Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
epalende moment <strong>van</strong> de werkelijkheid vormt, is in laatste instantie fundamenteel voor de inhoud<br />
en de ontwikkeling <strong>van</strong> de <strong>filosofie</strong>.[22] Hier ligt, aldus <strong>Dietzgen</strong>, de sleutel <strong>van</strong> het begrip <strong>van</strong> de<br />
zich definitief doorzettende vooruitgang <strong>van</strong> de <strong>filosofie</strong> die resulteert in het ontstaan <strong>van</strong> een<br />
wetenschappelijke kennistheorie.<br />
<strong>Dietzgen</strong> ontwikkelt een eigen <strong>dialectisch</strong>e denkwijze wanneer hij onherroepelijke, metafysisch<br />
verstarde waarheden afwijst. Naar zijn mening is alleen de totaal-samenhang, die in voortdurende<br />
ontwikkeling is, absoluut. <strong><strong>De</strong>el</strong>waarheden zijn relatief, zijn slechts waar onder bepaalde<br />
verhoudingen of in een bepaalde relatie. Elke onwaarheid draagt een waarheid in zich.<br />
Zoekend naar het bepalende in de verhouding <strong>van</strong> zijn en denken wil <strong>Dietzgen</strong> idealistische en<br />
reeds bestaande <strong>materialistische</strong> posities vermijden. Beide gaan zijns inziens uit <strong>van</strong> een<br />
dogmatisch, zoals hij het noemt, ‘überschwenglich’ standpunt. <strong>De</strong> term ‘überschwenglich’ gebruikt<br />
<strong>Dietzgen</strong> vaak. <strong>De</strong>ze heeft bij hem een sterke geladenheid in de betekenis <strong>van</strong> overdreven,<br />
bovenmatig, buitensporig, maar dat heel letterlijk genomen: los <strong>van</strong> of naast de realiteit staand,<br />
boven de realiteit uitgaand, dus niet reëel. Dit kritisch uitgangspunt voert hem op een lange weg <strong>van</strong><br />
een voortschrijdende behandeling <strong>van</strong> centrale kentheoretische en ontologische vragen. Evenzeer<br />
zet <strong>Dietzgen</strong> zich in veel artikelen in de arbeiderspers in voor een praktische toepassing <strong>van</strong> deze<br />
‘proletarische Logik’. Niet in de laatste plaats verzet hij zich bij praktische vragen tegen zijns<br />
inziens metafysisch verstarde formele scheidslijnen. Hij wil de arbeiders de procesmatige eenheid<br />
der dingen uitleggen.<br />
Het hoofdwerk <strong>van</strong> <strong>Dietzgen</strong> ‘Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit’ is een analyse <strong>van</strong> het<br />
denken als kenactiviteit, waar<strong>van</strong> het vormen <strong>van</strong> algemene begrippen op basis <strong>van</strong> bijzondere<br />
zintuiglijke gegevens de essentie vormt. <strong>De</strong> mogelijkheid om tot kennis te komen bestaat in de<br />
noodzaak en de reëel bestaande vaardigheid op te stijgen <strong>van</strong> het bijzondere naar het algemene:<br />
‘Somit ergibt die Analyse des <strong>De</strong>nkvermögens das letztere als Fähigkeit, aus dem Besonderen das<br />
Allgemeine zu erforschen.’[23] <strong>Dietzgen</strong>s betoog over de verhouding <strong>van</strong> het bijzondere en het<br />
algemene, en de opvatting dat het wezenskenmerk <strong>van</strong> het denkvermogen is dat dit het bijzondere<br />
algemeen kan vatten, brengt de vraag met zich mee in hoeverre hij een inductivistisch of<br />
empiristisch standpunt inneemt, in strijd met de eigen kenschets <strong>van</strong> zijn <strong>filosofie</strong> als <strong>dialectisch</strong>e<br />
theorie.<br />
In de latere ‘Briefe über Logik’, in ‘Streifzüge eines Sozialisten in das Gebiet der<br />
Erkenntnistheorie’ en in ‘Das Akquisit der Philosophie’ wordt de fundamentele materiële eenheid<br />
<strong>van</strong> de wereld met al haar onderscheiden verschijnselen tot kernproblematiek. <strong>Dietzgen</strong> formuleert<br />
een filosofische eenheidsleer met als uitgangspunt de materialistisch opgevatte totale werkelijkheid,<br />
‘das Weltall’. Dit monisme ligt volgens <strong>Dietzgen</strong> in het verlengde <strong>van</strong> zijn kennistheorie.<br />
Kortere kentheoretische stukken gaan in op het sterker opkomende neokantianisme en vormen <strong>van</strong><br />
agnosticisme, wanneer deze richtingen ook in de arbeidersbeweging meer vaste voet aan de grond<br />
krijgen. F.A. Langes ‘Geschichte des Materialismus und Kritik seiner Bedeutung in der Gegenwart’,<br />
in 1866 verschenen, kan men als kenmerkend begin <strong>van</strong> die tendens beschouwen.[24] <strong>Dietzgen</strong><br />
verwerpt in die stroming vooral de metafysisch-religieuze resten, die hij erin meent te signaleren.<br />
Hij doelt dan op het onkenbare ‘Ding an sich’, dat naar zijn mening geïnterpreteerd kan worden als<br />
een mysterieus geheim achter de ‘gewone’ gekende dingen en aldus een basis vormt voor religie,<br />
door <strong>Dietzgen</strong> soms als bijgeloof aangeduid. Het nieuwe door het kantianisme geïnspireerde<br />
agnosticisme laat een dergelijk ‘Ding an sich’ misschien wel los, maar houdt vast aan ‘das<br />
Unbegreifliche’, als het om kennis <strong>van</strong> wezenlijke kenmerken <strong>van</strong> de wereld gaat. Dat komt