19.09.2013 Views

Opportuun 2007_nr9_omslag_03.indd - Openbaar Ministerie

Opportuun 2007_nr9_omslag_03.indd - Openbaar Ministerie

Opportuun 2007_nr9_omslag_03.indd - Openbaar Ministerie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

OPPORTUUN Nummer 9– <strong>2007</strong> Verkeer 31<br />

verkeer<br />

Tijdens het rijden losse lading van het<br />

voertuig laten vallen<br />

Gerechtshof Leeuwarden 24 september <strong>2007</strong>,<br />

WAHV 07/00509<br />

Aan de betrokkene is een administratieve<br />

sanctie van € 200,– opgelegd vanwege het feit<br />

“dat hij met een voertuig heeft gereden, terwijl<br />

de losse lading die mogelijk van het voertuig<br />

kon vallen, niet deugdelijk was afgedekt” (art.<br />

5.1.2. in samenhang met art. 5.18.6, tweede lid<br />

van het Voertuigreglement - VR). De verbalisant<br />

had verklaard in het zaakoverzicht van het<br />

CJIB dat de wagen (een betonmixer) beladen<br />

was met cement en dat het voertuig over een<br />

afstand van 30 meter cement verloor, vermengd<br />

met grote kiezels. De betrokkene stelt dat het<br />

beton vervoerd wordt in een daarvoor bestemde<br />

vrachtwagen met betonmixer en dat anders dan<br />

in de gevallen waarvoor de sanctie is opgelegd<br />

geen sprake is van dat de chauffeur van de<br />

vrachtwagen de lading zou moeten bevestigen of<br />

afdekken. Het hof overweegt dat het begrip losse<br />

lading, gelet op de toelichting in de regelgeving,<br />

ziet op lading die naar zijn aard niet op of aan<br />

het vervoermiddel bevestigd kan worden, maar<br />

los op of in het vervoermiddel geladen dient te<br />

worden. Naar het oordeel van het hof valt vloeibaar<br />

beton in een betonmixer derhalve onder<br />

het begrip losse lading als bedoeld in art. 5.18.6.,<br />

tweede lid, VR. Naar de overtuiging van het hof<br />

kan het niet anders dan dat er na het laden dan<br />

wel lossen vloeibaar beton is achtergebleven in<br />

de trechter en/of de stortgoot bij de opening van<br />

de betonmixer. Ten aanzien van dit achtergebleven<br />

vloeibaar beton heeft de betrokkene kennelijk<br />

niet de nodige maatregelen als bedoeld in art.<br />

5.18.6., tweede lid, VR genomen of laten nemen<br />

om te voorkomen dat dat beton tijdens het rijden<br />

van het voertuig kon vallen. Derhalve is naar de<br />

overtuiging van het hof komen vast te staan dat<br />

de gedraging is verricht. Volgt bevestiging van de<br />

beslissing van de kantonrechter tot ongegrondverklaring<br />

van het beroep.<br />

Eén sanctie in plaats van drie?<br />

Gerechtshof Leeuwarden 21 augustus <strong>2007</strong>,<br />

WAHV 07/00776<br />

De betrokkene was in drie gevallen bekeurd voor<br />

het overschrijden van de toegestane maximum<br />

snelheid, t.w. om 10.32 uur op de rijksweg A28,<br />

om 10.40 uur op de A12 en om 10.47 (ook) op<br />

de A12. Hij stelt dat hij om de verkeersstroom te<br />

bevorderen met het verkeer mee is gereden en<br />

dat het niet de bedoeling kan zijn op één wegtraject<br />

een drietal beschikkingen op te leggen binnen<br />

een tijdsbestek van vijftien minuten. Het hof<br />

is van oordeel dat de onderhavige gedraging niet<br />

hetzelfde feit betreft als de 8 en 15 minuten later<br />

gepleegde snelheidsovertredingen. De betrokkene<br />

heeft in dit tijdsbestek voldoende gelegenheid<br />

gehad zich aan de geldende maximumsnelheid<br />

te houden, hetgeen hij heeft nagelaten. Dat er in<br />

dit geval slechts een aantal minuten tussen beide<br />

feiten zit, maakt nog niet dat er sprake is van één<br />

feit. Volgt bevestiging van de beslissing van de<br />

kantonrechter tot ongegrondverklaring van het<br />

beroep.<br />

Eén sanctie in plaats van twee?<br />

Gerechtshof Leeuwarden 17 juli <strong>2007</strong>, WAHV<br />

07/00506<br />

De betrokkene is geverbaliseerd voor een tweetal<br />

snelheidsoverschrijdingen. De eerste vond plaats<br />

om 12.58 uur op de N31 en de tweede (de onderhavige<br />

“Mulder-zaak”) om 13.05 uur op de A7.<br />

Voor het eerste feit is de betrokkene inmiddels<br />

strafrechtelijk veroordeeld. Door de gescheiden<br />

behandeling van de twee zaken meent de<br />

betrokkene in zijn verdediging te zijn geschaad.<br />

Door toepassing van het “ne bis in idem”- beginsel<br />

én het leerstuk van de voortgezette handeling<br />

hadden de beide zaken in één strafzaak in hun<br />

onderlinge samenhang beoordeeld dienen te<br />

worden. Er is immers sprake van één gedraging<br />

met hetzelfde schuldverwijt, binnen korte tijd na<br />

elkaar begaan als gevolg van één en dezelfde<br />

gemoedstoestand gedurende dezelfde rit. Nu<br />

reeds een strafrechtelijke vervolging voor de<br />

eerste overtreding heeft plaatsgevonden, is het<br />

opleggen van een administratieve sanctie in strijd<br />

met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.<br />

Het hof is anders dan de betrokkene van oordeel<br />

dat de onderhavige gedraging niet hetzelfde feit<br />

betreft als de vijftien kilometer en zeven minuten<br />

eerder gepleegde snelheidsovertreding. Dit geldt<br />

te meer nu de betrokkene immers bij het verlaten<br />

van de N31 en het oprijden van de A7 zich in<br />

een nieuwe verkeerssituatie heeft begeven waar<br />

andere (snelheids-)regels golden. Derhalve is<br />

hij na de overtreding op de N31 nadrukkelijk<br />

opnieuw in de gelegenheid geweest om zich<br />

aan de geldende maximumsnelheid te houden,<br />

hetgeen hij opnieuw heeft nagelaten. Dat er in<br />

dit geval ‘slechts’ zeven minuten tussen beide<br />

feiten zit en dat er wellicht “causaal verband”<br />

tussen die feiten bestaat, in de zin dat de betrokkene<br />

haast had, maakt nog niet dat er sprake is<br />

van één feit. Voor zover wordt aangevoerd dat er<br />

sprake zou zijn van een voortgezette handeling in<br />

de zin van art. 56 van het wetboek van strafrecht<br />

geldt, dat art. 2, eerste lid, WAHV voorzieningen<br />

van strafrechtelijke aard uitsluit. Volgt bevestiging<br />

van de beslissing van de kantonrechter tot<br />

ongegrondverklaring van het beroep.<br />

Vluchtstrook-gebruik of dóórstromen?<br />

Gerechtshof Leeuwraden 2 oktober <strong>2007</strong>, WAHV<br />

07/00574<br />

De betrokkene is een sanctie opgelegd voor<br />

(volgens de verbalisant over ca. 300 meter) het<br />

buiten noodzaak gebruik maken van de vluchtstrook.<br />

Hij stelt echter dat de betreffende afrit<br />

geregeld zorgt voor grote verkeersopstoppingen<br />

waarbij de file op de afrit doorloopt tot op de<br />

hoofdbaan van de snelweg, hetgeen gevaarlijke<br />

situaties oplevert. De vaste praktijk is ontstaan<br />

dat het verkeer op de afrit zich splitst in twee<br />

stromen: één voor het verkeer dat onder aan de<br />

afrit linksaf slaat en één voor het rechtsafslaand<br />

verkeer. Omdat de afrit slechts uit één rijstrook<br />

bestaat, maken beide stromen daarbij deels<br />

gebruik van het links, resp. rechts naast de doorgetrokken<br />

streep gelegen wegdek. Deze situatie<br />

doet zich op vergelijkbare afritten elders in het<br />

land ook voor en wordt gewoonlijk gedoogd. De<br />

betrokkene is van mening dat het in strijd is met<br />

het gelijkheidsbeginsel dat hij voor deze gedraging<br />

is geverbaliseerd. Het hof overweegt dat een<br />

gebrekkige doorstroming van het verkeer niet<br />

als een noodgeval in de zin van deze bepaling<br />

kan worden aangemerkt. Het door de betrokkene<br />

geschetste gebruik van de vluchtstrook ter<br />

bevordering van de doorstroming van het verkeer<br />

is naar het oordeel van het hof, hoewel uit praktische<br />

overwegingen niet geheel onbegrijpelijk,<br />

maar onaanvaardbaar. Wanneer de inrichting van<br />

de weg ontoereikend is om de verkeersstroom<br />

aan te kunnen, is het aan de wegbeheerder<br />

om de nodige maatregelen te treffen. Van enig<br />

gedoogbeleid ter zake is - anders dan de betrokkene<br />

kennelijk meent - geen sprake. De enkele<br />

omstandigheid dat wellicht veel vergelijkbare<br />

gedragingen om welke reden ook onbestraft<br />

blijven, brengt – wat daar verder ook van zij – niet<br />

mee dat in het onderhavige geval van de sanctie<br />

moet worden afgezien. Het hof ziet evenmin<br />

aanleiding om het bedrag van de sanctie te matigen.<br />

Volgt bevestiging van de beslissing van de<br />

kantonrechter tot ongegrondverklaring van het<br />

beroep.<br />

Tekst: Koos Spee,<br />

Bureau Verkeershandhaving OM.<br />

Voor complete teksten, bel 0346-333310.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!