DE ZONDAG IN PLAATS VAN DE SABBAT Ds. L ... - Gekrookte Riet
DE ZONDAG IN PLAATS VAN DE SABBAT Ds. L ... - Gekrookte Riet
DE ZONDAG IN PLAATS VAN DE SABBAT Ds. L ... - Gekrookte Riet
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HOOFDSTUK 2<br />
De zondag en de oude kerk (2)<br />
Uit verschillende Schriftplaatsen hebben we in ons vorige hoofdstuk laten zien hoe men<br />
onder de eerste christenen de eerste dag der week vierde als de dag des Heeren, waarop men<br />
met de gemeente samenkwam.<br />
De gewoonte om de zondag te vieren, heeft zich - dat spreekt haast vanzelf - door de gehele<br />
heiden-Christelijke Kerk snel verbreid. Daar kan ik wel een paar getuigen voor aandragen.<br />
We -beginnen met een boekje dat wel het oudste is van de christelijke literatuur. Ik bedoel:<br />
„De leer des Heeren door de twaalf apostelen aan de volkeren”. Dit boekje dateert, volgens<br />
prof. -Sizoo uit het laatst der eerste eeuw.<br />
Zeer bekend is, wat Plinius, de stadhouder van keizer Trajanus, in Klein-Azië over de<br />
gewoonte der eerste christenen heeft geschreven. De christenen waren gewoon op een<br />
vastgestelde dag, voor het opgaan der zon, bijeen te komen, Christus als hun God samen een<br />
loflied te zingen, zich door een eed tot een deugdzaam leven te verbinden, en des avonds<br />
wederom samen te -komen om een maaltijd te houden. Die vastgestelde dag is<br />
vanzelfsprekend onze eerste dag der week. U ziet wel, dat de christenen op die „vastgestelde<br />
dag” twee keer samen komen. Zouden ze op die zondag ook gewerkt hebben?<br />
Dat is wel een interessante vraag. Maar laten we eerst eens bezien wat Justinus de Martelaar<br />
ons in 155 te vertellen heeft. Men -rekent hem tot de zogenaamde Apologeten, de<br />
verdedigers van het Christendom tegenover de heidenen. Justinus is in Sichem geboren uit<br />
heidense ouders. Hoe hij tot het Christendom kwam, vertelt hij zelf in een van zijn werken.<br />
Hij kwam in aan-raking met een eerwaardige grijsaard, die hem er op wees, dat bij de<br />
filosofen de rust der ziel niet gevonden kon worden; daarvoor moest hij zich wenden tot de<br />
profeten, die hem de kennis konden schenken van God de Schepper en van de door Hem<br />
gezonden Christus. Grote indruk maakte op hem de blijmoedigheid, waarmee de christenen<br />
de marteldood tegemoet gingen, en ook hun leven wees hem er op, dat hun leer van<br />
Goddelijke oorsprong moest zijn. Toen hij het christelijk geloof omhelsd had, bleef hij de<br />
filosofenmantel dragen en als rondreizend filosoof predikte hij het Christendom. Te Rome<br />
behandelde hij een tijdlang in een eigen gehoorzaal voor een grote schare toehoorders de<br />
christelijke leer. Omstreeks 165 is hij daar, tegelijk met zes -andere christenen door<br />
onthoofding de marteldood gestorven.<br />
In de eerste Apologie, die hij schreef vertelt hij ook van de zondag. Het boek is bestemd<br />
voor de keizer Antonius Pius. Hij schrijft daar: „Op de zogenaamde dag der Zon komen alle<br />
christenen, die in de steden of op het land wonen, bijeen en worden de Herinneringen der<br />
Apostelen (d.i. de Evangeliën) of de Schriften der profeten voorgelezen, voor zover de tijd<br />
het toelaat. Heeft de voorlezer opgehouden dan begint de voorganger der gemeente een<br />
preek, waarin hij vermaant en aanvuurt tot navolging van de edele gelezen waarheden en<br />
voorbeelden. Vervolgens staan wij allen op om te bidden. Daarna worden brood en wijn en<br />
water binnengebracht. (Dat gebeurt alles in één dienst, des morgens, de dienst zal dus wel<br />
niet na vijf kwartier geëindigd zijn). Daarna bidt en dankt de voorganger „naar vermogen”.<br />
Dit zal betekenen, dat hij het niet naar een vast formulier doet! De gemeente stemt in met de<br />
gebeden door haar „amen”. Vervolgens worden de tekenen van brood en wijn genoten, en<br />
7