Kaft VME Brochure 02.indd - KpVV
Kaft VME Brochure 02.indd - KpVV
Kaft VME Brochure 02.indd - KpVV
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verkenner mobiliteitseffecten<br />
Vooraf beoordelen van projecten op het gebied van<br />
mobiliteitsmanagement en parkeren<br />
Mei 2013
Verkenner mobiliteitseffecten<br />
Vooraf beoordelen van projecten op het gebied van<br />
mobiliteitsmanagement en parkeren<br />
Mei 2013<br />
A1 Verkenner mobiliteitseffecten
Colofon<br />
Uitgave<br />
Kennisplatform Verkeer en Vervoer (<strong>KpVV</strong>)<br />
Postbus 37<br />
6710 BA Ede<br />
Galvanistraat 1, 6716 AE Ede<br />
Jaarbeursplein 22, 3521 AP Utrecht<br />
T 030 2918200<br />
E info@kpvv.nl<br />
I www.kpvv.nl<br />
<strong>KpVV</strong><br />
Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (<strong>KpVV</strong>) ondersteunt de decentrale overheden<br />
bij het ontwikkelen en realiseren van hun verkeers- en vervoerbeleid. Daarbij staat de<br />
huidige en toekomstige klantvraag centraal.<br />
Productie<br />
Tekst:<br />
Eindredactie:<br />
Vormgeving:<br />
ECORYS<br />
Kantekst<br />
<strong>KpVV</strong> Ruud Overweg<br />
Contactpersoon<br />
Friso Metz<br />
T 06 2054 3902<br />
E Friso Metz@kpvv.nl<br />
Overige contactpersonen<br />
Marco Martens, ECORYS, Marco.martens@ecorys.com<br />
Fotoverantwoording<br />
Gert Janssen, pagina 24. 28 en 32<br />
Nabestellen<br />
U kunt deze publicatie gratis downloaden op www.kpvv.nl.<br />
© <strong>KpVV</strong>, 2013<br />
Gebruik van informatie uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.<br />
2 Verkenner mobiliteitseffecten
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 5<br />
Samenvatting 7<br />
1 Het beoordelen van mobiliteitsprojecten 11<br />
1.1 Achtergronden 11<br />
1.2 Wat maakt parkeren en mobiliteitsmanagement anders? 12<br />
1.3 Verantwoording 15<br />
2 De onderdelen van de <strong>VME</strong> 17<br />
2.1 Hoofdlijnen 17<br />
2.2 Projecten 19<br />
3 De motivatiebalans: segmentatie ten behoeve van gedragseffecten 25<br />
3.1 Segmentatie bij effectbepaling en projectoptimalisatie 25<br />
3.2 Gedragsverandering door prikkels 26<br />
3.3 Voorbeelden van segmentatie 27<br />
3.4 Aandachtspunten 28<br />
4 De business case: de belangen van de stakeholders 29<br />
4.1 Business case en projectopzet 29<br />
4.2 Stakeholders en de wijze van beoordeling 29<br />
4.3 Beoordelingscriteria business case 31<br />
5 De maatschappelijke effecten 33<br />
5.1 Waarderen van maatschappelijke effecten 33<br />
5.2 Waardering van betere bereikbaarheid (betrouwbaarheid en vvu) 34<br />
5.3 Waardering Van Betere Leefbaarheid (Minder Autokilometers) 38<br />
5.4 Overige maatschappelijke effecten 39<br />
6 Eindbalans: een goed project? 43<br />
6.1 Beoordelingsmethoden 43<br />
6.2 Kostenffectvitieit en projectdoel 44<br />
7 Factsheets: De <strong>VME</strong> per maatregel 45<br />
7.1 Marketing en campagnes 45<br />
7.2 Maatregelen gebaseerd op positieve prijsprikkels, zoals spitsmijden 51<br />
7.3 Parkeerbeleid en parkeerregulering 56<br />
7.4 Multimodaal vervoer 60<br />
3 Verkenner mobiliteitseffecten
4 Verkenner mobiliteitseffecten
Voorrwoord<br />
Met de mkba zoals vastgelegd in OEI bestaat er een goed uitgewerkte werkwijze<br />
om verkeersprojecten te beoordelen. Daar is veel ervaring mee. In principe is deze<br />
systematiek ook geschikt voor projecten die meer rond mobiliteit draaien, met<br />
meerdere stakeholders, reguleringen, ingrijpende gedragsveranderingen en een snel<br />
opkomende mobiliteitsmarkt. Naar de mening van Ecorys, <strong>KpVV</strong> en de experts die<br />
betrokken waren bij de ontwikkeling van de Verkenner Mobiliteitseffecten (<strong>VME</strong>)<br />
is voor dit type projecten een aanvulling op de vooral verkeerskundige ex ante<br />
beoordeling nodig.<br />
De <strong>VME</strong> omvat een mkba en is bedoeld om mobiliteitsprojecten ex ante zo te kunnen<br />
beoordelen dat ze idealiter naast de ‘harde verkeersprojecten’ kunnen worden<br />
gezet. Maar de <strong>VME</strong> is ook bedoeld om meer grip te krijgen op de vaak lastige<br />
mobiliteitsprojecten: rekening houden met belangen, commerciële mogelijkheden<br />
en soms ingrijpende gedragsveranderingen. De <strong>VME</strong> biedt daarmee een tool om de<br />
projecten zelf beter op te zetten: projectoptimalisatie.<br />
Voor u ligt versie 1 van de <strong>VME</strong>. De brochure is bedoeld om de principes van de <strong>VME</strong><br />
duidelijk uiteen te zetten en om inspiratie te bieden voor mogelijke toepassingen. Er<br />
is bij Beter Benutten belangstelling om met de <strong>VME</strong> aan de slag te gaan. We nodigen<br />
iedereen tot hetzelfde uit en om de opgedane ervaringen met ons te delen. Met deze<br />
versie hopen we bij te dragen aan toepassingen op en vooral een sterke positie van<br />
mobiliteitsmanagement en parkeren in het verkeersbeleid.<br />
Wim van Tilburg<br />
5 Verkenner mobiliteitseffecten
6 Verkenner mobiliteitseffecten
Samenvatting<br />
Projecten als een gebiedscampagne, spitsmijden, de aanpak van een parkeerprobleem<br />
of het stimuleren van een alternatief voor de solo-auto hebben een aantal<br />
bijzondere eigenschappen. Zo zijn er veel partijen bij betrokken (sommigen zelfs met<br />
winstoogmerk). Daarnaast hebben mensen echte keuzes gemaakt als parkeren niet<br />
meer gratis is of deelauto honderden klanten heeft. De effecten van dit soort projecten<br />
zijn groot en vallen deels buiten het kader van de gebruikelijke verkeersprojecten.<br />
De Verkenner Mobiliteitseffecten (<strong>VME</strong>) biedt meer inzicht in de effecten van deze<br />
projecten. Allereerst door de relevante elementen afzonderlijk te behandelen: maatschappelijke<br />
effecten, business cases en gedragseffecten. En vooral ook door de<br />
wisselwerking hiertussen te laten zien. Pas als een bedrijf baten ziet gaat hij zich sterk<br />
maken en zal er bij de werknemers iets gaan veranderen. Heel letterlijk geldt ‘winst’<br />
voor de vele serviceproviders die profiteren van de snel opkomende mobiliteitsmarkt.<br />
Zij binden werknemers en zorgen voor effecten op langere termijn.<br />
De Verkenner Mobiliteitseffecten (<strong>VME</strong>) reikt allen die direct of indirect bij dit soort<br />
projecten zijn betrokken een systematiek aan om sneller zicht te krijgen op kansrijkheid,<br />
maatschappelijke baten en kosteneffectiviteit. <strong>VME</strong> houdt rekening met de<br />
specifieke kenmerken van mobiliteitsmanagement zoals het belang van marktpartijen<br />
en van de gedragsbeïnvloeding. Het biedt de mogelijkheid om de effecten van deze<br />
projecten naast die van andere projecten te zetten en ze zo te optimaliseren.<br />
<strong>VME</strong> is ontwikkeld door <strong>KpVV</strong> in samenspraak met deskundigen en stadsregio’s. De<br />
opzet is samengevat in onderstaand schema.<br />
Input:<br />
de maatregel(-en)/<br />
het project<br />
Project- Project- Project-<br />
kosten(€) doel baten(€)<br />
Business case Motivatiebalans Maatschappelijke<br />
effecten<br />
Directe Onder- Directe Gewaar- Gewaarfinanciële<br />
steuning gedrags- deerde deerde<br />
baten gedrags- effecten gedrags- andere<br />
effecten effecten effecten<br />
Kosteneffectiviteit<br />
7 Verkenner mobiliteitseffecten
Aanleiding<br />
De maatschappelijke effecten<br />
De overheid steunt projecten op het gebied van verkeer en vervoer omdat ze maatschappelijk<br />
relevant zijn. Dit gebeurt vaak nadat de projecten zijn getoetst met een<br />
maatschappelijke kosten baten analyse (mkba). De mkba maakt het mogelijk rekening<br />
te houden met de externe effecten van een nieuwe weg of een nieuwe busbaan.<br />
Externe effecten kunnen positief en negatief zijn: een nieuwe weg biedt de automobilisten<br />
rijtijdwinst maar omwonenden hinder. Al deze externe effecten (die niet in de<br />
prijs van het gebruik zijn te verwerken) worden in een mkba wel gewaardeerd. Op<br />
deze manier is het maatschappelijke nut van de nieuwe weg of busbaan duidelijker te<br />
onderbouwen. De waardering in de mkba vindt plaats aan de hand van vastgestelde<br />
regels. Het resultaat van de beoordeling van het ene project is daardoor te vergelijken<br />
met die van een ander project.<br />
De mobiliteitsmarkt<br />
De mkba wordt binnen de werkvelden mobiliteitsmanagement en parkeren zelden<br />
toegepast. Dit heeft deels te maken met de geringe omvang van deze projecten.<br />
Deels is de mkba voor dit soort projecten ook minder geschikt. Mobiliteitsprojecten<br />
spelen zich vaak af binnen een mobiliteitsmarkt met verschillende stakeholders.<br />
Op deze markt van deelauto’s, arbeidsvoorwaarden, OV-arrangementen, leaseconstructies<br />
of parkeerarrangementen staan maatschappelijke effecten naast de direct<br />
economische effecten. Zezijn daar vaak direct aan gekoppeld. Hoe meer OV-kaartjes<br />
worden verkocht, des te hoger het aandeel OV (lager het aandeel auto) en des te<br />
groter het maatschappelijke effect. De belangen van stakeholders versterken het te<br />
behalen maatschappelijke effect, maar kunnen dat effect natuurlijk ook frustreren.<br />
Ingrijpende gedragseffecten<br />
De gedragseffecten van projecten op het gebied van mobiliteitsmanagement en<br />
parkeren zijn vele malen groter dan bij bijvoorbeeld infra. Bij een nieuwe weg praat je<br />
vooral over mensen die nu sneller op hun bestemming zijn: een gedragsaanpassing<br />
die bijna vanzelf gaat. Bij het invoeren van betaald parkeren kunnen automobilisten<br />
in het geheel van de reis afzien of een ander vervoermiddel kiezen. Een dergelijke<br />
ingrijpende gedragsverandering (met meestal vriendelijkere maatregelen) is het doel<br />
van veel projecten op het gebied van mobiliteitsmanagement. Er is dus alle reden om<br />
meer duidelijkheid te krijgen over deze gedragseffecten. Anders worden de opgegeven<br />
effecten als ongeloofwaardig beschouwd of met een standaardeffect behandeld<br />
(“5% minder autokilometers”).<br />
De systematiek van <strong>VME</strong><br />
De mkba<br />
<strong>VME</strong> zet de mkba centraal om projecten rond parkeren en mobiliteitsmanagement te<br />
beoordelen. Met de mkba zijn de belangen voor de samenleving te waarderen. Enkele<br />
elementen binnen die mkba worden iets verder uitgewerkt. De <strong>VME</strong>-brochure legt<br />
8 Verkenner mobiliteitseffecten
de basisprincipes uit waardoor de mkba bij dit soort projecten ook eenvoudiger kan<br />
worden toegepast. In de mkba worden standaard gewaardeerd:<br />
- De bijdrage die het project levert aan een betere bereikbaarheid: kortere reistijden,<br />
minder voertuigverliesuren.<br />
- De bijdrage aan een betere leefbaarheid: minder vervuiling, minder lawaai, enzovoort.<br />
In zijn algemeenheid: minder autokilometers.<br />
Specifiek voor mobiliteitsmanagement zijn ook andere aspecten te waarderen:<br />
- De bijdrage die fietsen levert aan de gezondheid;<br />
- Toegenomen vrije tijd vanwege thuiswerken of één reisdag minder.<br />
De business case<br />
Naast de mkba plaatst <strong>VME</strong> de business case. De business case van een project<br />
wordt per stakeholder bepaald (vervoerbedrijven, werkgevers, milieuorganisaties,<br />
enzovoort) en geeft het belang (of de schade) weer die de betrokkene heeft bij het<br />
voorgenomen project. Een stimuleringsactie rond het OV leidt idealiter bij de OVbedrijven<br />
direct tot hogere inkomsten. De business case hoeft niet financieel te zijn.<br />
Milieuorganisaties zullen Slimmer Werken ondersteunen omdat dit soort acties past<br />
binnen hun missie.<br />
Een positieve business case vergroot de bereidheid van de betreffende stakeholder<br />
om actief aan het project bij te dragen en daarmee de kans op succes. Wellicht is de<br />
stakeholder directer bij de projectopzet te betrekken: laat het OV-bedrijf ook inzet<br />
plegen (projectoptimalisatie!).<br />
Een business case kan ook negatief uitpakken, terwijl die stakeholder wel belangrijk<br />
is voor het slagen van het project. Denk aan een bedrijf dat elektrische auto´s<br />
zou moeten afnemen maar daarmee fors duurder uit is. Op zo´n moment kan een<br />
overheidssubsidie wenselijk zijn. Binnen <strong>VME</strong> biedt de mkba dan de mogelijkheid<br />
om de hoogte van zo´n bijdrage te rechtvaardigen op basis van het maatschappelijke<br />
belang. De mkba biedt de informatie over de hoogte van een verantwoorde overheidsbijdrage.<br />
De motivatiebalans<br />
Het derde element binnen <strong>VME</strong> is aandacht voor de motivatiebalans zoals ieder<br />
mens die in zich meedraagt. De extra prikkel van het project bepaalt of iemand tot<br />
een ander gedrag zal overgaan. Bij Rekeningrijden is die prikkel het bedrag dat je<br />
kunt verdienen door de spits te mijden, voor een marketingcampagne gericht op Slim<br />
Reizen is dat het ‘toenemend welbevinden’.<br />
Bij bepaalde groepen werken die prikkels zwaarder door dan bij andere. Zij zijn<br />
eerder gevoelig voor dit soort gedragsbeïnvloeding. <strong>VME</strong> houdt met deze segmenten<br />
rekening waardoor er meer grip ontstaat op het gedragseffect. De motivatiebalans<br />
kijkt naar het gedrag van relevante segmenten. Een marketingcampagne gericht op<br />
verhuizende personen zal meer impact hebben dan één die gericht is op mensen die<br />
al jaren met alle opties bekend zijn. Thuiswerken zal meer aanslaan bij het segment<br />
‘bureaubaan’ dan bij het segment ‘werkend in buitendienst’. Wat bereikt kan worden<br />
9 Verkenner mobiliteitseffecten
en vooral ook de omvang ervan, daarin zullen de segmenten per type project verschillen.<br />
Soms is het handig om op een klein segment te mikken waar een groot effect kan<br />
worden behaald, in plaats van op een groot segment met een veel geringer effect. Dat<br />
maakt het project direct goedkoper en dus efficiënter.<br />
Perspectief<br />
Met mobiliteitsmanagement zijn voor de samenleving zeer grote baten te behalen.<br />
Die zijn op termijn veel groter dan te behalen baten met weer een nieuwe weg of nog<br />
weer sneller doorstromend autoverkeer. <strong>VME</strong> benoemt deze baten en maakt ze transparanter.<br />
Hierdoor kan er beter mee worden omgegaan. Zo wordt een stap gezet om<br />
dit soort projecten sneller te laten accepteren.<br />
Projectoptimalisatie<br />
Een belangrijk uitgangspunt bij <strong>VME</strong> is dat de projecten zelf ook transparanter worden<br />
beschreven. Projecten op het gebied van mobiliteitsmanagement zijn meestal<br />
complex van karakter. Om tot een goed oordeel te komen is het niet voldoende te<br />
weten dat “fietsen wordt gestimuleerd” of “parkeermaatregelen worden overwogen”<br />
(zoals een nieuwe weg of nieuwe spoorlijn wel in simpele termen kan worden<br />
omschreven). Voor <strong>VME</strong> is het noodzakelijk dat duidelijk wordt om welk segment<br />
potentiële fietsers het gaat, hoe men zich de stimulering voorstelt en wat als effect<br />
dan wordt verwacht. Met projectoptimalisatie is een grote winst te behalen zowel in<br />
efficiency als effectiviteit.<br />
Projecten en doelen<br />
<strong>VME</strong> veronderstelt een professionele omgang met projectdoelen, maatschappelijke<br />
doelen en het projectmanagement zelf. Het kan eigenlijk niet zo zijn dat ‘minder<br />
voertuigverliesuren’ als projectdoel wordt gekozen. Op een dergelijke ‘outcome’ is het<br />
project nauwelijks af te rekenen en dit soort doelen ligt eerder bij de opdrachtgever<br />
van het project. Het project zelf moet meer SMART doelen hebben.<br />
Een mkba ook voor mobiliteitsmanagement?<br />
Zoals het onderdeel mkba voor <strong>VME</strong> is uitgewerkt doet recht aan de betrokken werkvelden<br />
en blijft binnen de vastgestelde kaders. Rond de mkba zijn echter nog aspecten<br />
relevant voor mobiliteitsmanagement die nog onvoldoende zijn uitgewerkt en die<br />
aanvullende afspraken vergen. Zo wordt er gedacht aan aanvullende richtlijnen voor<br />
fietsprojecten. Ook loopt er een discussie over het al dan niet ‘duurzame karakter’<br />
van de mkba. Met deze aanvullingen zal de <strong>VME</strong>-systematiek nog geschikter voor zijn<br />
doel zijn.<br />
Leeswijzer<br />
Hoofdstuk 1 gaat in op wat de <strong>VME</strong> is en waarom hij is opgezet. Een gedetailleerde beschrijving van<br />
de <strong>VME</strong> is opgenomen in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 bevat de uitwerking naar enkele concrete typen<br />
maatregelen (niet uitputtend).<br />
10 Verkenner mobiliteitseffecten
1 Het beoordelen van mobiliteitsprojecten<br />
1.1 Achtergronden<br />
Mobiliteitsmanagement en parkeren zijn werkvelden waar al jaren veel resultaat mee<br />
wordt gehaald. Denk aan de acties rond Beter Benutten en het parkeerbeleid in tal van<br />
steden. De Verkenner MobiliteitseEffecten (<strong>VME</strong>) reikt een systematiek aan om beide<br />
werkvelden nadrukkelijker te linken aan maatschappelijke baten en kosteneffectiviteit.<br />
De <strong>VME</strong> werkt met noties die bekend zijn bij iedereen die met dit soort projecten te<br />
maken heeft:<br />
- De vaak noodzakelijke samenwerking met stakeholders.<br />
- De soms grote commerciële belangen die meespelen in de uitvoering.<br />
- De vaak vergaande gedragseffecten.<br />
Omdat de opstellers van de <strong>VME</strong> waarde hechten aan deze noties hadden zij twee<br />
ambities:<br />
1. Betere bepaling van de effecten van mobiliteitsprojecten (ex ante).<br />
2. Meer mogelijkheden voor projectoptimalisatie bij mobiliteitsprojecten.<br />
Als verzamelterm voor mobiliteitsmanagement en parkeren gebruiken we in deze brochure soms de<br />
term mobiliteit. Mobiliteit staat dan voor alle vormen van vraagbeïnvloeding: reguleren, communiceren,<br />
beprijzen, samenwerken, aanbieden van alternatieven voor solo-autogebruik, enzovoort.<br />
Figuur 1<br />
Verschil infra of mobiliteitsprojecten<br />
Een betere bepaling van de effecten<br />
Ondanks al die jaren ervaring worden de resultaten van mobiliteitsprojecten nog<br />
steeds op bijvoorbeeld 5% geschat en leggen het daarom af tegen de veel zuiverder te<br />
bepalen effecten van een bredere snelweg of een benuttingsmaatregel. Dat is behoorlijk<br />
frustrerend. De <strong>VME</strong> biedt een kader om de resultaten van mobiliteitsprojecten<br />
beter te kunnen vergelijken met die ‘hardere projecten’ rond verkeer en bereikbaarheid.<br />
11 Verkenner mobiliteitseffecten
De <strong>VME</strong> houdt rekening met de speciale kenmerken van projecten op het gebied<br />
van mobiliteitsmanagement. Het is in het verleden niet altijd eenvoudig gebleken<br />
om vast te stellen of de ambities haalbaar waren, zelfs niet op basis van eerder verrichte<br />
evaluaties. Bij de ex ante evaluaties die in 2011 in het kader van Beter Benutten<br />
werden uitgevoerd, bleek het ontbreken van inzicht in de projectopzet een belangrijke<br />
barrière om iets te concluderen over het te verwachten resultaat.<br />
Projecten binnen één type maatregel kunnen onderling sterk verschillen qua opzet,<br />
doelstellingen en condities waarbinnen het resultaat moet worden behaald. Het ene<br />
project OV-stimulering richt zich op extra gevulde bussen tijdens de koopavond in<br />
een middelgrote stad, een ander project op de financiering van bussen naar een industriegebied.<br />
Andere gebieden, andere vormen van stimulering, andere doelgroepen,<br />
andere stakeholders, een andere context: het zijn allemaal factoren die een rol spelen<br />
bij het bepalen van het effect van ‘OV-Stimulering’. Een voorgenomen wegverbreding<br />
of een ander meer verkeerskundige maatregel laat zich veel eenvoudiger op effect<br />
beoordelen.<br />
Meer mogelijkheden voor projectopmalisae<br />
De andere ambitie van de samenstellers ligt bij de projectopzet zelf. Als er zoveel elementen<br />
een rol spelen om goed inzicht te krijgen in resultaten, dan lijken er ook veel<br />
mogelijkheden te zijn om het project beter op te zetten. Rond mobiliteitsprojecten<br />
dient zich meestal een aantal vragen aan:<br />
- Bij wie komen de resultaten terecht en wie betaalt mee aan het project?<br />
- Wat gebeurt er als het project wordt afgesloten? Kunnen er dan nog steeds resultaten<br />
worden behaald en zo ja, hoe?<br />
- Wat willen de deelnemers aan het project precies bereiken? Is er sprake van een winwin<br />
of zijn die resultaten op een andere manier reëel?<br />
- Kunnen dezelfde resultaten behaald worden door het project eenvoudiger of goedkoper<br />
op te zetten?<br />
<strong>VME</strong> biedt de tools voor een slimmere projectopzet op de werkvelden mobiliteitsmanagement<br />
en parkeren.<br />
1.2 Wat maakt parkeren en mobiliteitsmanagement anders?<br />
Andere typen projecten …<br />
Projecten op het gebied van parkeren of mobiliteitsmanagement zijn anders dan<br />
verkeersprojecten. Deze verschillen hebben invloed op de wijze waarop je met de effecten<br />
omgaat en bepalen de opzet van de <strong>VME</strong>. Voor een goed begrip van de <strong>VME</strong> is<br />
het zinvol om op deze kenmerken nader in gaan.<br />
1. Mobiliteitsprojecten mikken op ingrijpende gedragseffecten<br />
De gedragseffecten van maatregelen als parkeerregulering of spitsmijden zijn vaak<br />
bijzonder ingrijpend: de doelgroep wordt geacht voortaan met een ander vervoermiddel<br />
of op andere tijden te reizen. Dit gedragseffect is van een andere orde dan de kortere<br />
reistijden of een andere routekeuze die veel verkeersmaatregelen beogen – het<br />
12 Verkenner mobiliteitseffecten
draaien aan het stuur of verder intrappen van het gaspedaal volstaat. Een algemeen<br />
kenmerk van projecten op het gebied van mobiliteitsmanagement of parkeren is dat<br />
ze mikken op een vrij vergaande vorm van gedragsbeïnvloeding.<br />
2. De inzet van meerdere stakeholders is nodig (zonder volledige regie)<br />
Mobiliteitsmanagement kent geen vanzelfsprekende regiepartij (zoals de overheid bij<br />
infra of OV) maar vergt een nauwe samenwerking tussen stakeholders: werkgevers,<br />
serviceproviders, belangenorganisaties, verantwoordelijken voor een gebied of een attractie.<br />
De samenwerking gaat pas lukken als de win-win aanwezig is, als de partners<br />
de meerwaarde zien van samenwerking 1) . Anders gezegd: als de business case van<br />
alle betrokkenen positief is. De business case van de afzonderlijke stakeholders kan<br />
een grote rol spelen bij succes of falen van het project. Een business case hoeft niet<br />
financieel te zijn. Aan de andere kant kan veel geld worden verdiend met mobiliteitsdiensten<br />
en meer nog met parkeren.<br />
3. Relevante effecten zijn ook te verwachten buiten de traditionele kaders<br />
Mobiliteit en parkeren leveren baten op die buiten een standaard beoordeling van<br />
verkeer- en bereikbaarheidseffecten vallen. Te denken valt aan de gezondheidseffecten<br />
bij fietsen of een leefbaarder omgeving bij parkeerbeleid. Vollere bussen en het beter<br />
benutten van deelauto’s zijn voor de exploitant een reden om door te gaan (met de<br />
kans op blijvend effect). Deze effecten zijn serieus te nemen. Voor de directe omgang<br />
met het project zijn de andere effecten misschien wel belangrijker dan de bijdrage die<br />
geleverd kan worden aan de congestie of lager autogebruik.<br />
4. De maatregelen zelf verschillen onderling sterk<br />
De aard van de maatregelen die tot parkeren en mobiliteitsmanagement zijn te rekenen<br />
verschillen onderling sterk van karakter. Dit maakt veel verschil voor projectopzet<br />
en mogelijk effect. Ze bereiken hun resultaat via:<br />
- Een krachtige, maar vrijblijvende boodschap (“Ridiculous car trips” in Malmö).<br />
- Een harde regulering (venstertijden, milieuzones, vergunningen).<br />
- Een commercieel gedragen aanbieding of contract (fietsprojecten bij bedrijven, klantenacties<br />
OV, autodelen, enzovoort).<br />
- Het prijsmechanisme ( betaald parkeren of spitsmijden).<br />
- Het aanbieden van betere en aantrekkelijkere alternatieven (OV-fiets, autodelen,<br />
elektrische fietsen, enzovoort).<br />
- Gecoördineerde actie in specifieke gebieden (convenanten).<br />
Over de resultaten in projecten met dwang (venstertijd, betaald parkeren) valt meer<br />
met zekerheid te zeggen dan over de resultaten bij meer vrijblijvende acties. Deze<br />
laatsten kunnen echter beter liggen bij de stakeholders. Het aantal keuzes is groot.<br />
Door de verschillen tussen de typen projecten kunnen we werken met een taakstellend<br />
effect. Bovendien kunnen we de keuze van in te zetten maatregelen af laten<br />
hangen van de omstandigheden ter plaatse.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
1)<br />
Meer infomatie over een aanpak op dit soort situaties toegesneden: Handreiking voor Slim Reizen – van<br />
start naar succes. <strong>KpVV</strong> 2010.<br />
13 Verkenner mobiliteitseffecten
5. De opkomende mobiliteitsmarkt heeft eigen kenmerken<br />
Met de toenemende marktwerking en decentralisatie van verkeer en vervoer ontstaat<br />
rond mobiliteit steeds meer een markt. Deze markt concentreert zich niet rond producten<br />
maar rond diensten of services. In plaats van producten als auto of fiets zie je<br />
nu deelauto’s of OV-fietsen, spitsarrangementen in het OV, spitsmijden arrangementen<br />
op de weg en parkeervergunningen of valet parking op de plek van bestemming.<br />
De mobiliteitsmarkt maakt een snelle ontwikkeling door. Nieuwe vormen van diensten<br />
ontwikkelen zich nog steeds.<br />
Deze veranderingen hebben grote gevolgen. De klant krijgt meer keus en zal veel<br />
meer per verplaatsing een afweging maken, afhankelijk van de arrangementen die<br />
worden geboden. De ene keer de deelauto, een andere keer een OV-fiets of een taxi.<br />
Verkeer en vervoer wordt minder een overheidstaak en de rol van het bedrijfsleven<br />
neemt toe. Niet alleen als serviceprovider, maar ook als werkgever die contracten<br />
aangaat voor het zakelijk of woon-werkverkeer. En de gedragsverandering wordt mede<br />
beïnvloed door arrangementen: bezit van leaseauto, parkeervergunning, kortingkaart,<br />
autodeelabonnement, enzovoort.<br />
De opkomst van de mobiliteitsmarkt past in de verschuiving van een economie gebaseerd op<br />
producten naar een die gebaseerd is op diensten. De transitie is van groot belang om tot een meer<br />
duurzame samenleving te komen 2)<br />
… Vergen andere typen beoordeling<br />
Als een overheid investeert in een betere bereikbaarheid zijn vooral de maatschappelijke<br />
kosten en baten van een dergelijk investering interessant. De weg levert direct<br />
geen inkomsten op maar wel reistijdwinst en soms overlast voor de omgeving. De<br />
laatste twee effecten staan centraal in de mkba. De mkba biedt een kader om deze<br />
maatschappelijke kosten en baten (externe effecten) te waarderen en te relateren aan<br />
de projectkosten. Zo is het mogelijk een oordeel te krijgen over de huidige situatie<br />
en de noodzaak van deze investering. Nationaal is een beoordelingskader opgesteld<br />
(OEI) om te garanderen dat de waardering iedere keer op dezelfde manier plaatsvindt.<br />
Zo worden de projecten en hun resultaten onderling vergelijkbaar.<br />
De mkba in zijn huidige vorm is niet voldoende om projecten op het gebied van<br />
mobiliteit en parkeren te beoordelen. Het huidige beoordelingskader biedt geen<br />
standaarden om goed om te gaan met de speciale effecten die verbonden zijn aan dit<br />
soort projecten 3) . De maatschappelijke effecten gaan verder dan een betere doorstroming<br />
of minder overlast vanwege het autoverkeer. De noodzaak om mobiliteitspro-<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
2)<br />
Voor een overzicht van deze transitie naar duurzaamheid, zie onder andere ‘Terra Reversa – de transitie<br />
naar rechtvaardige duurzaamheid. Peter Tom Jones & Vicky de Meyere (EPO 2009).<br />
3)<br />
Recentelijk heeft Decisio in opdracht van IenM de maatschappelijke effecten van het gebruik van de fiets<br />
nader onderzocht. Dit onderzoek heeft nog niet geleid tot aangepaste richtlijnen.<br />
14 Verkenner mobiliteitseffecten
jecten gedegen vooraf te beoordelen is ook niet altijd aanwezig. De investeringen zijn<br />
immers veel geringer dan bij een verbrede weg, een nieuwe spoorbaan of een verdiept<br />
kanaal.<br />
De <strong>VME</strong> biedt een alternatief beoordelingskader. Hierin spelen de maatschappelijke<br />
kosten en baten nog steeds een grote rol en is meer rekening gehouden met de speciale<br />
kenmerken van dit soort projecten.<br />
Beoordeling ex ante of ex post<br />
Een project kan op twee momenten worden beoordeeld: ex ante of ex post. Normaliter<br />
valt er pas iets over het succes van het project te zeggen, nadat het is afgerond (ex<br />
post). Op dat moment kunnen we de balans opmaken en de relatie leggen tussen de<br />
resultaten, het projectdoel en de ingezette middelen. Een dergelijke achteraf evaluatie<br />
is kostbaar en is daarom ook niet standaard. Voor de opdrachtgever komen de<br />
resultaten vaak als mosterd na de maaltijd, met als extra risico dat de resultaten ook<br />
niet altijd positief hoeven te zijn.<br />
Een andere manier om projecten te beoordelen is ex ante: nog voordat het project van<br />
start moet gaan. Een dergelijke vorm van beoordelen is nuttig omdat de toekenning<br />
van subsidie en het go / no go besluit ervan af kan hangen. Het projectplan moet de<br />
beoogde resultaten onderbouwen om eventuele twijfel weg te nemen. De onderbouwing<br />
kan plaatsvinden met ervaringscijfers maar ook met logische opstellingen.<br />
In de <strong>VME</strong>-systematiek ligt de nadruk op de ex ante beoordeling.<br />
1.3 Verantwoording<br />
Wijze van totstandkoming<br />
De <strong>VME</strong>-systematiek die we in deze brochure presenteren is tot stand gekomen in<br />
een coproductie van het <strong>KpVV</strong> en Ecorys en in samenspraak met experts en vertegenwoordigers<br />
van verschillende stadsregio’s:<br />
- Friso Metz (<strong>KpVV</strong>)<br />
- Frank Eggen (Stadsregio Arnhem - Nijmegen)<br />
- Anton Ruiter (Stadsregio Rotterdam)<br />
- Gordon de Munck (Rijkswaterstaat)<br />
- Giuliano Mingardo (Erasmus Universiteit)<br />
- Eric Jellema (Haaglanden)<br />
- Martijn Sargentini (Stadsregio Amsterdam)<br />
De systematiek bouwt voort op langer bestaande elementen (MKBA/OEI) maar is in<br />
deze vorm nieuw opgezet. <strong>VME</strong> is nog volop in ontwikkeling.<br />
15 Verkenner mobiliteitseffecten
Begrenzing<br />
Het officiële motto van mobiliteitsmanagement is “het organiseren van slim reizen”.<br />
Een uitgebreidere omschrijving van dit werkveld is te vinden in de <strong>KpVV</strong>- publicatie<br />
met dezelfde naam uit maart 2006:<br />
‘Mobiliteitsmanagement is het organiseren van slim reizen. Aangezien de auto niet<br />
alle problemen kan oplossen, wordt de reiziger geprikkeld alternatieven te gebruiken<br />
als fiets, openbaar vervoer, gebruik van P+R, of telewerken. Eisen en wensen van<br />
mensen die zich verplaatsen staan centraal, en het draait om oplossingen op maat.<br />
Overheden, werkgevers, publiekstrekkers en aanbieders van mobiliteitsdiensten organiseren<br />
samen de voorwaarden waarbinnen reizigers slimme keuzes kunnen maken.’<br />
Onder mobiliteitsmanagement vallen alle maatregelen om – binnen de bestaande<br />
infra – reizigers tevredener te maken en de overlast van automobiliteit voor de maatschappij<br />
te verminderen. De brochure illustreert de mogelijkheden op vier deelgebieden<br />
binnen mobiliteitsmanagement (zie Uitwerking per Maatregel):<br />
1. Marketing en campagnes.<br />
2. Positieve prijsprikkels, zoals rond spitsmijden.<br />
3. Multimodaal vervoer (Park & Ride / Park & Walk), zowel de infra als de organisatie<br />
en communicatie.<br />
4. Parkeren 4)<br />
De begeleidingsgroep heeft de wens uitgesproken om de systematiek ook toe te passen<br />
op de volgende werkvelden:<br />
5. De bijdrage van betere fietsinfra (stallingen, paden).<br />
6. Collectieve vervoersconcepten voor bedrijventerreinen.<br />
7. Stimuleren van slim werken slim reizen bij organisaties.<br />
De <strong>VME</strong>-systematiek is speciaal bedoeld voor projecten met een sterke lokale component<br />
en voor projecten die worden opgezet in samenwerking tussen bedrijfsleven,<br />
belangenorganisaties en serviceproviders. Alle projecten zijn erop gericht om beter in<br />
te spelen op de wensen van de klant (de mobilist).<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
4)<br />
Parkeerbeleid wordt in deze brochure ook meegenomen. Er zijn vele vormen van parkeerbeleid; de<br />
aandacht in deze brochure gaat vooral uit naar de mogelijkheden die de overheid heeft om het parkeren op<br />
straat te reguleren. Parkeerbeleid beoogt met prijsprikkels en soms met het stellen van uitgifteplafonds de<br />
hoeveelheid auto’s in een gebied te verminderen. Parkeerbeleid is in onze opvatting een bijzondere, meer<br />
dwingende vorm van mobiliteitsmanagement.<br />
16 Verkenner mobiliteitseffecten
2 De onderdelen van de <strong>VME</strong><br />
2.1 Hoofdlijnen<br />
De Verkenner Mobiliteitseffecten(<strong>VME</strong>) is gebaseerd op de gedachte dat je mobiliteitsprojecten<br />
alleen kunt begrijpen als je de maatschappelijke component (‘waarom<br />
steken we daar als overheid geld in?”) los beoordeelt van de afwegingen die partners<br />
moeten maken (‘what’s in it for me?”) en de afwegingen die individuen moeten maken<br />
(‘waarom zou ik mijn gedrag veranderen?’). De drie componenten zijn even belangrijk.<br />
Ze kennen onderling dwarsverbanden die het mogelijk maken om het project<br />
beter op te zetten en om meer zicht te krijgen op de te behalen effecten.<br />
Het is zeker niet zo dat <strong>VME</strong> een geheel nieuwe systematiek biedt. Al bestaande tools als mkba of<br />
business case worden vrijwel integraal ingepast. <strong>VME</strong> biedt vooral een andere kijk op deze tools.<br />
Deze andere kijk doet recht aan de speciale omstandigheden die gelden voor mobiliteitsprojecten.<br />
Figuur 2<br />
Schema systematiek<br />
Projectdoel<br />
Maatregel / project<br />
Business case € Motivatiebalans € Maatschappelijke effecten<br />
Business Business Business Effecten- Effecten- Directe Indirecte Externe<br />
case SH1 case SH case SH groep 1 groep 2 effecten effecten effecten<br />
Omvang<br />
Omvang<br />
groep 1 groep 2<br />
Kosteneffectiviteit<br />
17 Verkenner mobiliteitseffecten
Hoofdelementen <strong>VME</strong><br />
Het schema zoals weergegeven in figuur 2 bevat de <strong>VME</strong> op hoofdlijnen.<br />
- Bovenaan staat het project, het resultaat dat volgens de initiatiefnemer moet worden<br />
behaald. Idealiter is het doel taakstellend gekozen.<br />
- De maatregel of maatregelen, gegoten in de vorm van een project, zijn aan dat doel<br />
ondergeschikt.<br />
- De maatregelen zijn op drie manieren te benaderen:<br />
> De maatschappelijke effecten vormen meestal het belangrijkste element om de<br />
maatregel op te beoordelen. Als de maatschappelijke effecten zijn te verwaarlozen<br />
is er feitelijk geen reden voor een overheid om geld in het project te steken.<br />
> De belangen van de stakeholders spelen bij parkeren en mobiliteitsmanagement<br />
ook een grote rol. Om die reden vormt de business case de tweede lijn om het<br />
project op te beoordelen.<br />
> Centraal in figuur 2 staat de motivatiebalans, een opzet om per segment van de<br />
doelgroep de mogelijke effecten te bepalen.<br />
- Uiteindelijk zijn al deze lijnen te herleiden tot de kosteneffectiviteit van een maatregel.<br />
Er bestaan echter ook andere methoden voor beoordeling.<br />
De kosteneffectiviteit is het resultaat van de directe en te waarderen baten van het project, gekoppeld<br />
aan de projectkosten. Er zijn soms ook directe financiële projectbaten: inkomsten uit parkeren of uit<br />
de verkoop van kaartjes. Paragraaf 2.5 bevat een overzicht (break even, mca, enzovoort). Op het<br />
moment dat deze baten geheel bij de stakeholders vallen komen ze de kosteneffectiviteit van het<br />
project niet ten goede.<br />
Samenhang en dwarsverbanden<br />
Met deze drie elementen biedt de <strong>VME</strong> meer inzicht in de elkaar versterkende of<br />
afzwakkende dwarsverbanden:<br />
- Als een bedrijf voldoende baten voor zichzelf ziet om het personeel actief te bewegen<br />
meer met de fiets te gaan (business case), neemt de kans op meer fietsers toe<br />
(gedragsverandering). Er worden betere stallingen gebouwd en de reiskostenvergoeding<br />
wordt aangepast. De maatschappelijke baten van het project nemen dan ook<br />
toe.<br />
- Als een bedrijf vrijwel niets kan winnen met mobiliteitsmanagement, is het genegen<br />
enkel de vanuit het project beschikbaar gestelde documentatie door te geven. De<br />
maatregelen leiden dan tot weinig gedragsverandering of maatschappelijke baten.<br />
18 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 3<br />
Schema beoordelingssystematiek<br />
met onderlinge<br />
relaties<br />
Input:<br />
de maatregel(-en)/<br />
het project<br />
Project- Project- Projectkosten(€)<br />
doel baten(€)<br />
Business case Motivatiebalans Maatschappelijke<br />
effecten<br />
Directe Onder- Directe Gewaar- Gewaarfinanciële<br />
steuning gedrags- deerde deerde<br />
baten gedrags- effecten gedrags- andere<br />
effecten effecten effecten<br />
Kosteneffectiviteit<br />
De dwarsverbanden kunnen ook een rol spelen bij de financiële opzet van het project<br />
en dus bij projectoptimalisatie:<br />
- De overheid kan meer geld beschikbaar stellen om onwillige partijen over de streep<br />
te trekken mits de maatschappelijke baten maar groot genoeg zijn (idealiter zijn deze<br />
ook in geld uit te drukken).<br />
- De extra inkomsten voor de exploitant die de deelautoactie of de OV–actie genereren,<br />
zijn af te romen voor een slimmere projectopzet.<br />
In hoofdstuk 3, uitwerkingen per type maatregel, worden deze dwarsverbanden nader<br />
uitgewerkt.<br />
2.2 Projecten<br />
Het project als eenheid<br />
Maatregelen in de sfeer van mobiliteitsmanagement of parkeren zijn veel meer als<br />
project te benaderen dan maatregelen rond infra of benutting. Kan bij een infra<br />
maatregel de technische omschrijving van de ingreep volstaan om de verkeerseffecten<br />
door te rekenen, rond mobiliteit is veel meer informatie nodig. Alleen de nadere<br />
beschrijving van het project biedt de mogelijkheid om te zeggen of het beoogde resultaat<br />
ook haalbaar is. Het gaat om het antwoord op vragen als:<br />
- Wat wordt er precies gedaan?<br />
- Het doel vanuit de overheid, waarom wordt dit project ondersteund?<br />
- Op wie gericht, waar, hoeveel, waarom zouden die meedoen?<br />
19 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 4<br />
Project en projectcontext<br />
Uit: Discussienotitie t.b.v.<br />
Handreiking Sociale Veiligheid<br />
(CVOV / KPMG<br />
febr. 2003)<br />
Figuur 1 geeft een project en haar omgeving schematisch weer. Het blauwe gebied in<br />
het schema is het project zelf. Een project is een afgebakende taak (die heel complex<br />
kan zijn en uit vele deelprojecten kan bestaan) met een doel waarop de projectverantwoordelijke<br />
is af te rekenen: de output. Idealiter is de output in SMART termen geformuleerd.<br />
Als dat niet het geval is kan er moeilijk sprake zijn van een goede beoordeling<br />
van de resultaten. Elk project vergt een hoeveelheid input (menskracht, middelen)<br />
en zal daar al dan niet slim mee omgaan om goede output te krijgen (de throughput).<br />
Naarmate dit beter gebeurt, neemt de efficiency van het project toe: er is minder input<br />
nodig om de gewenste output te halen.<br />
Project (de aanpak)<br />
Efficiency<br />
Doelstellingen Input Throuhput Output Outcome<br />
(kosten,tijd, ‘Ingezette (directe resultaten: (het effect: betere<br />
investeringen) maatregelen’ aantal gebruikers) bereikbaarheid)<br />
Effectiviteit<br />
Een project staat nooit alleen. Haar doelstellingen zijn een concrete uitwerking van<br />
meer algemeen maatschappelijke doelstellingen, bijvoorbeeld het verbeteren van de<br />
leefbaarheid in een regio. De bijdrage van het project aan dit brede kader wordt uitgedrukt<br />
in de outcome, bijvoorbeeld een verbetering van de leefbaarheid of bereikbaarheid<br />
van een gebied. De outcome heeft een directe relatie met het project maar het is<br />
duidelijk dat het project niet alleen op de outcome is af te rekenen. De leefbaarheid in<br />
het gebied kan los van het project op vele manieren verbeteren (of verslechteren); het<br />
isoleren van het projecteffect vergt dan nadere analyse.<br />
De effectiviteit staat voor de mate waarin het project erin slaagt een grotere bijdrage te<br />
leveren aan de gewenste outcome in relatie tot de doelstellingen. De efficiency is een<br />
vorm van kosteneffectiviteit.<br />
Een project met een ´outcome´ doelstelling laat zich moeilijk beoordelen op succes.<br />
Projectdoel en omvang<br />
De eenheid van beoordeling is het project; het project is de specifieke uitwerking van<br />
een bepaalde maatregel. Een project kent een duidelijk projectdoel waarop het is te<br />
beoordelen. Het is denkbaar dat verschillende maatregelen of varianten tot hetzelfde<br />
doel kunnen leiden. De <strong>VME</strong> kan behulpzaam zijn in het proces om dan te komen tot<br />
een optimaal project. De volgorde is dan: eerst vaststellen wat je wilt bereiken en daar<br />
de beste maatregel / project bij zoeken.<br />
20 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 5<br />
Sumo-niveaus voor het<br />
bepalen van de gedragseffecten<br />
Al langer bestaat Sumo om bij projecten gericht op gedragsverandering een duidelijke<br />
relatie te krijgen tussen projectopzet en uiteindelijke resultaat (figuur 3). Voor de<br />
ideale omvang van doelgroep en effect worden de stappen van Sumo in omgekeerde<br />
volgorde bewandeld.<br />
SUMO stap Relevante vraag Bijvoorbeeld<br />
Resultaat<br />
Keuze maatregel en Welk maatregel(-s) is voor opgave Een E-Bike project kan in gebied op draagvlak rekenen,<br />
communicatie het meest geschikt?<br />
is eenvoudig te financieren en draagt onder bepaalde<br />
condities direct bij aan het door de partners gewenste<br />
resultaat.<br />
I Effect Welk effect wil je bereiken? 100 minder auto’s in ochtendspits op invalsweg<br />
bedrijventerrein X<br />
H Gedrag Hoeveel mensen moeten dan hun<br />
gedrag aanpassen?<br />
150 mensen die na afloop van het project op de e-bike<br />
naar het werk gaan (200 die een e-bike aanschaffen)<br />
Gewenst gedrag G Tevredenheid Hoe groot moet de groep zijn die<br />
tevreden van de maatregel gebruik<br />
maakt (dus gedrag handhaaft)?<br />
F Proberen Hoe groot moet de groep zijn die<br />
een maatregel gaat proberen?<br />
E Aanvragen Hoeveel mensen moeten zich dan<br />
aanbieden voor de maatregel?<br />
600 deelnemers aan de actie die zijn tevreden<br />
800 deelnemers testen de e-bike >= 3 dagen/ week uit<br />
en gaan hiermee naar het werk (ipv met de auto)<br />
900 inschrijvingen voor de probeeractie<br />
Aanbod D Tevreden over info Hoeveel mensen zullen tevreden<br />
zijn over de info?<br />
C Interesse in aanbod Hoeveel mensen zullen interesse<br />
hebben in het aanbod?<br />
B Bekend met Wat is de eerste doelgroep die<br />
aanbod<br />
bekend moet zijn?<br />
A Basis<br />
Om welke populatie gaat het in<br />
communicatie eerste instantie?<br />
1800 zijn tevreden over de verstrekte informative<br />
2000 hebben interesse in de informatie<br />
5000 medewerkers zijn bekend met de actie<br />
10.000 medewerkers op het bedrijventerrein wonen op<br />
(e)-fietsafstand van het werk maar gebruiken de auto<br />
om naar het werk te komen<br />
- Hoe groot moet de groep zijn met ‘ander gedrag’ om van een acceptabel effect te<br />
kunnen spreken? Dit is de groep waar je uiteindelijk op uit wilt komen (H en I).<br />
- Welke groepen zouden het meest tevreden kunnen zijn over het aanbod? Hoe groot<br />
is die groep en met welk percentage afvallers krijg je te maken? Stel dan de gewenste<br />
doelgroep G vast.<br />
- Welke groepen zouden willen aanvragen of proberen? Welk gedeelte valt dan af? Stel<br />
de minimale omvang vast van de groep ‘aanvragers’ (E).<br />
- Op welke groepen en in welke mate moet je de communicatie richten om een groep<br />
over te houden die tevreden is over die informatie? Dit is de groep waar je mee begint.<br />
21 Verkenner mobiliteitseffecten
Het meer praktische doel van een project is idealiter in Smart termen geformuleerd<br />
(figuur 6). Bij het bepalen van het uiteindelijke doel zal men accepteren dat soms<br />
ingewikkelde ex post evaluaties noodzakelijk zijn, omdat ook externe effecten in het<br />
resultaat doorwegen.<br />
Figuur 6<br />
De SMART eisen aan<br />
projectdoelen<br />
B Bezieling Op de betrokkenen afgestemd<br />
S Specifiek Voor deze situatie, periode<br />
M Meetbaar Toetsbaar in kwantiteit of kwaliteit<br />
A Acceptabel Ethisch, veilig, in lijn, politiek<br />
R Realiseerbaar Uitdagend maar haalbaar<br />
T Tijdgebonden Een tijdpad uit te zetten<br />
O Output In relatie tot inspanningen<br />
Aandachtspunten bij projectdoelen<br />
We onderscheiden de volgende aandachtspunten bij projectdoelen:<br />
- Als het projectdoel is omschreven als een percentage moet het duidelijk zijn ten<br />
opzichte van welke groep dit percentage is genomen: de bevolking van de regio, de<br />
groep waarop het project zich richt of het segment waar de grootste resultaten worden<br />
verwacht.<br />
- Door de mogelijke baten van stakeholders en maatschappij naast elkaar te zetten<br />
wordt het mogelijk meer duidelijkheid te krijgen over wat het project precies te weeg<br />
zal brengen. De overheid kan dan beslissen of ze het project wil subsidiëren en stakeholders<br />
of ze willen participeren.<br />
- Stakeholders kunnen geheel andere doelen nastreven dan het projectdoel. Dit hoeft<br />
zeker niet schadelijk te zijn. Er is niets op tegen als het participerend busbedrijf in het<br />
project gericht op duurzaamheid alleen als doel heeft zoveel mogelijk buskilometers<br />
te verkopen. Of het deelnemend attractiepunt om meer bezoekers te trekken. Zolang<br />
het om aanvullende doelen gaat en ze de hoofddoelstelling niet in de weg zitten is het<br />
aan te bevelen deze nevendoelen ook zelfstandig te behandelen; dit kan in de business<br />
case.<br />
Case: een bedrijvenbus in Duiven<br />
Op het bedrijventerrein in Duiven rond IKEA waren ondernemers boos over het verdwijnen van een<br />
goede busverbinding. De Stadsregio Arnhem-Nijmegen is toen gaan bekijken wat de bus kon opleveren.<br />
Het was de bedoeling dat de bus niet alleen bezoekers moest vervoeren, maar vooral ook woonwerkverkeer<br />
in de spits. Er viel daarom iets te zeggen over de bijdrage van de bus aan de congestie<br />
in het gebied; bij een voldoende reductie van het spitsverkeer lijkt het zelfs mogelijk dat de overheid<br />
kan afzien van een dure rotonde. Voor de overheid was het daarom belangrijk dat de bus in de spits<br />
voldoende mensen uit de auto haalde. Overheid en bedrijven kozen voor een formule die bedrijven<br />
partner maakte in de nieuw op te zetten busverbinding, maar op een dergelijk wijze dat de bus regulier<br />
OV werd bij gebleken succes. Inmiddels is dat ook gelukt.<br />
22 Verkenner mobiliteitseffecten
Projectbaten en kosten<br />
Anders dan een nieuwe weg levert mobiliteitsmanagement en zeker parkeerbeleid<br />
soms directe financiële baten op:<br />
- De inkomsten uit projectgebonden dienstverlening (verkoop abonnementen of<br />
kaartjes).<br />
- De inkomsten uit betaald parkeren of de afgifte van vergunningen.<br />
De projectkosten bestaan standaard uit twee delen:<br />
- De vaste kosten (overhead, organisatie) die relatief onafhankelijk zijn van de omvang.<br />
- De variabele kosten die meebewegen met de omvang van het project, bijvoorbeeld<br />
het benaderen van de doelgroep.<br />
Afhankelijk van het type project zal de verhouding tussen beide posten wisselen en is<br />
er meer ruimte om te spelen.<br />
Er is nog een andere manier om naar projectkosten te kijken. Deze legt een link met<br />
de wijze waarop het project is georganiseerd en is dus voor mobiliteitsmanagement<br />
bij uitstek relevant:<br />
- De eigen kosten van de stakeholder (eigen uren, eigen middelen).<br />
- De out of pocket kosten van de stakeholder waar hij verantwoording voor neemt<br />
maar waar de uitvoering bij derden ligt.<br />
- De pro Deo bijdragen van stakeholders voor acties waar binnen het project wel op<br />
wordt gerekend maar die niet financieel worden verrekend.<br />
Programma’s en projecten<br />
Projecten op het gebied van mobiliteit maken vaak op nationaal of regionaal niveau<br />
onderdeel uit van een breder programma. De samenhang tussen de projecten in een<br />
programma kan groot of minder groot zijn. Meestal delen ze wel een gemeenschappelijke<br />
doelstelling op outcome niveau. Net zo vaak worden de projecten binnen een<br />
programma afzonderlijk beoordeeld en uitgevoerd. Dit is ook de praktijk waar de<br />
<strong>VME</strong>-systematiek op inspeelt.<br />
De relatie tussen projecten en bredere programma’s is vaak die tussen opdrachtgever<br />
en opdrachtnemer. De projectmanager (met zijn project en projectdoel) krijgt<br />
opdracht van de programmadirectie die is af te rekenen op een meer maatschappelijk<br />
doel. Figuur 7 vat de relatie samen tussen projectdoelen en maatschappelijke doelen<br />
en het niveau waarop beide typen doelstellingen idealiter zijn te definiëren.<br />
Figuur 7<br />
Relatie tussen typen doelstellingen<br />
Opdrachtgever<br />
Maatscappelijk doel<br />
Niveau Outcome<br />
(“Minder voertuigverliesuren”)<br />
Opdrachtnemer<br />
Projectdoel<br />
Niveau Input / Output<br />
(“Benaderde bedrijven /<br />
genomen maatregelen”)<br />
23 Verkenner mobiliteitseffecten
24 Verkenner mobiliteitseffecten
3 De motivatiebalans: segmentatie t. b. v. gedragseffecten<br />
Projecten mobiliteitsmanagement draaien om het gedragseffect: zoveel minder automobilisten,<br />
zoveel minder spitsmijdingen of zoveel meer fietsers. De gedragseffecten<br />
bij mobiliteitsmanagement zijn ingrijpend. Mensen moeten hun gewoontegedrag opgeven<br />
en dingen gaan uitproberen die onbekend, impopulair of sociaal niet aantrekkelijk<br />
lijken. De noodzakelijke gedragsverandering gaat veel verder dan het uitproberen<br />
van een nieuwe snelweg voor een snellere reistijd.<br />
In de <strong>VME</strong> staat daarom de motivatiebalans centraal: het totaal van prikkels van een<br />
bepaald segment tegenover het totaal van drempels of praktische belemmeringen die<br />
uitmaken of iemand al dan niet van gedrag gaat veranderen.<br />
3.1 Segmentatie bij effectbepaling en projectoptimalisatie<br />
De motivatiebalans zal per segment anders uitpakken. Bij een project spitsmijden<br />
is de motivatiebalans voor de frequente spitsrijder positiever dan bij de sporadische<br />
spitsrijder; de eerste wordt er immers financieel veel beter van. Bij mensen die net<br />
verhuisd zijn is meer te bereiken dan bij mensen die vast zitten in hun gewoontegedrag.<br />
Het effect van de maatregel zal daarom verschillen, afhankelijk van de motivatiebalans<br />
per segment. De inschatting van het effect per segment blijft dan nog<br />
steeds een ‘educated guess’ en wordt in belangrijke mate bepaald door de context en<br />
de precieze projectopzet.<br />
Als de maatregel bestaat uit het maken van afspraken met een evenementenorganisator<br />
om voortaan buiten de spits te beginnen zal het effect voor het segment ‘evenementbezoekers’<br />
vrijwel 100% zijn; voor andere groepen autorijders 0%<br />
De uitwerking per type maatregel in hoofdstuk 3 bevat resultaten van evaluatiestudies.<br />
Deze bieden een goede basis voor de ‘educated guess’. Het is bij deze effectstudies<br />
echter niet altijd duidelijk op welke doelgroep de percentages zijn behaald of wat<br />
precies de relatie met het project is geweest.<br />
Het effect van de maatregel zal ook verschillen omdat het ene segment veel groter is<br />
dan het andere. Een segment waar het effect in percentage gering is (bijvoorbeeld de<br />
niet frequente filerijders uit het voorbeeld) zal dit door omvang kunnen compenseren.<br />
Andersom: hoe kleiner (en homogener) het segment, hoe meer met zekerheid valt te<br />
zeggen over het effect. In verband met project efficiency is het aan te bevelen om te<br />
mikken op kleinere groepen met een grote kans op een positief effect, zoals de evenementenbezoekers<br />
die buiten de spits kunnen reizen. Omdat de groep zoveel kleiner is<br />
kunnen we besparen op de variabele kosten van het project.<br />
25 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 8<br />
Uitwerking per segment<br />
van drie projectstrategieën<br />
(indicatief)<br />
1000 mensen,<br />
2% effect = 20<br />
250 mensen,<br />
10% effect = 25 100 mensen,<br />
15% effect = 15<br />
Je kan een maatregel richten op een grote populatie (1.000), het effect zal in procenten beperkt zijn<br />
maar in aantallen redelijk (20). Naarmate je meer weet van de doelgroep wordt het effect groter (250)<br />
met minder inspanningen (slechts 250 mensen).<br />
Het principe dat figuur 8 illustreert maakt het mogelijk bij de projectopzet meerdere<br />
strategieën te overwegen:<br />
- De hele doelgroep mee: het percentage effect is beperkt, de aantallen groot.<br />
- Er wordt alleen gemikt op het segment waar de grootste effecten zijn te halen; de<br />
percentages zijn dan hoog (het donkerblauwe gebied).<br />
- Er wordt gekozen voor een tussenweg: redelijke aantallen en een redelijk te verwachten<br />
effect. In bovenstaand voorbeeld valt dit toevallig het beste uit.<br />
Uiteindelijk omvat de afweging niet alleen effect en impact, maar vooral ook kosteneffectiviteit:<br />
hoe groter de populatie des te hoger meestal de kosten. De variant met een<br />
zeer klein aantal mensen en een hoog effect scoort dan beter.<br />
3.2 Gedragsverandering door prikkels<br />
Elke maatregel gericht op gedragsverandering werkt met een bepaald soort prikkels.<br />
Sommige mensen reageren op die prikkels, anderen leggen het naast zich neer. Bij<br />
mobiliteitsprojecten verschillen de prikkels sterk van karakter. Sommigen zijn dwingend,<br />
andere meer vrijblijvend. Naarmate ze meer vrijblijvend zijn is er minder met<br />
zekerheid te zeggen over het effect. Enkele voorbeelden van prikkels:<br />
Een aantrekkelijk, eenmalig aanbod<br />
Soms bestaat de maatregel uit het eenmalig onder de aandacht brengen van een<br />
idealere vorm van mobiliteit of gewenst gedrag. Dit kan mensen tot andere gedachten<br />
en ander gedrag brengen. Over de lange termijn effecten is echter niet veel met zekerheid<br />
te zeggen.<br />
26 Verkenner mobiliteitseffecten
Een aantrekkelijk, gebonden aanbod<br />
Meer over de lange termijn effecten valt te zeggen als mensen met een gebonden<br />
aanbod worden geconfronteerd, bijvoorbeeld een mobiliteitsbudget, een abonnement<br />
voor OV-fiets of autodelen of een business card. Gezien de belangen die dan spelen<br />
bestaat er meer kans dat de effecten blijvend optreden en dat de effecten eenvoudig<br />
te volgen blijven.<br />
Prijsprikkels<br />
Betaald parkeren of spitsmijden werkt met prijsprikkels. Mensen passen hun gedrag<br />
aan om geld te besparen of te verdienen. In het algemeen wordt dit als een vrij krachtige<br />
prikkel gezien. Vanuit de economische theorie is informatie beschikbaar over<br />
kruiselasticiteiten om de optredende gedragsverandering redelijk te voorspellen (“<br />
wat gebeurt er met het OV-gebruik als ik de auto zoveel duurder maak?”).<br />
Sturing of dwang<br />
Sommige parkeermaatregelen dwingen een bepaald gedrag af, bijvoorbeeld een plafond<br />
aan het aantal vergunningen. Een zeer sturend effect gaat ook uit van maatregelen<br />
die door stakeholders worden opgelegd: bijvoorbeeld een vierdaagse werkweek<br />
met langere dagen (20% reductie verzekerd!) of een andere begintijd van een evenement<br />
of een rooster voor een ploegendienst (100% reductie mogelijk!).<br />
De Amerikaanse psycholoog Cialdini heeft zes principes geformuleerd op basis waarvan<br />
gedragsverandering tot stand kan komen 5) :<br />
1. Sociaal bewijs: mensen volgen hun voorbeeldgroep.<br />
2. Autoriteit: mensen volgen deskundigen of andere autoriteiten.<br />
3. Commitment: mensen houden zich aan een toezegging.<br />
4. Sympathie: mensen die we aardig vinden krijgen meer bij ons gedaan.<br />
5. Schaarste: als iets zeldzaam is, is het begerenswaardiger.<br />
6. Wederkerigheid: als jij iets voor mij doet doe ik iets terug.<br />
3.3 Voorbeelden van segmentatie<br />
Een pragmatische segmentatie voor gedragsverandering is de volgende 6) :<br />
Verstokte automobilist<br />
Hij of zij neemt voor alle typen verplaatsingen automatisch de auto. Soms kan dat<br />
ook niet anders, bijvoorbeeld als het om een huis ver van stad of OV gaat. Het zal<br />
veel aandacht vergen deze autoreiziger tot ander gedrag te brengen. Er is sprake van<br />
typisch gewoontegedrag en men heeft minder toegang tot alternatieven (geen OVchipkaart,<br />
wonend ver van de halte).<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
5)<br />
In: Gedrag in beleid - Met psychologie en gedragseconomie het mobiliteitsbeleid versterken; KIM<br />
juli 2011<br />
6)<br />
Zie ook: De 9 stappen van Gerard Tertoolen<br />
(zie http://kpvv-reisgedrag.blogspot.nl/2012/08/de-menselijke-maat-van.html)<br />
27 Verkenner mobiliteitseffecten
Net-niet reiziger<br />
Een klein zetje is voldoende om hem of haar tot een ander gedrag te brengen: een<br />
aantrekkelijk aanbod, een nieuw helder inzicht, een betere mogelijkheid. Deze netniet-anders<br />
reiziger staat open en vormt de ideale doelgroep voor een project gericht<br />
op gedragsverandering. Een probleem is nog wel hoe dit segment vooraf voldoende is<br />
af te bakenen.<br />
Keuzereiziger<br />
De keuzereiziger laat zich bij zijn of haar vervoerskeuze al leiden door vrij rationele<br />
elementen. De projecten kunnen daar direct en vrij praktisch op ingrijpen.<br />
Niet-automobilist<br />
Deze vormt geen logische doelgroep voor een project gericht op gedragsverandering.<br />
Aan de andere kant is het van groot belang dat ook deze groep gehoord wordt<br />
en positieve signalen ervaart. Een groot deel van de niet-automobilisten zijn dat niet<br />
vrijwillig. Zij zullen zodra ze de kans krijgen (een rijbewijs) overstappen op de auto.<br />
3.4 Aandachtspunten<br />
- Hoe beter de selectie, hoe lager de kosten en hoe beter de kosteneffectiviteit.<br />
- Hoe gerichter de doelgroep, des te groter het directe effect maar hoe kleiner het<br />
effect op de mobiliteit als geheel.<br />
28 Verkenner mobiliteitseffecten
4 De business case: de belangen van de stakeholders<br />
De business case is de gangbare methode om vast te stellen of de investering de<br />
moeite waard is. De <strong>VME</strong>-systematiek gebruikt de business case ook in die betekenis,<br />
met als enige verschil dat ‘investering’ ruim wordt gezien: in geld, in tijd, in moeite,<br />
in te overwinnen weerstand, in bijdrage aan de missie, enzovoort. De business case is<br />
binnen de <strong>VME</strong> niet alleen financieel, al zijn veel van de andere elementen uiteindelijk<br />
weer in geld te waarderen. In essentie draait de business case om het bepalen van de<br />
win-win per stakeholder.<br />
Figuur 9<br />
Schematische weergave<br />
van de typische baten en<br />
lasten voor een stakeholder<br />
Business case<br />
Lasten<br />
Baten<br />
Directe kosten eenmalig (tijd, geld)<br />
Directe baten eenmalig (geld)<br />
Terugkerende kosten onderhoud / beheer / inzet Jaarlijkse terugkerende baten (financieel)<br />
Indirecte kosten (opportunity costs) Indirecte baten (goodwill, missie, tevredenheid, ...)<br />
4.1 Business case en projectopzet<br />
Het beoordelen van de business case in relatie tot het project leidt tot situaties met<br />
mogelijke consequenties voor opzet en resultaten van de maatregel. Als een organisatie<br />
sterk te lijden heeft van de maatregel zal hij het project niet zo snel steunen en<br />
eerder gaan dwarsliggen. Meestal komt dat de resultaten niet ten goede (al zijn er ook<br />
uitzonderingen: bij sterk regulerende maatregelen als parkeren is het moeilijk iedereen<br />
te vriend te houden maar zal desondanks veel resultaat worden gehaald).<br />
Als een organisatie veel profiteert van de maatregel zal hij de baten in eerste instantie<br />
zelf willen houden. Interessanter wordt het als de baten voor de organisatie toenemen<br />
bij een beter resultaat van het bedrijf: een deelauto-organisatie zal dan zelf de nodige<br />
extra inspanningen willen leveren. Dit zal meer mensen aanzetten tot gedragsverandering,<br />
wat het resultaat weer ten goede komt. De business case biedt in deze gevallen<br />
een basis om vast te stellen of van de organisatie een meer directe bijdrage aan<br />
projectopzet of financiering kan worden gevraagd.<br />
4.2 Stakeholders en de wijze van beoordeling<br />
Rond mobiliteitsmanagement zijn vijf typen stakeholders aan te wijzen met elk een<br />
ander type business case in relatie tot een maatregel.<br />
Aanbieders van mobiliteitsdiensten (serviceproviders)<br />
De opkomst van de mobiliteitsmarkt is de motor achter het succes van mobiliteitsmanagement:<br />
businesskaarten, OV-fiets, autodelen, fietsprojecten, enzovoort. Vanuit<br />
de theorie rond transitiemanagement is bekend dat de overgang van producten naar<br />
29 Verkenner mobiliteitseffecten
diensten (de deelauto in plaats van het autoproduct) een noodzakelijke stap is richting<br />
duurzaam vervoer 7) . Er zijn op dit gebied veel ontwikkelingen te verwachten. De<br />
mate van marktwerking is per deelsegment overigens verschillend: van vrij beperkt bij<br />
openbaar vervoer (OV-bedrijven worden niet altijd beter van extra reizigers) tot zeer<br />
ver (OV-fiets – overheidsbemoeienis minimaal).<br />
Werkgevers<br />
De werkgevers vormen traditioneel de meest voorkomende stakeholder bij mobiliteitsmanagement<br />
. Over hun enthousiasme of desinteresse voor medewerking is al<br />
veel gezegd en geschreven. Een succesvolle inzet van de werkgevers wordt niet alleen<br />
door de financiële overwegingen bepaald, maar wel altijd door duidelijke belangen:<br />
tevredenheid medewerkers en klanten, bijdrage aan doelstellingen maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemen (MVO), bijdrage aan bedrijfsvoering, enzovoort.<br />
Als de gevraagde bijdrage per stakeholder hoog is en vooral het maatschappelijk<br />
belang ten goede komt, krijgt het project te maken met potentiële free riders. Anderen<br />
kunnen profiteren van de bereidheid bij de initiatiefnemers om een inspanning te<br />
leveren.<br />
Publiekstrekkers<br />
Grote winkelcentra, attractieparken maar ook hogescholen en ziekenhuizen zijn op<br />
een directe manier afhankelijk van een goede bereikbaarheid. Zolang bezoekers met<br />
plezier komen is er niets aan de hand. Publiekstrekkers zullen daarom eerder ingrijpen<br />
als er knelpunten rond mobiliteit en bereikbaarheid ontstaan. Ze vertalen een<br />
project eerder in een reële business case.<br />
Belangenorganisaties<br />
Een interessante partij bij mobiliteitsmanagement vormen de belangenorganisaties:<br />
Bewonersorganisaties, Natuur en Milieu, Rover, ANWB, Vexpan en vele anderen. Zij<br />
profileren zich op een duidelijk thema en hun inzet kan het effect van sommige acties<br />
aanzienlijk versterken: door de inbreng van kennis, door het verlenen van toegang tot<br />
de doelgroep, door de ondersteuning bij de communicatie.<br />
Overheden (voor zover ze niet in de projectorganisatie zitten)<br />
Een overheid initieert meestal een project rond mobiliteit, maar kent daarnaast ook<br />
vele andere geledingen met elk een eigen business case: andere afdelingen, de andere<br />
gemeente, de hogere overheid of de overheid als dienstverlener (Rijkswaterstaat,<br />
Parkeerbeheer, Politie). Voor zover deze partijen voor het project relevant zijn, is het<br />
zinvol op voorhand hun business case uit te werken om daar bij de projectopzet rekening<br />
mee te houden. Dit voorkomt verrassingen later.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
7)<br />
Terrea Reversa: de transitie naar rechtvaardige duurzaamheid; Peter Tom Jones en Vicky de Meyere;<br />
EPO (2010)<br />
30 Verkenner mobiliteitseffecten
4.3 Beoordelingscriteria business case<br />
De business case maakt het mogelijk om uiteindelijk tot een oordeel te komen of de<br />
investering in geld of moeite voor de betreffende stakeholder de moeite waard is.<br />
Financiële technieken die daarvoor gebruikt worden:<br />
- Directe winst (over 1 jaar, over 5 jaar) van een projectbijdrage.<br />
- Terugverdientijd van een deelname aan een project.<br />
- Return on investment.<br />
In de <strong>VME</strong>-systematiek spelen ook de zachte lasten en baten een belangrijke rol. In<br />
een eindbeoordeling kunnen die bijvoorbeeld worden meegenomen in een multi criteria<br />
analyse (zie 5 Eindbalans).<br />
31 Verkenner mobiliteitseffecten
32 Verkenner mobiliteitseffecten
5 De maatschappelijke effecten<br />
De maatschappelijke effecten van een maatregel vormen de directe reden om daar<br />
als maatschappij (als overheid) in te investeren. Idealiter zijn de maatschappelijke<br />
baten hoger dan de kosten (vanuit de overheid).<br />
Bij de ‘maatschappelijke effecten’ wordt normaliter gekeken naar zowel de maatschappelijke baten<br />
als de maatschappelijke kosten (zoals de hinder die een nieuwe weg of spoorlijn oplevert). In het<br />
geval van mobiliteitsmanagement leiden maatregelen in de regel vooral tot baten; de kosten zijn<br />
vooral de projectkosten.<br />
5.1 Waarderen van maatschappelijke effecten<br />
Positieve en negatieve effecten<br />
De maatschappelijke effecten van een maatregel kunnen positief of negatief zijn en<br />
op vele terreinen optreden:<br />
- snellere of langzamere reistijden;<br />
- een hogere of lagere belasting van het milieu;<br />
- sociale veiligheid: een belangrijke voorwaarde voor OV- en fietsgebruik;<br />
- gezondheid: als gevolg van fietsen;<br />
- economische groei: beter functionerende bedrijven en meer serviceproviders.<br />
- (en wellicht veel meer).<br />
Een kenmerk van veel maatschappelijke effecten is dat ze niet op de markt worden afgerekend.<br />
De autorijder betaalt niet direct voor de overlast die hij of zij veroorzaakt en<br />
elke minuut reistijdwinst levert hem niet direct geld op. Door de effecten te waarderen<br />
kunnen we de maatschappelijke effecten toch meenemen in de beslissing en kunnen<br />
we ze tegenover de kosten van de maatregel zetten. Er wordt een marktprijs verbonden<br />
aan iets dat geen marktprijs heeft. Voor mobiliteit speelt de waardering van de<br />
reistijd per motief in die berekening een centrale rol.<br />
Er bestaat nog geen speciale methode om de effecten specifiek van mobiliteitsprojectente<br />
waarderen. Bij investeringen rond nieuwe infra of benutten wordt gebruikgemaakt<br />
van een standaard set aan waarderingsmethoden. Dit maakt de projecten<br />
onderling vergelijkbaar (OEI). Mobiliteit en parkeren zijn nog niet zo ver, al is recentelijk<br />
een belangrijke aanzet gegeven voor de fiets 8) .<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
8)<br />
Recentelijk heeft Decisio in opdracht van IenM de maatschappelijke effecten van het gebruik van de fiets<br />
nader onderzocht. Dit onderzoek heeft nog niet geleid tot aangepaste richtlijnen.<br />
33 Verkenner mobiliteitseffecten
In deze versie van de <strong>VME</strong> concentreren we ons op de maatschappelijke effecten die<br />
normaal ook centraal staan bij projecten op het gebied van verkeer en vervoer: een<br />
betere bereikbaarheid (snellere reistijden) en een betere leefbaarheid (minder autokilometers).<br />
Deze twee aspecten worden in paragraaf 5.2 en 5.3 nader uitgewerkt.<br />
Paragraaf 5.4 gaat in op de maatschappelijke effecten van dit soort projecten die niet<br />
door hogere snelheden of minder autokilometers worden afgedekt.<br />
Maatschappelijke baten verkeer en vervoer<br />
Op het gebied van verkeer en vervoer is er in algemene zin bij de maatschappelijke<br />
effecten onderscheid te maken tussen twee typen (hoofd)baten:<br />
- Waardering van betere bereikbaarheid oftewel de directe baten: kortere reistijden<br />
en minder voertuigverliesuren, maar ook een betrouwbaarder of goedkoper vervoer.<br />
Deze baten hangen samen met een afname in het aantal autokilometers. Maar deze<br />
samenhang verschilt sterk per gebied. Zo is het effect in gebieden zonder congestie<br />
vrijwel nul.<br />
- Waardering van betere (stedelijke) leefbaarheid oftewel de externe baten. Betere leefbaarheid<br />
(minder vervuiling, lawaai, hinder) is een direct gevolg van minder autokilometers<br />
(wat an sich geen baat is!). Dit type baten is groter in de bebouwde kom (waar<br />
veel mensen wonen) dan buiten de bebouwde kom.<br />
Wat is er duurzaam aan snellere reistijden?<br />
Een verbeterde weg is maatschappelijk gezien vaak positief omdat hiermee de congestie verdwijnt en<br />
de weggebruikers minder tijd verliezen. Op termijn lokt deze nieuwe weg vaak extra automobiliteit: de<br />
latente vraag komt los. De congestie komt terug en het positieve effect verdwijnt. Fundamenteel is de<br />
vraag gesteld of de gangbare methode van het toetsen van ‘wegprojecten’ in Nederland niet stelselmatig<br />
leidt tot het opwekken van extra mobiliteitsvraag en daarom niet duurzaam is 9) . Het laatste<br />
woord is hierover nog niet gezegd.<br />
5.2 Waardering van betere bereikbaarheid (betrouwbaarheid en vvu)<br />
Het beoogde effect van veel mobiliteitsprojecten is het verminderen van het autogebruik,<br />
vooral in de spits. De bereikbaarheid is met dit geringer aantal auto’s echter<br />
pas verbeterd als een knelpunt wordt opgelost. Het effect van de maatregel moet, met<br />
andere woorden, gerelateerd worden aan een specifiek knelpunt om op dit onderdeel<br />
te worden gewaardeerd. Bij het beoordelen van projecten uit Beter Benutten is met de<br />
relatie tussen maatregel en fileknelpunt veel ervaring opgedaan.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
9)<br />
Een recent artikel (2012) is: Accessibility is gold, mobility is not: A proposal for the improvement of<br />
transport-related Dutch CBA; António Ferreira, Els Beukers, Marco Te Brömmelstroet, Amsterdam Institute<br />
for Social Science Research (AISSR).<br />
34 Verkenner mobiliteitseffecten
We kunnen de waardering van een verbeterde bereikbaarheid in twee stappen vaststellen:<br />
Stap 1: Bepalen van het geringer aantal autoritten dat is toe te delen aan een knelpunt<br />
Elke maatregel richt zich op een bepaald segment, een bepaald type verkeer. Deze<br />
kenmerken bepalen mede het effect dat gehaald wordt op het verlichten van een<br />
knelpunt. Een fietsproject op een nabijgelegen bedrijventerrein kan een groot succes<br />
hebben maar tot weinig minder auto’s op het knelpunt leiden. Andere projecten<br />
zijn misschien beter te focussen maar kennen minder draagvlak of leiden tot hogere<br />
kosten.<br />
Verkeerskundig gezien is de selected link een methode om per knelpunt inzicht<br />
te krijgen in de relevante stromen.<br />
Factoren die van belang zijn bij de bepaling van het aandeel toe te delen autoritten:<br />
- De oriëntatie of aard van het project: Een project filemijden kan vrijwel geheel op<br />
het knelpunt worden toegesneden, alle autoritten komen het knelpunt ten goede. Een<br />
actie rond scholen is op een geheel ander gebied en doelgroep gericht en zal slechts<br />
indirect kunnen bijdragen aan een specifieke knelpunt.<br />
- De locatie van het project: De meeste projecten mobiliteitsmanagement / parkeren<br />
hebben een duidelijke werkingsplek, daarbuiten zal het effect wegebben. Op grote<br />
afstand is het effect te verwaarlozen.<br />
- De getroffen vervoerrelaties: De meeste fietsprojecten richten zich op korte ritten,<br />
OV-projecten richten zich vaak op een corridor en bij aanpak van een bedrijventerrein<br />
gaat het om HB ritten naar één bestemming met enkele ritten wellicht via het<br />
knelpunt. De keuze van het type maatregel bepaalt de relaties waar op kan worden<br />
ingespeeld.<br />
- De inzittendenfactor: Een maatregel raakt meestal personen, niet auto’s. Als alle 9<br />
alleenrijders voortaan in 3 auto’s gaan carpoolen is de reductie van het aantal auto’s<br />
66% en niet 100%. Juist bij mobiliteitsprojecten moetaltijd van personen naar auto’s<br />
wordengerekend en later weer terug.<br />
Stap 2: Bepalen in hoeverre de maatregel bijdraagt aan het reduceren van het teveel<br />
verkeer op een bepaald knelpunt (de X-factor)<br />
Minder auto’s leidt tot minder congestie leidt tot snellere reistijden en dus grote<br />
baten voor het project. In praktijk is het vrij lastig om van minder auto’s tot snellere<br />
reistijden te komen. Als er in een gebied geen congestie is, lukt dat al niet. In gebieden<br />
waar wel congestie voorkomt gaat het om het overschot aan verkeer tijdens de<br />
spits dat verantwoordelijk is voor de files (het surplus). Het goede nieuws is dat er<br />
vaak maar weinig minder autoverkeer nodig is om veel minder congestie te krijgen.<br />
35 Verkenner mobiliteitseffecten
Om de bijdrage van een maatregel aan het reduceren van de congestie te bepalen,<br />
doorlopen we vier stappen:<br />
1. Bepalen van het overschot aan autoritten (de X-factor 10) ) op knelpunt<br />
2. Bepalen van het totale aantal voertuigverliesuren (vvu’s) op een knelpunt<br />
3. Bepalen van de besparing in voertuigverliesuren op het knelpunt vanwege de maatregel<br />
4. Waardering van de bespaarde voertuigverliesuren vanwege de maatregel<br />
De volgende berekeningen zijn een grove benadering van het aantal VVU’s Deze moeten alleen<br />
gehanteerd worden indien er geen andere gegevens (zoals output van een verkeersmodel) voorhanden<br />
zijn!<br />
1) Allereerst is het nodig vast te stellen wat het overschot aan autoritten is op het knelpunt<br />
(oftwel wat de X-factor is).<br />
Het Transpute rapport dat recentelijk gebruikt is bij het Beter Benutten programma 11)<br />
biedt voor de meeste knelpunten op het HWN inzicht in dat getal. Deze X-factor kan<br />
als basis dienen voor de mate waarin de maatregel kan bijdragen aan het reduceren<br />
van het overschot aan autoritten op een knelpunt.<br />
2) Het totale aantal voertuiverliesuren (VVU) op een bepaald congestiepunt kunnen<br />
(zoals ook voorgesteld in het Beter Benutten programma 12) ) als volgt worden berekend<br />
(het ‘overschot is de ‘x-factor’): y = 0,0008x 2 + 0,6163x (1)<br />
Figuur 10<br />
Het verband tussen het<br />
overschot aan voertuigen<br />
op een knelpunt en de optredende<br />
VVU’s ter plekke<br />
VVU (uren) 6000<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
VVU’s<br />
Poly (VVU’s)<br />
1000<br />
0<br />
Overschot (# voertuigen) 0 500 1000 1500 2000 2500<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
10)<br />
De X-factor is een nieuw geintroduceerde verkeerskundige term voor de hoeveelheid te veel verkeer,<br />
verantwoordelijk voro de vertraging.<br />
11)<br />
Transpute (2011), Overschot verkeersaanbod 2011 X-factor <br />
12)<br />
Expertsessie BB (19 september 2011)<br />
36 Verkenner mobiliteitseffecten
3) Nu we het totale aantal VVU op een knelpunt hebben, kan dit worden gerelateerd<br />
aan de reductie in VVU (ofwel ∆VVU) op een bepaald knelpunt vanwege de betreffende<br />
mobiliteitsmaatregel (afhankelijk van de reductie in autoritten, ∆vraag). Standaard<br />
wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen vraag- en aanbodmaatregelen. Maatregelen<br />
op het gebied van mobiliteitsmanagement zijn in de regel meestal vraagmaatregelen,<br />
dus hier wordt verder mee gerekend. Dat kan met behulp van onderstaande formule 13) :<br />
∆VVU = VVU x<br />
∆vraag<br />
overschot<br />
(2)<br />
4) Deze reductie in voertuigverliesuren (∆VVU) is een winst in tijd en kan dus gewaardeerd<br />
worden met behulp van de tijdswaardering (‘value of time’). Zakenmensen<br />
hebben meer geld over om sneller op de bestemming te zijn dan reizigers met een<br />
sociaal motief. Wanneer de motieven van de gereduceerde autoritten bekend zijn,<br />
kunnen de tijdswaarderingen per motief gebruikt worden. Is deze informatie echter<br />
niet voorhanden, dan kan de gemiddelde tijdswaardering toegepast worden.<br />
Figuur 11 geeft de reistijdwaarderingen weer voor 2020 in het Global Economy scenario.<br />
De value of time (VoT) is uitgedrukt in euro per uur per persoon. De reistijdwaarderingen<br />
voor de overige drie WLO scenario’s en voor andere jaartallen zijn ook terug<br />
te vinden op de site van Rijkswaterstaat 14) .<br />
Figuur 11<br />
Value of time per motief<br />
om voertuigverliesuren te<br />
waarderen in 2020<br />
(Global Economy scenario) Eenheid Woon-werk Zakelijk Overig Gemiddeld Bron<br />
Auto € / uur € 10,44 € 36,17 € 7,21 € 11,67 RWS, 2006<br />
De economische waarde van het aantal gereduceerde voertuigverliesuren is met deze<br />
tijdswaardering eenvoudig te berekenen:<br />
Economische waarde ∆VVU = ∆VVU x VoT (3)<br />
Aangezien het bij mobiliteitsmanagement vaak gaat om een bepaald aantal auto’s<br />
minder op de weg (i.p.v. personen) en er bovendien ook in voorgaande berekeningen<br />
uit wordt gegaan van voertuigverliesuren, moet er rekening worden gehouden met de<br />
bezettingsgraad per auto per motief. Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht<br />
Hierbij is wederom gekozen voor de bezettingsgraad voor 2020 in het Global Economy<br />
scenario. Gegevens over andere scenario’s en jaartallen zijn ook weer terug te<br />
vinden op de site van Rijkswaterstaat 15) .<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
13)<br />
Bij deze formule wordt een lineair verband verondersteld tussen vvu en aantal autoritten. Dit is een vereenvoudiging<br />
van de werkelijkheid, aangezien de werkelijkheid eerder een exponentieel verband benaderd.<br />
14)<br />
http://www.rijkswaterstaat.nl/kenniscentrum/economische_evaluatie/kengetallen<br />
15)<br />
http://www.rijkswaterstaat.nl/kenniscentrum/economische_evaluatie/kengetallen<br />
37 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 12<br />
Schema bezettingsgraden<br />
auto t.b.v. omzetting<br />
‘mensen naar ritten’ in<br />
2020<br />
(Global Economy scenario) Eenheid Woon-werk Zakelijk Overig Bron<br />
Auto personen / auto 1,1 1,1 1,4 RWS, 2006<br />
Om dus te komen tot de totale tijdswinst op een bepaald knelpunt, moet formule (3)<br />
nog vermenigvuldigd worden met de bezettingsgraad:<br />
Economische waarde totale reistijdwinst =<br />
Economische waarde ∆VVU x bezettingsgraad (4)<br />
5.3 Waardering Van Betere Leefbaarheid (Minder Autokilometers)<br />
Het waarderen van de bijdrage aan de leefbaarheid in een gebied is minder complex<br />
dan het waarderen van de betere bereikbaarheid. Input voor de waardering van de<br />
leefbaarheid vormt de reductie in het aantal autokilometers dat met de maatregel kan<br />
worden bereikt. Voor de vervolgstappen is het noodzakelijk rekening te houden met:<br />
- De mate waarin de kilometers binnen of buiten de bebouwde kom worden gereden.<br />
- Het gemiddeld aantal inzittenden per auto (zie A).<br />
- Waardering externe effecten ‘minder autokilometers’<br />
- Maatschappelijke baten (veiligheid, emissies en geluid) van de bespaarde autokilometers<br />
kunnen in financiële termen worden vertaald. De betere leefbaarheid vanwege<br />
mobiliteit kent standaard de volgende drie elementen:<br />
- Verkeersonveiligheid: elke gereden kilometer draagt potentieel bij aan de kans om<br />
door een ongeluk te worden getroffen.<br />
- Emissies: los van de milieubelasting van de auto zelf is de uitstoot gerelateerd aan<br />
het aantal gereden kilometers.<br />
- Geluid: de geluidsoverlast.<br />
Onderstaande tabel geeft de maatschappelijke kosten van verkeersonveiligheid per<br />
gereden autokilometer weer. Een besparing in het aantal autokilometers levert dus<br />
baten in termen van verkeersveiligheid op.<br />
Figuur 13<br />
Schema beoordelingssystematiek<br />
Bron: CE&VU, 2004 /<br />
Ecoris, 2009<br />
Verkeersonveiligheid Eenheid Bibk Bubk<br />
Auto € / voertuigkm €0,06 €0,03<br />
Bus € / voertuigkm €0,25 €0,09<br />
Motorfiets € / voertuigkm €0,06 €0,11<br />
Trein € / voertuigkm €0,85 €0,55<br />
Behalve de bijdrage aan de verkeersveiligheid, levert een reductie van het aantal autokilometers<br />
ook een reductie in emissies op. Deze emissies kunnen vertaald worden<br />
naar geld, zie volgende tabel.<br />
38 Verkenner mobiliteitseffecten
Figuur 14<br />
Schema beoordelingssystematiek<br />
Bron: CE&VU, 2004 /<br />
Ecoris, 2009<br />
Emissies 2020 Eenheid Bibk Bubk<br />
Personenauto € / voertuigkm €0,014 €0,008<br />
Vracht € / voertuigkm €0,087 €0,057<br />
Ten slotte leveren minder gereden autokilometers ook minder geluidsoverlast op. De<br />
reductie in geluidsoverlast is te vertalen in geld (zie onderstaande tabel).<br />
Figuur 15<br />
Waardering geluidsove=<br />
last per type voertuig<br />
Bron: Ecoris, 2009<br />
Geluid Eenheid Bibk Bubk<br />
Personenauto € / voertuigkm €0,014 €0,008<br />
Vracht € / voertuigkm €0,087 €0,057<br />
Het totale externe effect van elke bespaarde autokilometer (personen) binnen de<br />
bebouwde kom is met deze drie componenten te waarderen op € 0,084 en buiten de<br />
bebouwde kom op € 0,039.<br />
5.4 Overige maatschappelijke effecten<br />
Een aantal maatschappelijke effecten is van belang bij projecten op het gebied van<br />
mobiliteitsmanagement en parkeren. Zij zijn echter niet direct tot leefbaarheid of<br />
bereikbaarheid te waarderen. Sommige van deze effecten zitten al wel in een systematiek<br />
als OEI, maar krijgen daar relatief weinig aandacht. Andere zijn geheel nieuw en<br />
kennen – voor zover bekend – geen standaard voor de waardering.<br />
Gezondheidseffecten (vanwege fietsen)<br />
Mobiliteitsmanagement en parkeren leveren een bijdrage aan de gezondheid omdat<br />
er minder vervuilende autokilometers worden gemaakt. Er is echter nog een directer<br />
effect op de gezondheid, namelijk bij de extra fietsers die het gevolg kunnen zijn van<br />
het project. Verschillende studies hebben aangetoond dat fietsen goed is voor de<br />
gezondheid. Dit leidt tot lagere maatschappelijke kosten vanwege ziekte of anderszins.<br />
Andere studies wijzen juist op de negatieve gezondheidseffecten van het fietsen<br />
in drukke, vervuilde steden. Het is niet zo eenvoudig gebleken om de maatschappelijke<br />
kosten en baten van fietsverkeer te benaderen 16) . In landen waar fietsen minder<br />
algemeen is dan in Nederland ligt hier een belangrijke reden om het fietsgebruik te<br />
stimuleren. In Groot-Brittannië zijn de HEAT richtlijnen ontwikkeld om het toegenomen<br />
fietsgebruik op dit onderdeel te waarderen.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
16)<br />
Voor een overzicht van de problemen: ‘Wat levert de fiets op’ in fietsverkeer 29, uitgave van Fietsberaad.<br />
Het artikel is onder meer gebaseerd op een studie van Decisio.<br />
39 Verkenner mobiliteitseffecten
HEAT<br />
In Groot-Brittannië is het mogelijk projecten te beoordelen met HEAT: de Health Economic<br />
Assessment Tool. Fietsprojecten generen grote baten voor de gezondheid die met behulp van HEAT<br />
economisch zijn te waarderen. Andere baten zijn nog niet economisch te waarderen maar zouden bij<br />
de beoordeling een grote rol moeten spelen: klanttevredenheid, verhoogd welzijn, meer tijd voor ontspanning<br />
(trein versus auto), enzovoort. Dit soort aspecten komt aan de orde in het onderdeel Eindbalans.<br />
Extra werktijd of vrije tijd vanwege het gebruik van een andere modaliteit (in de trein)<br />
Veel mensen kiezen voor de auto omdat ze daarmee sneller op de bestemming zijn.<br />
Maar zeker op langere afstanden is er met de trein, ondanks een misschien iets<br />
langere reistijd, veel te winnen: men krijgt de gelegenheid om extra te werken en komt<br />
meer uitgerust op het werk. Deze waardering van extra werktijd is al verwerkt in de<br />
value of time, maar verdient bij mobiliteitsmanagement een aparte uitwerking.<br />
Toegenomen vrije tijd (vanwege thuiswerken of 4 * 10 uur i.p.v. 5 * 8 uur)<br />
Werknemers die niet langer in de file staan winnen zelf vrije tijd. Dit effect neemt<br />
toe als ze thuiswerken of via langere werkdagen nog maar vier dagen i.p.v. vijf dagen<br />
onderweg zijn naar het werk (minder reisdagen bij gelijk werk). De winst bij dit aspect<br />
zit vooral in de kortere reistijden in de week: minder reisdagen en minder filevertraging.<br />
Dit aspect zit al verwerkt in de value of time maar verdient gezien de potentieel<br />
grote omvang bij mobiliteitsmanagement een aparte uitwerking.<br />
Sociale veiligheid<br />
Een belangrijk voorwaarde voor het prettig gebruik van OV en fiets isde sociale veiligheid.<br />
Projecten gericht op het verbeteren van sociale veiligheid trekken indirect meer<br />
passagiers of fietsers maar zijn primair gericht op het verbeteren van de huidige situatie.<br />
Bedrijven in Amsterdam Zuidoost zetten om deze reden soms een pendelbus<br />
in, medewerkers die zeer vroeg of zeer laat aanwezig moeten zijn krijgen bij o.a. het<br />
VUmc alleen vanwege de sociale veiligheid al een parkeerplaats.<br />
Werkervaring en sociale integratie<br />
De mobiliteitsmarkt met zijn nieuwe serviceproviders leveren allerlei nieuwe typen<br />
werk. Het gaat soms om laaggeschoold werk (duurzame taxi’s, pendelbusjes rond<br />
P+R terreinen, fietstaxi’s) waardoor kansen geboden worden aan mensen die moeite<br />
hebben met het normale arbeidsproces. Deze effecten zijn bijzonder waardevol voor<br />
de samenleving. Ze vormen een reden waarom overheden dit soort initiatieven rond<br />
duurzame mobiliteit wil steunen, maar dan uit de meer sociale fondsen.<br />
Leefbaarder, prettiger omgeving (minder rijdende/ geparkeerde auto’s, meer leefruimte)<br />
Vooral parkeerbeleid heeft een groot effect op het aantal auto’s in een gebied. De<br />
foto’s van Nederlandse binnensteden uit de jaren ’70 laten een vele malen voller en<br />
onleefbaarder straatbeeld zien dan nu. De auto’s zijn niet langer massaal aanwezig<br />
op straat, maar staan in garages geparkeerd en ook het aantal rijdende auto’s is in de<br />
40 Verkenner mobiliteitseffecten
innensteden aanzienlijk afgenomen. Dit heeft geleid tot een leefbaarder binnenstad,<br />
meer bezoekers met meestal ook hogere winkelomzetten en hogere vastgoedwaarden<br />
17) . De hogere vastgoedwaarden zijn aantoonbaar, maar nog niet stelselmatig in<br />
verband gebracht met parkeerbeleid en mobiliteitsmaatregelen.<br />
Het gaat om twee typen effect: minder rijdende auto’s in de binnenstad en minder<br />
geparkeerde auto’s op straat. Nederlandse studies over deze onderwerpen zijn<br />
relatief schaars 18) . Potentieel gaat het om grote effecten. Over het andere effect (‘blik<br />
van straat’) en de wijze waarop dit is te waarderen is nog minder bekend (voor zover<br />
bekend). Het gaat om een afname van de visuele hinder maar ook om potentieel<br />
hogere vastgoedwaarden.<br />
Vermijden uitwijkkosten (bedrijven en mensen)<br />
Mobiliteitsmanagement en parkeerbeleid leiden er bij veel bedrijven toe dat deze zich<br />
kunnen handhaven in een autoluwe omgeving. Waren bedrijven voorheen geneigd<br />
om bij de geringste problemen rond autobereikbaarheid uit te wijken naar de randgemeenten,<br />
nu kiezen ze steeds meer voor handhaving of zelfs vestiging in de centrale<br />
steden met vaak strakke kaders aan het autogebruik: het nieuwe hoofdkantoor van<br />
Vodafone naast Amsterdam Centraal telt nul parkeerplaatsen. Het effect van deze<br />
keuzes op de automobiliteit in de regio als geheel lijkt groot net als de relatie met<br />
mobiliteitsmanagement (wellicht niet zo benoemd) groot is. Er is echter nog weinig<br />
onderzoek naar dit soort effecten en de wijze om ze te waarderen.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
17)<br />
Een boeiend feitelijk overzicht van deze ontwikkeling gaf Lars Gemzøe van Gehl Architects uit Denemarken<br />
op de ECOMM 2012 in Frankfurt.<br />
18)<br />
Voor Amsterdam: “De mobiliteit in en rond Amsterdam, een blik in de toekomst vanuit historisch perspectief;<br />
dIVV 2010.<br />
“Effecten van hogere parkeertarieven in Economische effecten Actieplan “Voorrang voor een gezonde<br />
stad”; Ecorys / dIVV Amsterdam 2008.<br />
41 Verkenner mobiliteitseffecten
42 Verkenner mobiliteitseffecten
6 Eindbalans: een goed project?<br />
De <strong>VME</strong>-systematiek bestaat uit een aantal elementen (motivatiebalans, business<br />
case, maatschappelijke effecten) die kunnen worden samengevoegd om zo tot een totaal<br />
oordeel over het project te komen. Er zijn daartoe meerdere technieken beschikbaar,<br />
afhankelijk van het type project en het soort conclusie die dat men wil trekken.<br />
6.1 Beoordelingsmethoden<br />
Er zijn meerdere methoden om de effecten van een project te beoordelen. De keuze<br />
voor een methode zal afhangen van het project zelf en het doel van het project. Het<br />
volgende lijstje geeft een overzicht.<br />
Break even methoden<br />
Break-even methode: De minimaal te realiseren baten om de kosten van het project<br />
terug te verdienen. Voor mobiliteitsprojecten met een sterke business case is dit een<br />
goed bruikbare methode. Het is minder gebruikelijk om bij de baten ook de maatschappelijke<br />
baten mee te nemen.<br />
Maatschappelijk break even point: De minimaal te halen maatschappelijke baten om de<br />
projectkosten goed te maken. Deze methode is aan te bevelen bij de meeste mobiliteitsprojecten.<br />
Het resultaat van deze methode zal aantonen dat slechts weinig effect<br />
nodig is om de meestal geringe kosten van mobiliteitsmaatregelen goed te maken.<br />
Financiële methoden<br />
De terugverdientijd van een project: De periode die nodig is om de investeringskosten van<br />
het project terug te verdienen. Deze methode is net als de break even te hanteren bij projecten<br />
met een sterke business case en is minder geschikt voor maatschappelijke baten.<br />
Return of investment: De ROI geeft de ratio tussen inkomsten en investeringskosten<br />
weer. Dit soort methoden zal bij mobiliteitsmanagement minder vaak voorkomen omdat<br />
grote investeringen minder vaak een onderdeel uitmaken van de projectopzet.<br />
Mate van effectiviteit<br />
Kosteneffectiviteit: Het bepalen van de baten per geïnvesteerde euro gerelateerd aan de<br />
doelstellingen. De kosteneffectiviteit is de meest directe maat voor de efficiency van<br />
de projectopzet. De maatschappelijke baten worden meegenomen voor zoverre die<br />
expliciet in de doelstelling waren verwerkt.<br />
Maatschappelijke balans (mkba): Alle kwantificeerbare maatschappelijke effecten van<br />
een project worden meegenomen en de maatschappelijke kosten worden daarbij<br />
afgezet tegen de maatschappelijke baten. Bij deze methode kan wat betreft de baten<br />
“alles uit de kast worden gehaald” mits er geen dubbeltellingen zijn. Van een mkba<br />
is sprake als bepaalde richtlijnen worden gevolgd waardoor de evaluatie van het ene<br />
project vergelijkbaar wordt aan die van een ander project. Voor mobiliteitsmanagement<br />
en parkeren bestaan die richtlijnen nog niet. Daarom is het nog niet mogelijk<br />
voor deze projecten van een mkba te spreken.<br />
43 Verkenner mobiliteitseffecten
Open scores<br />
Multi criteria analyse (mca): de meest gangbare beoordelingswijze van initiatieven en<br />
projecten is de multi criteria analyse. In deze analyse worden de voor het initiatief<br />
relevante criteria voor succes benoemd en van een effectresultaat voorzien. Dat kan<br />
kwantitatief, maar ook kwalitatief. Een belangrijk onderdeel van de mca is de weging<br />
van de verschillende criteria.<br />
6.2 Kostenffectvitieit en projectdoel<br />
Binnen <strong>VME</strong> is als methode de kosteneffectiviteit het verste uitgewerkt 19) . Deze methode<br />
maakt het mogelijk om verschillende aspecten mee te nemen zonder vast te<br />
zitten aan het vaste raamwerk van een mkba. Gerekend vanuit de projectopzet staan<br />
de totale projectkosten tegenover de totale baten zoals die met het project zijn te<br />
halen voor zover ze vallen binnen het projectdoel. De koppeling van het resultaat aan<br />
het doel is een argument te meer om het doel van een mobiliteitsproject zeer bewust<br />
te kiezen.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
19)<br />
De business case is ook een methode om investeringen te kunnen beoordelen maar is in het kader van<br />
<strong>VME</strong> alleen toegepast op de uitwerking per stakeholder.<br />
44 Verkenner mobiliteitseffecten
7 Factsheets: De <strong>VME</strong> per maatregel<br />
De <strong>VME</strong> is bedoeld voor allerlei maatregelen op het gebied van mobiliteit. De uitwerking<br />
zal per type iets anders zijn. In dit hoofdstuk is de <strong>VME</strong> voor een aantal<br />
maatregelen nader uitgewerkt, waarbij we rekening houden met wat bekend is over de<br />
praktijkeffecten.<br />
- Individuele Marketing en campagnes<br />
- Positieve prijsprikkels (spitsmijden)<br />
- Multi modaal vervoer (P+R)<br />
- Parkeerbeleid (betaald parkeren)<br />
7.1 Marketing en campagnes<br />
Marketing en campagnes omvatten een breed scala van projecten als huisbezoeken in<br />
het kader van duurzamer mobiliteit, acties op straat en klantgerichte marketing. Het<br />
doel is steeds de mobilist bewust te maken van zijn mobiliteitsgedrag en om hem<br />
opties voor te leggen om dit gedrag anders vorm te geven.<br />
Marketing (mits goed uitgevoerd en gericht op de juiste doelgroep) kan een effectief<br />
instrument zijn. Door mensen individueel gericht te benaderen is het goed mogelijk<br />
gebleken om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Acties gericht op individuen<br />
kunnen worden ondersteund en versterkt door meer algemene en generieke communicatie:<br />
billboards, artikelen, enzovoort. Idealiter maken de campagnes onderdeel uit<br />
van een langdurig programma gericht op duurzame mobiliteit.<br />
Recente succesvoorbeelden uit het buitenland zijn Lund, Malmö en Nottingham.<br />
Praktijkvoorbeelden<br />
Individuele marketing maakt vaak onderdeel uit van een bredere campagne waar het<br />
moeilijk van is te scheiden. De volgende praktijkvoorbeelden illustreren dit.<br />
Uit: Mobiliteitsmanagement en luchtkwaliteit; CROW 2011<br />
Lund<br />
De Zweedse stad Lund (75.000 inwoners) kent onder de naam LundaMaTs al jarenlang<br />
een mobiliteitsbeleid waarin individuele marketing een grote rol speelt. De acties<br />
zijn gericht op zeer verschillende onderwerpen maar vertonen onderling een grote<br />
samenhang: fietscampagnes, OV-probeeracties, posters, promotie autodelen, keukentafelgesprekken<br />
en veel meer. De inzet is ook geëvalueerd. Een kwart van de inwoners<br />
is sinds 2004 duurzamer gaan reizen.<br />
In Lund was het budget € 400.000,- exclusief weer de vaste staf binnen programma<br />
organisatie. De besparing in autokilometers is uitgerekend op 20 miljoen (op jaarbasis),<br />
terwijl er 4.400 ton CO2 is bepaard. De kosten per gereduceerde kg CO2 is in<br />
Lund berekend op € 0,08. De 20 miljoen bespaarde autokilometers zijn in termen van<br />
45 Verkenner mobiliteitseffecten
verkeersveiligheid, emissies en geluid te waarderen op € 1.320.000 (zie tabellen in<br />
bijlage).<br />
Bron: <strong>KpVV</strong> bericht 95. Utrecht, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, 2010<br />
Nottingham<br />
De Engelse stad Nottingham kent meer dan 250.000 inwoners en had te maken met<br />
een slecht functionerend OV. Een gerichte campagne maakte hier een eind aan. De<br />
gemeente nam het initiatief om rond het OV met alle stakeholders tot een partnerschap<br />
te komen waarin marketing centraal stond. Overal in de stad verschenen posters,<br />
de bussen kregen kenmerkende lijnkleuren en voor verschillende groepen waren<br />
er speciale producten. Groepen bewoners werden individueel benaderd en er was ook<br />
aandacht voor bedrijven en scholen. Het OV-gebruik is sinds de start met 10% gestegen,<br />
waar het daarvoor jaarlijks met 1% afnam.<br />
De resultaten in Nottingham zijn bereikt met een totaal budget van € 308.000,- (excl.<br />
staf van 4 mederwerkers). De baten waren 2 miljoen extra OV-ritten per jaar; tegen<br />
een geschatte gemiddelde ritprijs van € 1,50 zou het om € 3.000.000 extra opbrengsten<br />
gaan. Gesteld dat bij het OV-bedrijf vooral een hogere bezettingsgraad heeft<br />
bereikt staan hier weinig extra kosten tegenover. Deze zijn te beschouwen als de<br />
indirecte financiële baten bij stakeholders, de overige baten zijn voor zover bekend<br />
niet gewaardeerd.<br />
Bron: <strong>KpVV</strong> bericht 66. Rotterdam, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, 2008<br />
Amsterdam<br />
De gemeente Amsterdam voert al vele jaren een beleid dat is gericht op het ontmoedigen<br />
van het autogebruik. De laatste jaren gebeurt dat ook vanuit de aanpak van de<br />
luchtkwaliteit. Parkeren is één van de speerpunten in dat beleid. Bezoekers worden<br />
ontmoedigd met de auto tot in de stad te reizen en bewoners komen in veel gebieden<br />
op een wachtlijst als ze een parkeervergunning willen aanvragen. De resultaten zijn<br />
spectaculair. Geheel tegen de landelijke trend in is het autogebruik in Amsterdam<br />
afgenomen. Ook het autobezit ligt ver onder het landelijke gemiddelde.<br />
Bron: Mobiliteit in en rond Amsterdam. Een blik op de toekomst vanuit een historisch<br />
perspectief, Jeroen Grooten, Fokko Kuit e.a. Amsterdam, Gemeente Amsterdam,<br />
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, 2010<br />
Projectopzet en projectdoel<br />
Het doel van een project individuele marketing is om een gedragsverandering in de<br />
richting van duurzame mobiliteit te bewerkstelligen. Het project past meestal binnen<br />
een bredere aandacht voor ‘sustainable cities’. Ten aanzien van opzet en doel van dit<br />
soort projecten zijn de volgende opmerkingen te maken:<br />
- Een goede selectie van de doelgroep is van grote invloed op de kosteneffectiviteit<br />
van het project. Als de goede mensen kunnen worden benaderd is het eerste succes<br />
al binnen.<br />
- De samenstelling van de doelgroep vormt een belangrijke factor voor de doorwerking<br />
van het projectdoel op minder autogebruik. Het maakt verschil of die volledig uit<br />
automobilisten bestaat of uit een veel meer gemengde populatie of zelfs geheel uit<br />
fietsers. In het laatste geval is het effect op het autogebruik op voorhand nul.<br />
46 Verkenner mobiliteitseffecten
- Het doel van projecten op het gebied van individuele marketing is niet noodzakelijkerwijs<br />
minder autoritten of minder autokilometers. Vaak zal het projectdoel zijn vastgelegd<br />
in termen van ‘meer fietsgebruik’ of, nog pragmatischer: ‘succesvol verrichte<br />
huisbezoeken’.<br />
De motivatiebalans bij marketing en campagnes<br />
De principes die gelden voor de motivatiebalans gelden bij uitstek voor dit type maatregelen:<br />
de keuze van de doelgroepen bepaalt in sterke mate succes en kosten van de<br />
maatregel. Om de goede toon te treffen, de goede boodschap over te brengen en ook<br />
om kosten te besparen in verband met ‘nutteloze campagnes’. Campagnes gericht<br />
op nieuwe bewoners in een wijk zijn anders van opzet en hebben waarschijnlijk een<br />
ander effect dan onder ouderen. Individuele marketing onder gezinnen met kleine<br />
kinderen in een Vinexwijk zal anders zijn dan onder eenpersoonshuishoudens in de<br />
centrale stad. De motivatiebalans maakt het beoogde effect bij beide groepen inzichtelijk.<br />
- Voor de ouderen speelt de toegankelijkheid van vervoermiddelen een grote rol. Ze<br />
zullen het aanbod vooral op dat aspect beoordelen.<br />
- Gezinnen zijn meer gevoelig voor praktische oplossingen die het hen mogelijk<br />
maakt meer op een dag te doen.<br />
- Jongeren in grote steden zijn wellicht meer gemotiveerd door een beter milieu maar<br />
vooral ook lage kosten.<br />
De gedragsveranderingen zijn vooral in het buitenland goed onderzocht. Minder duidelijk<br />
in de gedocumenteerde cases zijn de doelgroepen waar precies op is ingespeeld<br />
en welk effect daar is behaald. De uitwerking die we bieden van de motivatiebalans is<br />
daarom vooral gebaseerd op ‘best guess op basis van wat we wel weten”.<br />
Sumo biedt een goed kader voor de juiste omvang van de doelgroep bij dit soort campagnes. Dit<br />
geldt vooral voor de uitwerking die Sumo heeft gekregen op bladzijde 18.<br />
Een aandachtspunt bij campagnes en marketing vormt ‘de lengte van het gedragseffect’.<br />
De mate waarin mensen hun gedrag handhaven nadat de campagne is afgesloten,<br />
bepaalt het uiteindelijke effect van de maatregel. Het langetermijneffect zal groter zijn:<br />
- Naarmate de mensen tevredener zijn over hun nieuwe gedrag;<br />
- Naarmate de mensen meer gebonden zijn in hun nieuwe gedrag, bijvoorbeeld via<br />
een OV-abonnement, het bezit van een bakfiets of het feit dat ze de auto hebben weggedaan.<br />
Het tweede type ‘borging van het langetermijneffect’ is uitstekend te combineren met<br />
campagnes en verhoogt de geloofwaardigheid van het langetermijneffect.<br />
Speciaal voor marketing projecten zijn de zes factoren van Cialdini die mensen kunnen<br />
bewegen hun gedrag aan te passen (zie bladzijde 23), bijzonder relevant. Ze bieden<br />
een mogelijkheid om de doelgroepen te segmenteren en het effect per segment<br />
beter in te schatten; dit effect zal hoger zijn naarmate voor die groep meer principes<br />
van Cialdini van toepassing zijn en ook in sterkere mate.<br />
47 Verkenner mobiliteitseffecten
Business case voor marketing en campagnes<br />
De maatregelen rond marketing en campagnes hebben soms met een business case<br />
van stakeholders te maken. Dit is bijvoorbeeld het geval als een bepaalde serviceprovider<br />
(OV-bedrijf, autodeelorganisatie, partner voor fietsprojecten, enzovoort) in meer of<br />
mindere mate profiteert van de acties en de effectiviteit van de acties kan versterken.<br />
Campagnes kennen twee basisvormen:<br />
- Volledig opgezet en uitgevoerd in regie van één partij, meestal een overheid.<br />
- Opgezet als coproductie met marktpartijen die direct van de resultaten profiteren.<br />
De meeste praktijkvoorbeelden zijn van het eerste type: de regie volledig bij één partij.<br />
Een stap verder gaat de betrokkenheid in het tweede geval. De dienstverlener participeert<br />
rechtstreeks in het project wat het mogelijk maakt de baten bij zowel initiatiefnemer<br />
als aanbieder nog verder te vergroten. Het is op dit moment zinvol om een<br />
financiële business case te maken om de mogelijkheden transparant te krijgen.<br />
Figuur 16<br />
Belangen en Participatiemogelijkheden<br />
stakeholders<br />
bij campagnes /<br />
marketing<br />
Niet alleen commerciële dienstverleners maar ook andere organisaties krijgen met<br />
een business case meer kwalitatief inzicht in een eventuele participatie in projecten<br />
individuele marketing; te denken valt aan belangenorganisaties die vanuit hun missie<br />
het project kunnen ondersteunen. Het volgende schema is samengesteld op basis<br />
van opgedane ervaringen en verduidelijkt per type stakeholder de aspecten van belang<br />
voor de business case.<br />
Stakeholders Voorbeelden Directbelang Bisiness case Opmerking<br />
Aanbieders vervoerdiensten<br />
ov-bedrijven, ovfiets, autodeelorganisaties,<br />
reisdiensten<br />
(businesskaart), fietsstimuleringsbedrijven,<br />
enzovoort<br />
Commercieel (hogere afname<br />
dienst, meer omzet)<br />
Positief tot negatief<br />
(financieel)<br />
Risico op: -Kannibalisme: alle<br />
ov-reizigers op de fiets) en -<br />
Cocurrentievervalsing (klagende<br />
concurrenten)<br />
Belangen-organisaties<br />
Natuur en Milieu, ANWB, Buurtorganisaties,<br />
SIRE, enzovoort)<br />
Kan direct bijdragen aan<br />
eigen doelstellingen<br />
Positief (missie) Risico op een ideologische<br />
inkleuring<br />
Gemeente<br />
Niet alleen beleidsafdelingen,<br />
Verantwoordelijke duur-<br />
Positief (geldend<br />
Vaak ook direct bij project<br />
maar ook front office / burger-<br />
zaamheid, mobiliteit<br />
beleid)<br />
betrokken<br />
zaken<br />
Vertaling naar kosteneffectiviteit<br />
Afhankelijk van de projectopzet en de stakeholder, vertaalt de projectopzet zich als<br />
volgt in de kosteneffectiviteit:<br />
- Participatie met stakeholders kan de gedragseffecten (en dus ook de maatschappelijke<br />
baten) vergroten. Dienstverleners weten meer van hun potentiële klanten en<br />
kunnen die klanten voor langere tijd binden.<br />
- Een directe financiële of andere bijdrage aan het project verlaagt de kosten verhoogt<br />
de kosteneffectiviteit.<br />
- Positieve baten die gehaald worden buiten het project om zijn toe te voegen aan de<br />
projectbaten.<br />
48 Verkenner mobiliteitseffecten
Maatschappelijke baten<br />
De maatschappelijke baten van campagnes zijn afhankelijk van de opzet van het project<br />
en de groep waarop wordt gemikt. Een meer algemene campagne door middel<br />
van huisbezoeken of straatacties voorduurzamere mobiliteit zal weinig bijdragen aan<br />
het oplossen van een specifiek knelpunt maar wel aan een grote leefbaarheid.<br />
Het is ook mogelijk om de campagne direct te koppelen aan een knelpunt door zich<br />
bijvoorbeeld op de automobilisten te richten. Op dat moment zullen de effecten op<br />
de bereikbaarheid veel groter zijn. Dit soort communicatie acties zijn met succes<br />
toegepast bij wegonderhoud (A10 West, A10 zuid, enzovoort).<br />
Kritisch bij het bepalen van de maatschappelijke baten van campagnes is de mate van<br />
doorwerking. Blijven mensen het nieuwe gedrag vertonen, is er wellicht sprake van<br />
uitzaaiing van de positieve effecten?<br />
Speciale maatschappelijke baten die een rol kunnen spelen bij dit soort maatregelen<br />
zijn:<br />
- Bijdrage aan betere gezondheid. Fietsen is gezond en meer fietsen heeft dus positieve<br />
gezondheidseffecten.<br />
- Bijdrage aan beter vervoer. Projecten op het gebied van individuele marketing gaan in<br />
sommige gevallen gepaard met een kostenreductie op het vervoer of snellere reistijden<br />
of betrouwbaarder, meer klantgericht vervoer.<br />
- Klanttevredenheid. Het verhogen van de tevredenheid onder de burgers of werknemers<br />
is een noodzakelijk voorwaarde om individuele marketing te laten slagen. Niemand<br />
laat zich tegen zijn zin overhalen en dan alleen voor zeer korte tijd. Een hogere<br />
klanttevredenheid voor de verschillende vervoerswijzes is ook zinvol als zelfstandig<br />
doel.<br />
Door dit type baten mee te nemen in de projectopzet wordt de effectviiteit van het<br />
project als geheel hoger.<br />
Kosteneffectiviteit<br />
Projecten op het gebied van marketing en campagnes kennen een aantal aandachtspunten<br />
aan de opbrengstenkant:<br />
- De directe bijdrage van stakeholders verschillen sterk. Dat kan zijn in natura (menskracht,<br />
communicatiemateriaal), het kan ook zijn in financiële zin.<br />
- De indirecte financiële baten van stakeholders vergen speciale aandacht. De hogere<br />
omzet van een busbedrijf vanwege de marketing (ook al komt die het project niet ten<br />
goede) is in financiële termen als baat van het project in te boeken.<br />
- De maatschappelijke baten in de sfeer van betere bereikbaarheid of meer leefbaarheid.<br />
Beiden zijn te waarderen en als projectbaat op te voeren.<br />
Elementen aan de kostenkant:<br />
- De vaste kosten van dit type projecten is meestal laag: bij campagnes bestaan die<br />
vooral uit de staande organisatie en de voorbereiding.<br />
- De variabele kosten zijn meestal hoog: deze kosten zijn in sterke mate bepalend<br />
voor de kosteneffectiviteit van dit soort projecten: hoe groot is de doelgroep en hoe-<br />
49 Verkenner mobiliteitseffecten
veel tijd en geld kost het om ieder afzonderlijk lid te benaderen en te overtuigen?<br />
- De operationele of beheerkosten: mocht een campagne passief onderhouden worden<br />
(“de folders blijven op aanvraag beschikbaar”) dan zijn ook de beheerkosten tot<br />
het project te rekenen.<br />
- Maatschappelijke kosten: deze zijn bij campagnes niet waarschijnlijk, maar verdienen<br />
altijd aparte aandacht.<br />
De afweging tussen kosten en baten – hoe goed die ook rekening houden met maatschappelijke<br />
aspecten – kan nooit alleen dienen om deze projecten door te zetten. Uit<br />
de cases komen de volgende aanvullende elementen naar voren:<br />
- Soft selling: De mate waarin de ‘zachte marketing’ als wortel ondersteunend werkten<br />
aan de meer harde (azijn) maatregelen.<br />
- Service: De mate waarin klantvriendelijkheid, bekendheid met de mogelijkheden en<br />
inspelen op de vraag lokaal een rol spelen als het gaat om de mobiliteit.<br />
- Sustainable: De mate waarin de individuele marketing een rol kan spelen in het<br />
totaalpakket aan maatregelen om de stad of de regio duurzamer te maken op allerlei<br />
gebied.<br />
50 Verkenner mobiliteitseffecten
7.2 Maatregelen gebaseerd op positieve prijsprikkels, zoals spitsmijden<br />
Het gebruik van prijsprikkels is een methode om het reisgedrag ‘via de portemonnee’<br />
te beïnvloeden. Een prijsprikkel kan zowel de vorm krijgen van een beloning voor gewenst<br />
gedrag als een ‘straf’ voor ongewenst gedrag. Voorbeelden van projecten met<br />
negatieve prijsprikkels zijn:<br />
- het rekeningrijden<br />
- betaald parkeren<br />
- tolheffing<br />
Recentelijk trekken de maatregelen met positieve prijsprikkels veel aandacht:<br />
- Spitsmijden: het aantal spitsritten beperken op de belangrijke congestiepunten.<br />
- Filemijden: het aantal autoritten beperken rond wegwerkzaamheden.<br />
- Mobiliteitsleasing: financiële stimuli om het aantal leasekilometers te beperken.<br />
Op dit moment is betaald parkeren de enige serieuze vorm van negatieve prijsprikkels<br />
binnen mobiliteit in Nederland (algemene fiscale maatregelen niet meegerekend). Betaald<br />
parkeren wordt beschreven in deel 4 van dit hoofdstuk. Dit overzicht richt zich<br />
vooral op de positieve prijsprikkels via spitsmijden en in mindere mate filemijden.<br />
Praktijkvoorbeelden<br />
Spitsmijden A12<br />
Spitsmijden bestaat uit vier experimenten waarbij automobilisten een beloning<br />
ontvingen indien ze niet tijdens de ochtendspits op bepaalde trajecten gesignaleerd<br />
werden. De autoritten van de deelnemers namen met 50-70% af. Spitsmijden is ook<br />
toegepast op het OV en bij wegwerkzaamheden.<br />
Bron: http://www.spitsmijden.nl<br />
De kosten van Spitsmijden 2 bedroegen in totaal 3,2 miljoen euro. Bij de 799 deelnemers<br />
nam het aantal spitsritten tijdens de pilot af met 60%. Stel dat dagelijks 80%<br />
van de weg gebruikmaakt dan zou het gaan om ongeveer 380 ritten minder.<br />
Filemijden A6<br />
Tussen september 2007 en juni 2008 werd het Filemijden A6 project ingevoerd. Dit<br />
om de hinder tijdens de noodzakelijke werkzaamheden op de A6 Hollandse Brug<br />
over het Gooimeer te beperken. Indien de deelnemers van het Filemijden A6 project<br />
tussen 6:00 en 10:00 uur niet gesignaleerd werden op de Hollandse Brug, ontvingen<br />
ze een financiële beloning. Deze was 4 euro voor de automobilisten die voor 6:00 uur<br />
of na 10:00 uur over de Hollandse Brug reden en 6 euro voor de automobilisten die<br />
helemaal niet gesignaleerd werden op dit traject.<br />
Bron: http://www.filemijdena6.nl/<br />
Mobiliteitsleasing Limburg<br />
Anders dan velen denken verdienen leasebedrijven aan auto’s die weinig kilometers<br />
maken. Deze auto’s hebben namelijk een hogere inruilwaarde. Leasebedrijven zijn<br />
daarom geïnteresseerd om op deze basis te participeren in een project om het aantal<br />
kilometers te verminderen en het financiële voordeel te delen met de automobilisten.<br />
51 Verkenner mobiliteitseffecten
In Limburg is in 2010 een pilot mobiliteitsleasing van start gegaan met een belangrijke<br />
rol voor de werkgevers. Via hun mobiliteitsbudget kunnen de deelnemers optimaal<br />
profiteren van de te behalen voordelen.<br />
Projectopzet en projectdoel<br />
Doel van prijsprikkels is om automobilisten via directe stimuli gewenst gedrag te<br />
laten vertonen om zodoende problemen / knelpunten te verminderen of op te lossen.<br />
Prijsprikkels kunnen (mits goed uitgevoerd en gericht op de juiste doelgroep) een<br />
effectief instrument zijn. Mensen zijn gevoelig voor maatregelen die hun inkomen<br />
positief of negatief beïnvloeden en zijn zo meer bereid om hun gedrag aan te passen.<br />
Maatregelen in het kader van prijsprikkels kunnen worden ondersteund door stimulerende<br />
maatregelen vanuit bijvoorbeeld het bedrijfsleven.<br />
Prijsprikkels kunnen ook effectief zijn om in geval van tijdelijke situaties van hinder<br />
(bijvoorbeeld gedurende wegwerkzaamheden) de problemen beperkt te houden.<br />
Aandachtspunten ten aanzien van projectdoel<br />
- Het projectdoel waar de uitvoerende partij aan kan worden gehouden is het minimaal<br />
aantal in te schrijven deelnemers. De mate waarin men van het aanbod gebruikmaakt<br />
en mate waarin men minder ritten maakt is lastiger vast te leggen (maar is<br />
relevanter voor de impact!).<br />
- De projecten spitsmijden hebben altijd een duidelijk begin en einde. Na afsluiting<br />
van het project verdwijnt de financiële prikkel voor de deelnemers en kan men terugvallen<br />
in het oude gedrag. Er is dus steeds onderscheid te maken tussen de resultaten<br />
‘tijdens het project’ en ‘na beëindiging’.<br />
Motivatiebalans<br />
Verschillende groepen mensen kunnen verschillend reageren op maatregelen met<br />
prijsprikkels. De motivatiebalans maakt het beoogde effect bij beide groepen inzichtelijk.<br />
Projecten op het gebied van file- en spitsmijden zijn in Nederland goed onderzocht.<br />
De stapel rapporten is zelfs zo dik dat het soms lastig is om de interessante resultaten<br />
er eenvoudig uit te halen (zie onder andere Spitsmijden Brabant).<br />
Van doelgroep naar effect (Sumo)<br />
Gezien het budget dat aan elke deelnemer bij spitsmijden wordt uitgekeerd is het<br />
van groot belang de doelgroep zo in te richten dat het maximale effect kan worden<br />
bereikt. De doelgroep wordt bij spits- of filemijden meestal in de volgende stappen<br />
bepaald:<br />
- Stap 1: Over meerdere dagen worden de kentekens van passerende auto’s op een<br />
bepaald traject verzameld: de populatie.<br />
- Stap 2 (Sumo niveau B/C): Uit deze kentekens wordt een selectie gemaakt van automobilisten<br />
om aan te schrijven, bijvoorbeeld zij die regelmatig op het traject in de<br />
spits rijden. Deze groep is te beschouwen als het bereik of de primaire doelgroep. De<br />
goede ‘selectie aan de poort’ is van groot belang voor het uiteindelijke resultaat.<br />
52 Verkenner mobiliteitseffecten
- Stap 3 (Sumo niveau E): Van de aangeschreven doelgroep zal een x-aantal positief<br />
reageren en zich laten inschrijven als deelnemer.<br />
- Stap 4 (Sumo niveau H): Onder de groep deelnemers zal een bepaalde afname van<br />
het aantal spitsritten plaatsvinden. Dit is het directe en blijvende effect.<br />
Selectie aan de poort<br />
Selectie aan de poort is juist voor projecten op het gebied van spitsmijden van groot<br />
belang voor een optimaal project . Met een goede selectie kunnen veel kosten worden<br />
bespaard en kan het effect fors toenemen. De verzamelde kentekens kunnen worden<br />
beoordeeld op:<br />
- De mate waarin de kentekens relevant zijn: geen buitenlandse auto’s of vrachtauto’s.<br />
Speciale aandacht vragen leaseauto’s omdat deze als doelgroep zeer interessant zijn<br />
maar alleen via het leasebedrijf zijn aan te schrijven.<br />
- Het aantal keren dat het kenteken op een traject in de spits wordt gesignaleerd. Auto’s<br />
die maar één keer passeren behoren waarschijnlijk niet tot het woon-werkverkeer<br />
en zijn minder interessant. Auto’s die elke dag worden gesignaleerd zijn zeldzaam en<br />
bieden een wel erg kleine doelgroep.<br />
- Binnen de groep ‘frequente autorijders’ is op basis van de NAW-gegevens een onderverdeling<br />
te maken tussen mensen die van ver komen en mensen die kortere ritten<br />
naar het werk maken. De laatste groep zal gevoeliger zijn voor prijsprikkels met een<br />
vaste omvang dan de eerste groep waar het bedrag relatief geringer is op de totale<br />
reiskosten.<br />
Gedocumenteerde gedragseffecten<br />
Deze trapsgewijze opbouw van dit soort projecten maakt het nodig de behaalde gedragseffecten<br />
goed te plaatsen:<br />
- Bij de eerste spitsmijden proef op de A12 in 2006 werden 4.000 kentekens aangeschreven<br />
en deden uiteindelijk 340 personen mee. Onder deze groep deelnemers<br />
nam het aantal spitsritten met 60% af. Onder de aangeschreven kentekens was dit<br />
5,1%. Deze kleine afname kan voldoende zijn om de file op te heffen (zie Voertuigverliesuren).<br />
- Bij de tweede proef spitsmijden (2008) werden minder kentekens aangeschreven<br />
(3.675) maar waren er meer deelnemers (799). Ook hier werd 60% minder spitsritten<br />
gemeten, maar het effect onder de deelnemers was 13%. Het bepalen van de doelgroep<br />
lukte in deze tweede groep beter.<br />
Aandachtspunten en mogelijkheden tot projectoptimalisatie<br />
- Hoe beter de ‘selectie aan de poort’, hoe lager de kosten van het project en hoe<br />
beter de kosteneffectiviteit.<br />
- Hoe gerichter de doelgroep, des te groter het directe effect voor die doelgroep maar<br />
hoe kleiner het effect op het aantal ritten ter plaatse.<br />
- De effecten van spits - en filemijden zijn zeer gericht toe te delen aan een bepaald<br />
knelpunt. Uiteindelijk kan de x-factor (de hoeveelheid overtollig verkeer’ om de congestie<br />
op te heffen) direct de omvang van de doelgroep bepalen.<br />
53 Verkenner mobiliteitseffecten
Business case<br />
De business case maakt de baten van het project duidelijk voor alle partijen die direct<br />
of indirect betrokken zijn (stakeholders). Een positieve business case kan leiden tot<br />
hogere baten van het project of tot een goedkopere projectopzet (directe bijdragen<br />
van stakeholders). Een negatieve business case bij een belangrijke stakeholder kan de<br />
beoogde resultaten frustreren.<br />
De business case rond de dienstverlening<br />
Projecten gericht op prijsprikkels kunnen verschillend opgezet worden:<br />
- Volledig opgezet en uitgevoerd in regie van één partij, meestal een overheid. Het<br />
bureau voor de financiële afhandeling met de deelnemers wordt volledig betaald door<br />
de overheid. Zo zijn de projecten de afgelopen jaren opgezet.<br />
- Opgezet als coproductie samen met marktpartijen die de dienstverlening aan de<br />
automobilisten uitvoeren (een tendens die steeds meer aandacht krijgt)<br />
De meeste praktijkvoorbeelden van prijsprikkel maatregelen zijn van het eerste type:<br />
de regie volledig bij één partij waarbij weggebruikers direct en individueel worden<br />
benaderd.<br />
In het tweede geval participeert een derde partij (bijvoorbeeld dienstaanbieders of<br />
werkgevers) direct in het project. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld de condities en<br />
faciliteiten zo organiseren dat deelname aan een prijsprikkelproject voor haar werknemers<br />
wordt vergemakkelijkt. Dit is vooral relevant gebleken bij projecten rond<br />
wegonderhoud. De betrokkenheid van de werkgevers heeft als voordeel dat gerichter<br />
op woon-werkverkeer in de spits kan worden ingezoomd. Bovendien heffen de resultaten<br />
niet alleen de congestie op, maar komen ook het bedrijf ten goede (bijvoorbeeld<br />
minder reistijdverlies, minder parkeerroverlast of minder kosten).<br />
Figuur 17<br />
Belangen en Participatiemogelijkheden<br />
stakeholders<br />
bij positieve prijsprikkels<br />
Stakeholders Voorbeelden Direct belang Business<br />
case<br />
Aanbieders Leasebedrijven, Commercieel belang Positief<br />
vervoersdiensten mobiele<br />
groot, afhankelijk project<br />
telefoonpartijen<br />
opzet<br />
Werkgevers<br />
Voldoen aan MVO, opheffen<br />
Neutraal tot<br />
eigen knelpunten positief<br />
Belangenorganisatieorganisaties<br />
Werkgevers-<br />
Het verbeteren van de Neutraal tot<br />
bereikbaarheid is vaak positief<br />
een speerpunt<br />
Plaatselijke Gemeente Afhankelijk van de Neutraal tot<br />
overheid Maastricht bij mate waarin het project positief<br />
mobiliteitsleasing aan lokale issues kan<br />
worden gekoppeld<br />
Wegbeheerder De Regionale Opheffen knelpunt Positief<br />
Directies van RWS wegennet<br />
zijn meestal trekker<br />
van projecten<br />
spitsmijden<br />
Opmerking<br />
De bijdragen liggen<br />
vooral in de sfeer van<br />
de communicatie<br />
54 Verkenner mobiliteitseffecten
Samenvatting business case<br />
Niet alleen commerciële dienstverleners maar ook andere organisaties krijgen met<br />
een business case meer inzicht in een eventuele participatie in prijsprikkelprojecten.<br />
Het figuur 17 verduidelijkt per type stakeholder de afwegingen.<br />
Het schema toont duidelijk aan dat projecten op het gebied van prijsprikkelmaatregelen<br />
voor vele partijen potentieel interessant zijn, zowel commercieel als ideëel.<br />
Maatschappelijke baten<br />
Prijsprikkelprojecten rond filemijden en spitsmijden zijn er primair op gericht om het<br />
het aantal auto’s bij concrete knelpunten op het wegennet te verminderen. De maatschappelijke<br />
baten in termen van betere bereikbaarheid zijn daarom op voorhand<br />
groot. Projecten spitsmijden hebben daarbij het voordeel dat ze op één knelpunt zijn<br />
in te richten. Dit komt de kostenffectiviteit ten goede .<br />
Kosteneffectiviteit<br />
De kosteneffectiviteit van prijsprikkelprojecten wordt door een aantal elementen bepaald.<br />
Mits voldoende onderbouwd en beargumenteerd zijn al deze baten financieel<br />
te waarderen en op te tellen en dus af te zetten tegen de kosten. Dit overzicht maakt<br />
de onderdelen inzichtelijk maar pretendeert niet volledige handleiding te bieden.<br />
Elementen aan de opbrengstenkant:<br />
- De indirecte financiële baten die stakeholders vanwege het project kunnen halen.<br />
Deze zijn bij projecten rond wegonderhoud vrij groot, in andere gevallen veel minder.<br />
- De directe maatschappelijke baten in de sfeer van betere bereikbaarheid. De afname<br />
van voertuigverliesuren en hogere betrouwbaarheid zal bij file- en spitsmijden groot<br />
zijn en direct te waarderen.<br />
- De externe effecten in de sfeer van betere leefbaarheid. Bij mobiliteitsleasing zal het<br />
vooral gaan om een daling van het aantal autokilometers.<br />
Elementen aan de kostenkant:<br />
- De vaste kosten van het project: de projectorganisatie die vrij omvangrijk kan zijn.<br />
- De variabele kosten van het project: met het aantal deelnemers en het stijgend succes<br />
lopen de variabele kosten snel op. Hier is de grootste winst te behalen.<br />
- Maatschappelijke kosten: deze zijn bij acties op het gebied van prijsprikkelmaatregelen<br />
niet waarschijnlijk, maar verdienen altijd aparte aandacht.<br />
De kosteneffectiviteit kan op meerdere manieren uitgedrukt worden:<br />
- Als het verschil tussen de totale baten en de totale kosten.<br />
- Als de baat voor elke ingelegde euro van de initiatiefnemer.<br />
- Gerelateerd aan de projectdoelen.<br />
Voor prijsprikkelprojecten zijn enkele projecten bekend die gebruikt kunnen worden<br />
ter vergelijking, bijvoorbeeld de Spitsmijden experimenten en FileMijden.<br />
55 Verkenner mobiliteitseffecten
7.3 Parkeerbeleid en parkeerregulering<br />
Parkeerbeleid is een vorm van mobiliteitsmanagement. Ze wordt daar gezien haar<br />
speciale karakter echter ook vaak naast gezet. Met prijsmaatregelen (betaald parkeren)<br />
en soms dwang (capaciteitsvermindering, plafond aan verstrekken van vergunningen)<br />
heeft het parkeerbeleid invloed op het aantal auto’s in een gebied. Het doel is<br />
om het gebied beter bereikbaar te maken voor de vormen van autoverkeer die nodig<br />
zijn.<br />
Projectopzet en projectdoel<br />
Parkeerbeleid is geen project maar een operationeel proces met juridische, financiele<br />
en communicatieve kanten. De normale principes van projectopzet zijn niet van<br />
toepassing op parkeerbeleid. In het vervolg van deze tekst zien we alleen het voorstel<br />
om tot parkeerbeleid te komen (voor een overheid of voor een organisatie) als een<br />
project.<br />
Parkeerbeleid is een verzamelterm voor een grote hoeveelheid afzonderlijk te nemen<br />
maatregelen:<br />
- Regels ten aanzien van het aantal te bouwen parkeerplaatsen op eigen terrein (capaciteit).<br />
- Beleid ten aanzien van de locatie van parkeerterreinen en inrichting van parkeerplaatsen<br />
(openbare parkeergarages, markering vakken, P+R, herinrichting woonbuurten).<br />
- Parkeerregulering in de vorm van betaald parkeren op straat.<br />
- Regulering rond de afgifte van vergunningen.<br />
- Parkeerregulering in de vorm van blauwe zones.<br />
- Parkeerregulering in de vorm van belanghebbenden parkeren.<br />
- Parkeerverwijzing, communicatie en klantvriendelijke vormen van parkeren (cashless<br />
parkeren, belparkeren).<br />
De nadruk ligt op de regulerende vormen van parkeerbeleid voor de openbare weg,<br />
vooral het betaald parkeren en het verstrekken van vergunningen.<br />
Motivatiebalans<br />
Betaald parkeren<br />
Betaald parkeren treft in praktijk vooral één groep mensen: het woon-werkverkeer. Als<br />
zij niet over een vergunning of parkeerplaats bij het bedrijf beschikken betalen ze dagelijks<br />
het volle pond aan de meter. De kosten lopen dan maandelijks op tot € 250 tot<br />
€ 500 per maand (bovenop benzine en vaste kosten auto). Deze werknemers zullen<br />
vrijwel altijd een alternatief voor de auto kiezen.<br />
Bezoekers (zakelijk, winkelend, sociaal bezoek, enzovoort) betalen ook aan de meter<br />
maar parkeren veel korter en hebben meer opties: de kosten negeren dan wel hun<br />
gedrag aanpassen (een ander vervoermiddel kiezen of in het geheel wegblijven).<br />
56 Verkenner mobiliteitseffecten
Werknemers en vooral bewoners kunnen een vergunning voor het parkeren aanvragen.<br />
Tegen vrij geringe kosten kunnen zij in het eigen gebied onbeperkt parkeren.<br />
De effecten op het autogebruik van deze vergunningen zijn dan ook minimaal, tenzij<br />
allerlei voorwaarden worden gesteld: geen tweede auto, plafond aan aantal vergunningen<br />
+ wachtlijst, enzovoort.<br />
Op langere termijn is vooral het weren van woon-werkverkeer een effectief instrument<br />
gebleken om de hoeveelheid autoverkeer in een gebied te beperken.<br />
Samenvattend krijgen automobilisten op twee manieren te maken met betaald parkeren:<br />
- Betalen per tijdsblok voor het parkeren van de auto om zo onnodig parkeren en<br />
autogebruik tegen te gaan.<br />
- Regels t.a.v. het al dan niet in aanmerking komen voor een vergunning. De vergunning<br />
is een mogelijkheid om relatief goedkoop te parkeren in gereguleerde gebieden.<br />
Bewoners of werkenden die voor hun auto geen vergunning kunnen krijgen ondervinden<br />
grote problemen bij het parkeren in het eigen gebied. Zij moeten dan ook per<br />
tijdsblok betalen.<br />
Onderzoek gedaan naar de effecten van betaald parkeren op bezoekers leidt tot drie<br />
conclusies:<br />
- Er bestaat een lichte vorm van prijselasticiteit tussen de hoogte van het tarief en de<br />
mate waarin auto’s wegblijven.<br />
- Het niveau van autogebruik onder de bezoekers herstelt zich na het schokeffect<br />
geleidelijk tot het oude niveau.<br />
- Langparkeerders (bewoners of werknemers zonder vergunningen) blijven structureel<br />
weg.<br />
Samenvattend zijn de volgende segmenten voor de motivatiebalans bij parkeerbeleid<br />
relevant:<br />
Figuur 18<br />
Belangen en Participatiemogelijkheden<br />
stakeholders<br />
bij parkeerbeleid<br />
Parkeerbeleid Kenmerken Voorbeelden Motivatiebalans<br />
Urgente<br />
autobezoekers<br />
Met relatief korte verblijftijd<br />
en veel belang<br />
om met de auto te<br />
komen<br />
Zakelijke bezoekers; gericht<br />
winkelenden; auto’s met veel<br />
inzittenden of in een rit met<br />
meerdere bestemmingen.<br />
Geen afschrikwekkende<br />
werking parkerbeleid, men<br />
zal profiteren van meer<br />
ruimte op straat<br />
Niet urgente<br />
autobezoekers<br />
Bezoekers met langere<br />
verbijftijd en minder<br />
redenen om met de<br />
fun shoppers, toeristisch<br />
bezoek aan stad, uitgaan<br />
Als er een alternatief is<br />
voorde auto zal men daar<br />
toe neigen<br />
auto te komen<br />
Langparkeerders<br />
werkenden<br />
Dagelijks (overdag)<br />
op straat parkeren bij<br />
Bedrijven zonder of met te<br />
weinig parkeergelegenheid<br />
Zeer gevoelig voor<br />
gereguleerd parkeren<br />
werkplek<br />
Langparkeerders<br />
bewoners<br />
Dagelijks (‘s avonds /<br />
weekend) op straat bij<br />
woning<br />
Bewoners zonder eigen<br />
P-plaats of met 2e of 3e auto<br />
Potentieel negatief, echter<br />
de overheid zal hier aan<br />
tegemoet willen komen<br />
57 Verkenner mobiliteitseffecten
Business case<br />
De overheid is de enige partij die bevoegd is om parkeerbeleid in te voeren op de<br />
openbare weg. Betaald parkeren op straat is vrijwel volledig een gemeentelijke aangelegenheid.<br />
De betaalde plaatsen vallen onder het belastingregime en gaan vergezeld<br />
van parkeerautomaten. De overheid heeft daar geen andere partijen bij nodig en kan<br />
volledig haar eigen gang gaan. In die zin is parkeerbeleid anders van karakter dan<br />
mobiliteitsmanagement. Een positieve business case voor alle stakeholders is niet<br />
noodzakelijk om een effectief parkeerbeleid te krijgen.<br />
Op eigen parkeerterrein kunnen bedrijven ook betaald parkeren invoeren of speciale maatregelen<br />
treffen: geen parkeerpas voor hen die op fietsafstand wonen, voorrang voor minder validen,<br />
enzovoort. Het bedrijf is hier helemaal vrij in. De effecten kunnen zeer groot zijn, zeker als er geen<br />
uitloop mogelijk is naar de openbare weg.<br />
Zoals het schema inzichtelijk maakt leidt de invoering van parkeerbeleid vaak tot<br />
winnaars en verliezers. Soms is een negatieve business case nodig om tot effect te<br />
leiden. Vooral bedrijven krijgen direct met de invoering van betaald parkeren te maken<br />
omdat werknemers veel minder op straat kunnen parkeren. Hun negatieve business<br />
case kan alleen gecompenseerd met meer ruimte op straat voor de klanten.<br />
Recentelijk komen meer publieksvriendelijke vormen van betaald parkeren op zoals<br />
het belparkeren. Hogere klanttevredenheid is voor veel gemeentes een belangrijk<br />
doel. De betaling wordt maandelijks via een nota verrekend op basis van werkelijk<br />
geparkeerde parkeerminuten. De parkeerder sluit daartoe een contract af met een<br />
serviceprovider. Ook het toepassen van verdergaande vormen van parkeerverwijzing<br />
(parkeer-apps) leidt tot een hogere klanttevredenheid.<br />
Voor een effectief parkeerbeleid is het noodzakelijk dat de overheid samenwerking<br />
zoekt met stakeholders. Het uiteindelijke doel is immers niet om de auto’s “weg te<br />
pesten” maar om het gebied beter te laten functioneren. Stakeholders bij parkeerbeleid<br />
zijn winkeliers, bewoners en bedrijven. Het is niet mogelijk om iedereen een<br />
positieve business case te geven.<br />
Speciale stakeholders bij het parkeerbeleid zijn de exploitanten van garages. Dit kunnen<br />
particulieren zijn maar ook de gemeente zelf. Omdat het om particulier terrein<br />
gaat staan de exploitanten volledig los van het parkeerbeleid voor de openbare weg.<br />
De gemeente heeft ook weinig te zeggen over de garages als ze niet zelf exploitant<br />
is. Idealiter zijn bij het parkeerbeleid ook de exploitanten te toetsen op een positieve<br />
business case omdat ook zij belangrijk zijn voor de bereikbaarheid van het gebied.<br />
Maatschappelijke baten<br />
De maatschappelijke baten van parkeerbeleid zijn groot maar opvallend weinig onderzocht.<br />
De volgende baten lijken in ieder geval substantieel:<br />
- Minder autogebruik naar het gereguleerde gebied<br />
- Minder autobezit in het gereguleerde gebied<br />
58 Verkenner mobiliteitseffecten
- Minder voertuigverliesuren naar en van het gereguleerde gebied<br />
- Betere bereikbaarheid van het gereguleerde gebied: meer parkeerruimte op straat,<br />
meer ruimte voor fiets en openbaar vervoer.<br />
- Hogere leefbaarheid en gebiedskwaliteit in het gereguleerde gebied.<br />
Kosteneffectiviteit<br />
De kosteneffectiviteit van parkeerbeleid is bijzonder groot; met betaald parkeren op<br />
straat wordt vaak geld verdiend. De straat valt volledig onder gemeente en die hoeft<br />
alleen maar te voorzien in betaalvoorzieningen en handhavers. Een belangrijke randvoorwaarde<br />
bij de invoering van betaald parkeren is dan ook vaak dat de uitvoering<br />
minimaal kostenneutraal kan.<br />
Inkomsten uit parkeerbeleid zijn uit twee hoofdbronnen te halen:<br />
1. Inkomsten vanuit het parkeren per tijdsblok.<br />
De gemeente is als wegbeheerder zelf gerechtigd om te beslissen over prijsstelling en<br />
gebied. Betaald parkeren valt voor 99% van de gevallen onder een fiscaal regime. De<br />
inkomsten lopen behoorlijk op als het gebied waar betaald parkeren voor geldt:<br />
- groter wordt met gelijke vaste kosten<br />
- meer bezoekers trekt<br />
- een hogere bezettingsgraad van de parkeerplaatsen heeft<br />
- aantrekkelijker is voor bezoekers en daardoor een hoger tarief kent<br />
- (de kosten van handhaving relatief duurder worden; in strikte zin is dit een oneigenlijke<br />
grondslag voor meer inkomsten maar in veel situaties wel valide.)<br />
2. Inkomsten uit de afgifte van vergunningen<br />
Gemeenten vragen een vast bedrag per kwartaal of jaar om in ieder geval de administratieve<br />
lasten te dekken. Enkele gemeenten vragen veel meer geld voor de vergunningen,<br />
maar in alle gevallen is het parkeren van vooral bewoners met een vergunning<br />
vele malen goedkoper dan van bezoekers. Naarmate een gebied relatief meer bewoners<br />
of werkenden kent zullen de inkomsten uit vergunningen hoger worden.<br />
De operationele kosten van parkeerbeleid (betaald parkeren) vallen in de volgende<br />
elementen uiteen:<br />
- Controle op niet-betalen, handhaving.<br />
- Aanschaf, onderhoud en periodieke leging van parkeerautomaten op straat.<br />
- Kosten in relatie tot afgifte vergunningen en rond klachtenprocedures.<br />
- Overhead kosten: beleidsvoorbereiding, aansturing, klantenbalie, enzovoort.<br />
59 Verkenner mobiliteitseffecten
7.4 Multimodaal vervoer<br />
Multimodaal vervoer biedt vervoer van deur tot deur en leidt tot een beter gebruik van<br />
OV of fiets en een slimmer gebruik van de auto. De maatregel draait om het optimaal<br />
faciliteren van de overstap van het ene naar het andere vervoermiddel. Die overstap<br />
omvat veel aspecten: verkeerskundig, prijstechnisch, organisatorisch, ICT en natuurlijk<br />
psychologisch. Veel multimodaal vervoer is informeel en speelt zich af buiten de<br />
officiële voorzieningen om: parkeren langs de tramlijnen in de grote steden, de vouwfiets<br />
meenemen in de eigen auto of het parkeren bij een station.<br />
Er is een reden om voorzieningen voor multimodaal vervoer in het leven te roepen:<br />
- Veel weggebruikers waarderen het als een multimodale voorziening wordt aangeboden.<br />
Dit verrijkt het aantal keuzemogelijkheden van de klant in het vervoer.<br />
- Multimodaal vervoer biedt serviceproviders rond mobiliteit extra kansen: trein- en<br />
busmaatschappijen die het natransport verzorgen, exploitanten van parkeerterreinen,<br />
exploitanten van P+R concepten.<br />
- Multimodaal vervoer biedt de samenleving interessante baten in de vorm van selectiever<br />
autogebruik, minder parkeeroverlast op bestemmingen en beter functionerende<br />
onderdelen van de vervoerketen.<br />
- Spontaan geparkeerde auto’s bij een station of langs een tramlijn leiden vaak tot<br />
parkeeroverlast. Als die overlast wordt tegengegaan met betaald parkeren wordt het<br />
noodzakelijker om elders een multimodale overstap te blijven bieden.<br />
Projectopzet en projectdoel<br />
Multimodaal vervoer is een operationele voorziening en geen project. Met de aanleg<br />
van een P+R terrein is men er meestal nog niet. In de <strong>VME</strong> wordt het voorstel om te<br />
komen tot multimodale voorzieningen als een project gezien met extra aandacht voor<br />
de beheerkosten en opbrengsten.<br />
Voorzieningen voor multimodaal vervoer kennen vele vormen:<br />
1. Een informeel overstappunt bij station, tramlijn of overstappunt.<br />
2. Een betaalde parkeervoorziening bij een station of overstappunt op afstand. De<br />
betaling maakt het mogelijk om vervoer en parkeren als één dienst aan te bieden waar<br />
de vervoerder (OV-bedrijf) direct van kan profiteren.<br />
3. P+R terreinen aan de rand van de stad (al dan niet betaald); deze worden meestal<br />
vanuit de gemeente of regio aangeboden.<br />
4. Parkeren op afstand bij speciale attracties of evenementen. De verantwoordelijkheid<br />
voor deze P+R’s ligt idealiter geheel bij de attracties of evenementen zelf.<br />
Deze tekst richt zich op de tweede en vooral de derde vorm van multimodaal vervoer.<br />
Motivatiebalans<br />
Multimodale voorzieningen moeten vooral verleidend zijn en de klant optimaal<br />
bedienen. Er is geen enkele vorm van dwang denkbaar, behalve het zeer onaantrekkelijk<br />
maken van parkeren op de bestemming. Bij de keuze voor bijvoorbeeld een P+R<br />
60 Verkenner mobiliteitseffecten
spelen persoonlijke (motivationele) en praktische motieven door elkaar heen.<br />
- Bij de persoonlijke motieven wordt wel verondersteld dat mensen die zekerheid<br />
zoeken en opzien tegen het drukke chaotische stadsverkeer eerder zullen uitkijken<br />
naar een P+R mogelijkheid. Als dit waar is zou dit er voor pleiten om de P+R zo beschermd,<br />
rustig en overzichtelijk mogelijk op te zetten.<br />
- Meer is te zeggen over de praktische aspecten die een rol spelen bij de keuze voor<br />
multimodaal vervoer. De segmenten die te maken hebben met een keuze voor P+R<br />
onderscheiden zich op basis van de volgende condities:<br />
- De parkeertarieven op de bestemming moeten veel hoger zijn dan de parkeer +<br />
vervoerkosten van het multimodale alternatief.<br />
- De aansluitende rijtijd naar de bestemming moet korter, betrouwbaarder en goedkoper<br />
zijn. In praktijk betekent dit dat de gebruiker alleen een P+R kiest die met weinig<br />
omrijden is te bereiken (binnen de eigen corridor)<br />
- De tijdkosten (value of time) van de gebruiker zijn lager: een zakelijk bezoeker accepteert<br />
het tijdverlies op de P+R niet, een winkelbezoeker die een middag blijft wel.<br />
- De verblijfsduur is langer: naarmate men langer op de bestemming wil verblijven,<br />
neemt men de langere reistijd voor lief en weegt het financiële voordeel meer.<br />
Deze praktische aspecten zijn te vertalen tot een formule die het mogelijk maakt om<br />
het ideale parkeertarief op afstand te berekenen. Deze kan ook gebruikt worden bij de<br />
keuze voor de relevante doelgroepen van de P+R of P+B.<br />
Figuur 19<br />
Formule om het maximaal<br />
te vragen parkeertarief<br />
te berekenen voor een<br />
P+R.<br />
Parkeertarief<br />
op afstand =<br />
(Parkeertarief Centrum x Verblijftijd - Tijdkosten bezoek x extra reistijd - Kosten natransport)<br />
(Verblijftijd + Extra tijd)<br />
Business case<br />
P+R kent drie business cases die op verschillende manieren in elkaar kunnen worden<br />
geschoven, afhankelijk van de betrokken stakeholders en de opzet:<br />
- De exploitatie van het parkeerterrein: de exploitatie moet de investeringen in terrein<br />
en uitrusting dekken, en bij bemenste (beveiligde) P terreinen ook de hoge operationele<br />
kosten. De exploitatie kan bij een particulier liggen of bij het gemeentelijk<br />
parkeerbedrijf.<br />
- De exploitatie van een vorm van natransport; normaal gesproken is dit het reguliere<br />
openbaar vervoer dat toch al de verbinding P+R – bestemming verzorgt. De exploitatie<br />
kan dan geheel los staan van de exploitatie van het parkeerterrein Soms is echter<br />
voorzien in extra ritten en vaker is voorzien in een speciaal tarief (de combikaart met<br />
parkeren). Dan is aanvullende regeling nodig.<br />
- De exploitatie van de service ‘P+R’ - overstappen. In de meeste gevallen is dit geen<br />
afzonderlijk element in de exploitatie van P+R. Stadsparkeren Leiden voorziet wel in<br />
P+R als eigen dienstverlening: de klanten worden via de attracties in de stad geworven<br />
en vanaf het P+R terrein daar met bussen naartoe gebracht.<br />
61 Verkenner mobiliteitseffecten
Een P+R kan in zijn meest basale vorm functioneren met een exploitatie van terrein<br />
en natransport die geheel los van elkaar staat. Men parkeert een auto, rekent af,<br />
neemt de bus en rekent af met de OV-chipkaart.<br />
In de meest vergaande vorm van P+R betaalt de klant voor de P+R dienst als geheel,<br />
inclusief parkeren en natransport. Idealiter ook door slechts gebruik te maken van één<br />
ticket.<br />
Twee voorbeelden van serviceprovider P+R<br />
De exploitatie van de ‘P+R service’ is betrekkelijk zeldzaam. Stadsparkeren Leiden is<br />
en voorbeeld van een serviceprovider die contracten sluit met bijvoorbeeld theaters<br />
of werkgevers om bezoekers op het P+R terrein te laten parkeren en met kleine busjes<br />
naar de bestemming te vervoeren.<br />
Figuur 20<br />
Belangen en Participatiemogelijkheden<br />
stakeholders<br />
bij multi modaal<br />
De NS werkt al enige tijd samen met een commerciële exploitant van parkeergarages<br />
(Q Park) om tot één P+R concept te komen. Om het klantgemak verder te vergroten<br />
is men voornemens om de OV-chipkaart tot drager te maken van zowel de reis als de<br />
toegang tot het parkeerterrein.<br />
Multimodaal<br />
vervoer<br />
Vervoerders<br />
Exploitanten<br />
parkeerterrein<br />
Service provider<br />
P+R<br />
Wegbeheerders<br />
Winkeliers, ondernemers<br />
op de<br />
bestemming<br />
Voorbeelden Direct belang Business<br />
case<br />
De NS ontwikkelt met Q Park eigen P+R<br />
terreinen bij station<br />
Mits op de goede plekken<br />
trekt P+R veel extra<br />
passagiers in de tegenspits<br />
of dal<br />
De exploitant van een P+R terrein heeft Hogere bezetting en<br />
baat bij extra auto’s.<br />
omzet<br />
De P+R service provider. Iin Leiden: Hogere omzet of hogere<br />
Stadsparkeren, in veel andere steden klanttevredenheid (gemeente)<br />
de gemeente die een integraal kaartje<br />
verkoopt.<br />
Rijkswaterstaat of gemeenten die hun Voorkomen overmatig<br />
netwerk beter willen benutten<br />
autoverkeer en congesties<br />
Goede P+R terreinen voegen extra Betere bereikbaarheid =<br />
bereikbaarheid toe aan de centra of meer klanten<br />
attracties<br />
Sterk<br />
positief<br />
Matig<br />
positief<br />
Matig<br />
positief<br />
Matig<br />
positief<br />
Matig<br />
positief<br />
Opmerking<br />
Het P+R terrein zelf mag verliesgevend<br />
zijn zolang de rezigersinkomsten dit<br />
meer dan goedmaken<br />
De tarieven op een P+R terrein zijn<br />
meestal laag gehouden en commercieel<br />
niet interessant<br />
Financieel kan het meestal niet uit,<br />
andere baten wegen wel mee<br />
P+R is een bekend begrip bij verkeersmanagement;<br />
bewezen effect is echter<br />
klein<br />
In centra met duur betaald parkeren<br />
profiteren winkels direct. P+R - bus<br />
soms initiatief van midddenstand<br />
De andere stakeholders bij P+R staan normaalgesproken buiten de business (hoewel<br />
winkeliers in Utrecht enige tijd zelf een bus lieten rijden vanaf een P+R terrein) maar<br />
zijn daarom niet van minder betekenis. Wegbeheerders en winkeliers of andere exploitanten<br />
van attracties zijn de meest directe baathebbers van P+R. Als P+R economisch<br />
niet uit kan moeten er grote baten bij de wegbeheerders (minder files) of de attracties<br />
(meer bezoekers) liggen.<br />
62 Verkenner mobiliteitseffecten
Maatschappelijke baten<br />
De maatschappelijke baten van multimodaal vervoer liggen vooral op twee terreinen:<br />
- inder autoverkeer op de corridors naar de aantrekkelijke bestemming waardoor congestie<br />
en voertuigverliesuren daar afnemen.<br />
- Minder autokilometers in de stad (met een gelijk aantal bezoekers).<br />
Opstelling om maatschappelijke baten te berekenen<br />
Onderstaand figuur biedt een opstelling om voor beide onderdelen (voertuigverliesuren<br />
en verbeteren leefbaarheid) het effect van P+R te berekenen. In de opstelling<br />
gaat het om een P+R terrein met 250 plaatsen waarvan gemiddeld 70% bezet is.<br />
Kritische factoren bij het berekenen van het maatschappelijk effect:<br />
- Het gebruik van een parkeerplaats (turnover). Een auto in het woon-werkverkeer<br />
staat de hele dag geparkeerd; deze parkeerplaats levert weinig ritten minder op.<br />
- De mate waarin ritten worden afgevangen op tijdstippen met congestie. Rond een<br />
grote stad kunnen zowel de zaterdagmiddag (bezoekers) als de reguliere spitsuren<br />
(woon-werk) kritisch zijn.<br />
Figuur 21<br />
Voorbeeld van een opstelling<br />
om effecten P+R te<br />
berekenen<br />
Aantal parkeerplaatsen P+R 250<br />
Bezetting gemiddeld 70%<br />
Gemiddeld aantal auto’s 175<br />
Verdeling gebruik naar doelgroepen: Turnover *) Totaal ritten Waarvan ‘met<br />
congestie’<br />
Totaal afname<br />
ritten<br />
Bezoekers 50% 3 263 20% 53<br />
Woon-werkverkeer 40% 1 70 100% 70<br />
Bewoners 10% 1 18 50% 9<br />
100% 350 131<br />
Aantal gerduceerde ‘congestie ritten 131<br />
Aantal km natransport P+R<br />
12 km<br />
Aantal gereduceerde kilometers (%) 8400 km<br />
*)<br />
Aantal auto’s dat op een dag van een parkeerplaats gebruik maakt<br />
(%) Totaal aantal ritten * 2 * aantal km.<br />
De positieve maatschappelijke baten zijn mede afhankelijk van de mate waarin de<br />
‘afgevangen ritten’ door ander autoverkeer wordt opgevuld. Winkeliers zijn geneigd<br />
P+R als een netto toename van het parkeerareaal te beschouwen. Het maatschappelijk<br />
effect van P+R kan daarom alleen in een totaalpakket worden beoordeeld.<br />
Kosteneffectiviteit<br />
De kosteneffectiviteit van P+R wordt bepaald door een groot aantal factoren:<br />
- De aanleg en verwervingskosten van het terrein: zeker op goed bereikbare terreinen<br />
zal dit een grote post zijn als een terrein nog moet worden aangekocht. Het gebruik<br />
als P+R moet concurreren met wellicht lucratiever vormen van grondgebruik.<br />
- De beheerkosten van het terrein: onderhoud, bewaking, bemensing, enzovoort.<br />
- De kosten van het natransport.<br />
63 Verkenner mobiliteitseffecten
P+R zal ook enkele directe baten kunnen genereren:<br />
- De opbrengsten uit het parkeren, gesteld dat dat niet gratis is.<br />
- De opbrengst van het natransport.<br />
- De opbrengst uit het totale P+R concept’.<br />
Afhankelijk van het gekozen business model komen de kosten en baten bij de verschillende<br />
stakeholders terecht: vindt er een verrekening plaats tussen natransport<br />
(met OV-chipkaart) en parkeren? De kosteneffectiviteit wordt in belangrijke mate<br />
bepaald door het gekozen business model.<br />
64 Verkenner mobiliteitseffecten
Kennisplatform Verkeer en Vervoer - Samen weten we meer