Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> dingen zelf, die in de ‘Sinnlichkeit’ als verschijningsvormen zijn gegeven, vormen het reële<br />
uitgangspunt <strong>van</strong> alle oordeelsvorming. In dit uitgangspunt ligt, ondanks de door <strong>Dietzgen</strong> <strong>van</strong> Kant<br />
overgenomen terminologie, kritiek op het kantianisme besloten. <strong>De</strong> realiteit, als kenbare eenheid<br />
begrepen, of het kwalitatieve gaat vooraf aan alle kennen. ‘<strong>De</strong>r Idealismus andererseits vergißt über<br />
dem quantitativen Unterschied die qualitative Einheit. Er ist überschwenglich, macht die relative<br />
Trennung zu einer absoluten.’[16] Het is de wereld zelf die als totaal <strong>van</strong> bijzonderheden door de<br />
mensheid, deel <strong>van</strong> die wereld, wordt gekend. In die zin is een scheiding onmogelijk.<br />
Lenin tekent in de ‘Philosophische Hefte’ aan dat voor Feuerbach kwaliteit en gewaarwording ‘ein<br />
und dasselbe’ zijn.[17] Het gaat hier om dezelfde betekenissen als in <strong>Dietzgen</strong>s reflectie. <strong>De</strong> term<br />
kwaliteit slaat op het gegeven zijn <strong>van</strong> het zijnde als zodanig en kwantiteit op de nadere bepalingen<br />
die het denkvermogen hierin weet te onderscheiden. In die zin passen kwantiteit en wezen goed bij<br />
elkaar, want het wezen der dingen wordt door het denken als algemeen begrip bepaald op basis <strong>van</strong><br />
bijzondere gegevens, gegeven in de gewaarwording. Hoe treffend het gevonden begrip is, het is een<br />
door de mens ontwikkeld begrip. Het ding ‘zelf’ of liever de wereld zelf is altijd rijker, omvattender<br />
dan het meest treffende begrip er<strong>van</strong>. In die zin is het denken altijd vervreemding <strong>van</strong> de<br />
werkelijkheid, abstractie. Daarom karakteriseert <strong>Dietzgen</strong> het denken als een abstraheringproces en<br />
het denkvermogen als abstraheringvermogen. Iets als wezenlijk aanduiden geschiedt door het<br />
menselijk denken, al ligt de ervaring ten grondslag aan dit actieve denkproces. Met dit<br />
‘kwantitatieve’ proces leert de mens de wereld hanteerbaar te maken. Zonder onderscheid kan niet<br />
worden gedacht, ook al weten we dat alles uiteindelijk in samenhang bestaat: ‘<strong>De</strong>nkkunst ist<br />
Scheidekunst im Zusammenhang.’[18]<br />
2.5 Causaliteit<br />
Een term die tot verschillende interpretaties heeft kunnen leiden op grond <strong>van</strong> enkele niet<br />
eenduidige formuleringen, is <strong>Dietzgen</strong>s causaliteitsbegrip. <strong>Dietzgen</strong> constateert – ook hier speelt<br />
waarschijnlijk het verwerken <strong>van</strong> de ideeën <strong>van</strong> Kant een rol, die stelt dat Hume hem uit zijn<br />
dogmatische sluimer had gewekt – dat het begrip oorzaak vaak een ‘überschwengliche’, een<br />
bovennatuurlijke betekenis heeft in de idealistische <strong>filosofie</strong>. Men zoekt kennis over een oorzaak of<br />
werking, een ‘ding’ verborgen achter de verschijnselen. Een dergelijk kennisideaal is gericht op het<br />
vinden <strong>van</strong> dé oorzaak, zowel in het wetenschappelijke als in het ideologische vertoog. Men zoekt<br />
God, een onbewogen beweger, in ieder geval een absoluut begin.<br />
<strong>Dietzgen</strong>s opvatting is dat er geen absolute en isoleerbare oorzaak bestaat. Hij gaat uit <strong>van</strong> de<br />
oneindige materie, natuur of werkelijkheid. Er bestaat een oneindige keten <strong>van</strong> oorzakelijkheid en<br />
complexe wisselwerkingen. In het kenproces echter moet iets bepaald worden, anders bestaat er<br />
geen kennis. Dus moet het denken oorzaken, werkingen, hoofd- en bijzaken in de ontwikkeling<br />
vaststellen, en ook hun specifieke samenhang bepalen, al is die vaststelling in belangrijke mate<br />
kunstmatig. Anders gezegd, deze bepalingen zijn relatief en subjectief gekleurd. <strong>De</strong> beweging <strong>van</strong><br />
de materie zelf, als continue stroom <strong>van</strong> oorzakelijkheid, is niet relatief, maar absoluut. In<br />
<strong>Dietzgen</strong>s wereldbeeld past geen ‘Ding an sich’ en geen oorzaak ‘an sich’, maar daarmee komt de<br />
objectieve of reëel bestaande oorzakelijkheid of wisselwerking nog niet op losse schroeven te staan.<br />
<strong>De</strong> afwijzing <strong>van</strong> oorzaken ‘an sich’ betekent voor <strong>Dietzgen</strong> afwijzing <strong>van</strong> de klassieke metafysica<br />
en de religie, en het aanvaarden <strong>van</strong> een objectieve dialectiek <strong>van</strong> universele wisselwerking.[19]<br />
<strong>Dietzgen</strong> relativeert aldus de kennis <strong>van</strong> oorzaken in die zin dat er geen enkele absolute oorzaak los<br />
<strong>van</strong> de gekende werkelijkheid kan bestaan. Hij ontkent echter niet de causaliteit zelf: ‘so verlangen<br />
wir von der Ursache, daß sie wirklich, daß sie Ursache einer objektiv gegebenen Wirkung sei.’[20]<br />
Het causaliteitsbegrip moet <strong>van</strong> zijn religieus-metafysisch karakter worden ontdaan.[21] In het<br />
verlengde <strong>van</strong> deze inzet treft men in enkele passages een radicalisering aan <strong>van</strong> <strong>Dietzgen</strong>s