pdf-bestand - MBO Raad
pdf-bestand - MBO Raad
pdf-bestand - MBO Raad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
10<br />
Ander type student<br />
Ellen Mizee: “In 1969 ben ik het UV-onderwijs<br />
ingegaan. Dat onderwijs zag er wel heel anders<br />
uit dan dat van nu. Er waren kleine groepjes,<br />
van 17 studenten, die degelijk, ambachtelijk<br />
onderwijs volgden. De totale opleiding duurde<br />
zes jaar: twee jaar Bediende dames en een jaar<br />
Bediende herenkapper, vervolgens twee jaar<br />
Damesvakbekwaam en een jaar Herenvakbekwaam.<br />
Maar het grootste verschil tussen toen en nu is<br />
wel het type student. Toen ging het vrijwel<br />
zonder uitzondering om jonge mensen uit<br />
harmonieuze gezinnen, met ouders die betrokken<br />
waren bij de opleiding. Als je een student<br />
toen een middag extra liet werken om een<br />
vaardigheid onder de knie te krijgen, was die<br />
dankbaar voor de extra aandacht. Tegenwoordig<br />
zegt een student: “Oh, maar dat kan<br />
Al snel bleek dat werkgevers kritiek hadden op de resultaten van het nieuwe onderwijsstelsel.<br />
“Meneer, ze kunnen geen hamer meer vasthouden”, wordt de dominante slogan in werkgeverskring.<br />
Ook bij de kappers komt kritiek: “Meneer, ze kunnen geen kam en schaar meer vasthouden.”<br />
De kritiek hing samen met de manier waarop het onderwijs was georganiseerd. Vóór 1968 kende<br />
men onder de Wet op het Nijverheidsonderwijs nog een sterk verticaal-sectoraal bedrijfstakgewijze<br />
structuur. Het onderwijs was geordend naar bedrijfstak en de opleidingen daarbinnen bouwden<br />
steeds voort op het eerder behaalde niveau. Onder de Mammoetwet ontstonden horizontaal<br />
gestructureerde onderwijsinstellingen, waar meer bedrijfstakken op hetzelfde niveau en met<br />
algemene doelstellingen bijeen zijn gebracht. Hierdoor werden de onderwijsinstellingen onherkenbaar<br />
voor de werkgevers.<br />
1975: Van Kemenade<br />
De positionering van het beroepsonderwijs in het publieke domein en de accentuering van de<br />
algemeen vormende component in het beroepsonderwijs (die ook door het bedrijfsleven werd<br />
ondersteund), maakten dat de sociaal-culturele functie van het onderwijs aan betekenis won. Onderwijs<br />
diende vooral bij te dragen aan de persoonlijke ontplooiing en maatschappelijke verandering,<br />
in het bijzonder aan de reductie van sociale ongelijkheid op grond van herkomstmilieu en geslacht.<br />
De emancipatoire functie van het onderwijs werd dus belangrijker.<br />
Dat gold ook voor het beroepsonderwijs. Minister Van Kemenade (Financiën) schreef in 1975 in zijn<br />
Contourennota: “Onderwijs is immers meer dan een toeleveringsbedrijf van geschoolde mankracht<br />
voor de arbeidsmarkt, het is primair een welzijnsvoorziening, gericht op persoonlijke ontplooiing van