
Albrecht blijkt op een ontroerende manier<br />
onstuitbaar in het preluderen op de toekomst.<br />
Maar zo ver is het nog niet. <strong>De</strong>ze<br />
maand maakt hij zijn comeback als gastdirigent<br />
van het Koninklijk Concertgebouworkest<br />
met een uitvoering van Bizets Carmen.<br />
Welgeteld één keer eerder, ruim tien jaar<br />
geleden, leidde hij het orkest, in een Men delssohn/Mozart-programma.<br />
Zijn herinneringen<br />
zijn niettemin nog kersvers. Ook bij het KCO<br />
ervoer hij de gave van alle ‘zeer flexibele<br />
musici’ om geconcentreerd naar elkaar te<br />
luisteren, een eigenschap die hem als dirigent<br />
‘een grote vorm van vrijheid verschafte<br />
in frasering, dynamiek en het creëren van<br />
klankkleuren.’<br />
Bovendien kon hij zich uitleven in het<br />
Duitse klassieke en romantische repertoire,<br />
zijn grote voorliefde die hij opmerkelijk<br />
genoeg paart aan de Franse muziek uit 19de<br />
en 20ste eeuw. ‘<strong>De</strong> zware dramatiek van<br />
Wag ner spreekt me evenzeer aan als de<br />
meer onderhuidse gevoelswereld bij Bizet,<br />
<strong>De</strong>bussy of Ravel. Ik beschouw het als een<br />
voorrecht van musici dat ze door de kennismaking<br />
met zeer uiteenlopende partituren<br />
ook zelf steeds hun bakens moeten verzetten.<br />
Alleen op die manier kunnen we het<br />
genie van een componist en zijn persoonlijke<br />
stijl recht doen.’<br />
Carmen<br />
<strong>De</strong> aanstaande uitvoering van Carmen roept<br />
bij Albrecht de herinnering op aan zijn eerste,<br />
prille schreden op het operapad toen hij dit<br />
werk leidde in zijn functie als artistiek leider<br />
van het Staatstheater Darmstadt. Daar kreeg<br />
hij eens te meer inzicht in de vigerende misvattingen<br />
over dit ‘al te populaire werk’.<br />
‘Iedereen kent Carmen als een groots, theatraal<br />
spektakel’, meent hij. ‘Wat al te vaak<br />
vergeten wordt, is dat Bizet dit werk schreef<br />
voor een klein theater. Dat betekent dat het<br />
onzinnig is er een grand opéra van te maken,<br />
wat regelmatig gebeurt. Carmen vraagt om<br />
een geheel eigen declamatorische stijl, terwijl<br />
anderzijds grote passages uitgevoerd<br />
moeten worden comme une chanson: eenvoudig,<br />
licht en zonnig, maar ook met een<br />
broeierigheid die het onderliggende vuur<br />
verraadt: Carmen is een rotdurchglühtes<br />
Stück. Bizets dramatiek kent geen pathos,<br />
geen grote gebaren, zoals bijvoorbeeld<br />
Wagner die etaleert. Nietzsche zei het zo<br />
mooi: ‘Diese Musik schwitzt nicht’. Toch<br />
koerst het verhaal, min of meer gecamoufleerd,<br />
onmiskenbaar in de richting van een<br />
gruwelijk drama.’<br />
<strong>De</strong> ‘ronduit lastige’ muzikale leiding van<br />
Carmen vereist volgens Albrecht ‘natuurlijk<br />
een groot musicus, maar dat is niet genoeg.<br />
Hij moet bovendien een echte theaterman<br />
zijn. <strong>De</strong> partituur van Carmen is een afwisseling<br />
van muziek en dialogen. Als dirigent<br />
moet je samen met de regisseur en de zangers<br />
een manier vinden om die twee elementen<br />
vloeiend met elkaar te verbinden. Het<br />
mooiste is een soort “melodrama” te creëren,<br />
een collage waarin muziek en gesproken<br />
woord als vanzelf in elkaar overgaan.<br />
Bovendien zijn er naast de passages chan-<br />
sonnières verschillende uiterst virtuoze en<br />
wilde koorscènes, uitbarstingen soms waarin<br />
de zangers het uitschreeuwen. Tussen al die<br />
“bedrijven” door moet je de intieme sfeer<br />
van de opera weten vast te houden. Een<br />
goede uitvoering vraagt om een behendig<br />
laveren binnen de verfijnde toontaal waarmee<br />
Bizet de veelheid aan emoties tot uitdrukking<br />
brengt.’<br />
Dirigent en regisseur<br />
Last but not least benadrukt Albrecht het<br />
belang van een intensieve samenwerking<br />
tussen dirigent en regisseur. Tot zijn niet<br />
geringe vreugde is dat in de productie van<br />
Carmen Robert Carsen, die bij DNO zijn<br />
sporen naliet met ensceneringen van onder<br />
meer Poulencs Dialogues des Carmélites en<br />
Beethovens Fidelio. Albrecht: ‘Carsen heb<br />
ik leren kennen als een zeer inventief kunstenaar.<br />
In Antwerpen werkten we samen<br />
in een productie van Het sluwe vosje van<br />
Janáček. Carsen vatte dit werk tot mijn verrassing<br />
niet op als een eenvoudig sprookje,<br />
wat overigens heel goed mogelijk is, maar<br />
maakte er een sinister verhaal van, zeer<br />
indrukwekkend. Sindsdien zijn we elkaars<br />
voorstellingen blijven volgen. En ziedaar:<br />
het lot brengt ons onverwacht weer samen.’<br />
Slechts met moeite lukt het om het lange<br />
gesprek af te ronden met de wellevende,<br />
gezellige, even kalme als bevlogen causeur<br />
Albrecht, die over artistieke en andere zaken<br />
nog oneindig veel meer te vertellen heeft.<br />
Als de voortekenen niet bedriegen, gaan<br />
<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>, het Nederlands<br />
Phil har monisch Orkest, Marc Albrecht en<br />
het publiek een mooie tijd tegemoet.