20.11.2014 Views

Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...

Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...

Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

waardoor hij wel gezien wordt als een <strong>van</strong> de grondvesters <strong>van</strong> het neokantianisme. Helmholtz<br />

benadrukt echter, in tegenstelling tot Kant, de kenbaarheid <strong>van</strong> de wereld en wijst a-priorische<br />

uitgangspunten af. Alle begrippen zijn volgens Helmholtz terug te voeren op de ervaring of moeten<br />

erop terug te voeren zijn. Hier is een parallel tussen Helmholtz’ en <strong>Dietzgen</strong>s ideeën zichtbaar. Een<br />

verschil is dat Helmholtz in zijn natuurwetenschappelijk-<strong>materialistische</strong> oriëntatie soms een<br />

kantiaanse terminologie gebruikt bij vraagstukken waar <strong>Dietzgen</strong> met klem het kantianisme afwijst.<br />

Anders dan bij <strong>Dietzgen</strong>, en inconsequent m.b.t. zijn eigen empirisch uitgangspunt en standpunt<br />

over de kenbaarheid <strong>van</strong> de wereld, houdt Helmholtz vast aan de op Kant gebaseerde scheiding<br />

tussen wezen en verschijningsvorm. Op deze wijze formuleert hij een onkenbaar wezen <strong>van</strong> de<br />

dingen en meet hij het kenvermogen toch weer een begrensdheid aan. Men kan concluderen dat<br />

volgens Helmholtz de werkingen der dingen kenbaar zijn, maar het wezen <strong>van</strong> de dingen niet.<br />

<strong>Dietzgen</strong> daarentegen wijst juist consequent elke scheiding tussen de dingen ‘für mich’ en ‘an sich’<br />

af. Het wezen der dingen verschijnt, is voor het denken doorgrondelijk. Dit is geen wezen ‘an sich’,<br />

want alles bestaat in samenhang. Wanneer <strong>Dietzgen</strong> spreekt over de ‘werking’ <strong>van</strong> de dingen<br />

bedoelt hij dat het ‘ding’ zich in zijn werking aan ons toont. Het ding is voor <strong>Dietzgen</strong> een realiteit<br />

die werkelijk wordt gekend. <strong>Dietzgen</strong> reduceert de dingen niet tot verschijnsel of indruk, maar is<br />

bang in formuleringen terecht te komen die het bestaan <strong>van</strong> een ‘Ding an sich’ zouden suggereren.<br />

Een ‘Ding an sich’ beschouwt <strong>Dietzgen</strong> als metafysisch abstractum dat staat voor de onkenbaarheid<br />

der dingen. Voor <strong>Dietzgen</strong> is, anders dan bij Helmholtz, ‘das Wesen der Dinge’ een theoretische<br />

uitdrukking <strong>van</strong> de in de ervaring gegeven wereld zelf.<br />

In <strong>Dietzgen</strong>s werk wordt niet duidelijk of hij Helmholtz’ geschriften heeft gelezen. Helmholtz<br />

wordt niet genoemd, maar anderzijds stelt <strong>Dietzgen</strong> zich goed op de hoogte <strong>van</strong> filosofische<br />

geschriften <strong>van</strong> natuurwetenschappers. Filosofisch belangrijke geschriften <strong>van</strong> Helmholtz<br />

verschijnen nadat <strong>Dietzgen</strong> zijn ‘Kopfarbeit’ reeds heeft gepubliceerd. Helmholtz’ bekende<br />

natuurwetenschappelijke uiteenzetting ‘über die Erhaltung der Kraft’ stamt echter al <strong>van</strong> 1847.<br />

[24] Dat het hier om een onnauwkeurige uitspraak gaat en <strong>Dietzgen</strong> hier met ‘Dinge’ ‘Dinge an<br />

sich’ bedoelt, lijkt bevestigd te worden in de eerste brief aan Marx waarin staat: ‘Wir sehen wohl<br />

nicht die Dinge “selbst”, sondern nur ihre Wirkungen auf unsere Augen. <strong>De</strong>r Stoff is unvergänglich,<br />

das heißt nur, überall u(nd) zu allen Zeiten ist Stoff. <strong>De</strong>r Stoff erscheint, und die Erscheinungen sind<br />

stofflich. <strong>De</strong>r Unterschied zwischen Schein und Wesen ist nur quantitativ.’ In DS III p. 402, brief<br />

<strong>van</strong> 24 okt./7 nov. 1867. Wanneer <strong>Dietzgen</strong> ‘selbst’ schrijft, lijkt hij ‘an sich’ te bedoelen, al kan<br />

men staande houden dat dit ‘selbst’ geen heldere kwalificatie is. We zien niet een mysterieus wezen<br />

<strong>van</strong> de dingen, meent <strong>Dietzgen</strong>, maar de dingen zoals ze in samenhang met andere ‘dingen’ en in<br />

samenhang met het kennend subject bestaan. Hij meent dat een wezen ‘an sich’ of iets ‘an sich’<br />

helemaal niet bestaat of kan bestaan, omdat iets ‘an sich’ iets is zonder context, wat onmogelijk kan<br />

bestaan. Dit gegeven doet niets af aan het materiële bestaan der dingen. Het gaat <strong>Dietzgen</strong> om een<br />

kentheoretische kritiek op ieder ‘bijgeloof’, dat mysterieuze zaken zoekt achter de ‘gewone’ wereld<br />

der verschijnselen.<br />

[25] Zie H. Roland Holst, Josef <strong>Dietzgen</strong>s Philosophie, gemeinverständlich erläutert in ihrer<br />

Bedeutung für das Proletariat, München 1910, p. 9. Nederlandse vertaling, Rotterdam 1910, blz. 8.<br />

Over causaliteit zegt Roland Holst op blz. 8: ‘Niets anders dan een dergelijk menschelijk<br />

hulpmiddel ter oriënteering bij zijne ervaringen is ook het aannemen <strong>van</strong> de causaliteit, <strong>van</strong> die<br />

categorie of indeeling <strong>van</strong> het denken, welke in ieder verschijnsel de werking eener oorzaak, en in<br />

iedere oorzaak het een verschijnsel te weeg brengende ziet. <strong>De</strong>ze categorie is voor den modernen<br />

wetenschappelijken mensch <strong>van</strong> de hoogste beteekenis geworden. (...) Echter moeten wij ons in het<br />

wezen der oorzaken niet bedriegen, en ons er steeds bewust <strong>van</strong> blijven, dat wij de oorzaken niet<br />

met de zinnen waarnemen, maar met het hoofd, dat zij, hoewel in verbinding met het materiaal door<br />

de zintuigen bijeengebracht, toch door het denkvermogen worden verwekt.’ <strong>Dietzgen</strong> haalt

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!